Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hier beghint dat boeck Ruth.

¶ Elimelech van Bethleem reyst inden dieren tijt met Naemi sinen wijue, ende met twee sonen in der Moabiten lant.

Ruth des eens soons verlatene weduwe reyst met Naemi haers gestoruens mans moedere wederom thuys te Bethleem.

Dat .I. Capittel.

1

Ga naar margenoot+INder tijdt doen dye rechters regeerden, so wert eenen dieren tijt inden lande Ende een man van Bethlehem Iuda trock wandelen inder Moabiten lant, met sinen wiue, ende twee sonen,

2

die hiet Elimelech ende zijn wijf Naemi, ende sine twee sonen Mahelon ende Chilion, die waren Ephratheen van Behleem Iuda, ende doen si quamen int lant der Moabiten, woonden si aldaer,

3

Ende EliMelech die man Naemi sterf, ende si bleef ouer met haren twee sonen,

4

dye namen Moabijtsche wijuen, dye eene hiet Arpa, die andere Ruth, ende doen si daer thien iaer ghewoont hadden,

5

so storuen si alle beyde Mahelon ende Chilion, also dat dat wijf berooft was beyde der sonen ende haers mans.

6

Doen maeckte si haer op met harer twee sonen wijuen, ende troc weder wt der Moabiten lant, Ga naar margenoot+ want si hadde onderuonden inder Moabiten lant, dat dye HERE sijn volc besocht had, ende hen broot gegeuen,

7

ende ginc wt vander plaetsen daer si geweest was, ende beyde haerder sonen huysurouwen met haer, ende doen si ginc opten wech, dat si weder soude comen int lant Iuda,

8

sprac si tot tot haerder beyder sonen wijuen. Gaet henen, ende keert wederomme, elck tot haerder moeder huys. Die HERE doe aen v ontfermherticheit so ghi aen die dooden ende aen mi ghedaen hebt.

9

Die HERE gheue v dat ghi ruste vindet, Ga naar margenoot+ elck in haers mans huyse, ende custese.

10

Doen hieuen si haer stemme op, ende weenden ende seyden tot haer, Wi willen met v tot dijnen volcke gaen,

11

Mer Naemi sprac. Keert wederomme mijn dochteren, waerom wildy met mi gaen?

Hoe can ic voortaen kinderen in mijnen lichame gehebben, die uwe mannen sijn mochten.

12

Keert wederomme mijne dochteren, ende gaet henen, want ic ben nv te out, dat ic eenen man soude nemen Ende al waert dat ic seide. Het is te hopen dat ic desen nacht eenen man nemen sal ende kinderen baren,

13

Ga naar margenoot+so en soude ghi nochtans niet connen gebeyden, tot si groot werden, want ghi sout verouden, also dat ghi gheenen man en sout connen ghehebben, Niet mijne dochteren, want het doet mi voor v te wee, want des HEREN hant is ouer mi wtghegaen.

14

Doen hieuen si haer stemmen op, ende weenden noch meer, ende Arpa custe haers mans moeder, mer Ruth hinck aen haer,

15

Mer si sprack, Siet v swagherinne is weder gekeert tot haren volcke, ende tot haren God, keert ghi ooc wederomme uwer swagerinnen na,

16

Ruth antwoorde, spreeckt mi niet in, dat ic v verlaten soude, ende van v omme keeren, waer ghi henen ghaet, daer wil ick oock henen gaen, waer ghi blijft, daer blijue ick ooc. Vwe volck is mijn volck, ende v God is mijn God,

17

waer ghi sterft, daer sterue ic ooc, daer wil ic ooc begrauen worden, de HERE

[pagina *]
[p. *]

doe my dit ende dat, die doot moet ons scheyden.

18

Als si nv sach dat si vast inden sinne was met haer te gaen, so liet si af met haer daer af te spreken

19

Also ginghen die beyde met malcanderen tot dat si tot Bethlehem quamen. Ende doen si tot Bethlehem in quamen, soo ruerde haer die heele stadt ouer hen ende seyden. Is dat die Noemi?

20

Mer si seyde tot hem, En heet mi niet Noemi, maer Mara, want die almachtige heeft mi seer bedroeft.

21

Vol troc ic wt, mer ydel heeft mi de HERE weder thuys bracht Waerom heet ghi mi dan Noemi, so mi die HERE doch verootmoedicht heeft, ende die almachtige bedroeft

22

Het was omtrent den tijt, dat den ghersten oogst begonst, Doen Noemi ende haers soons wijf Ruth die Moabitinne, weder quamen vander Moabiten lant tot Bethlehem,

23

Daer was ooc een man die vrient vanden man van Noemi, vanden geslachte Elimelech geheeten Boas, die was een redelic man

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 6

margenoot+
ij.re. xv

margenoot+
C vers 13


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken