Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Die coninc Hiram seynde den coninck Salomo costelijcke werclieden, om den tempel te tymmeren te Ierusalem.

Dat .v. Capittel

[afbeelding]

1

Ga naar margenoot+ENde Hiram dye coninck te Tyro sandt sijn knechten tot Salomo, want hy hadde gehoort, dat si hem tot eenen coninc gesalft hadden in sijns vaders stede, want Hiram beminde Dauid sijn leuen lanc

2

Ende Salomo sandt tot Hiram, ende dede hem seggen

3

Ghi weet dat mijn vader Dauid geen huis en mochte timmeren den name des HEEREN sijns Gods, om des oorloochs wille dat rontsom hem was, tot datse die HERE onder sinen voetsolen gaf,

4

Mer nv heeft mi die HERE mijn God, rontomme rust gegeuen, also datter geen vyant noch quade hindernisse meer en is,

5

Siet, dus heb ic gedacht een huys te tymmeren den name des HEREN mijns Gods so die HERE tot mijnen vader Dauid ghesproken heeft, ende gheseyt, V soon dien ic in v stede setten sal, op uwen stoel, die sal mijnen naem een huys timmeren,

6

Dus beuelet nv, datmen mi cederboomen wt Libanon houwe, ende dat uwe knechten met mine knechten sijn, ende dat loon uwer knechten wil ic v geuen, allet so ghi segt, want ghi weet dat bi ons nyemant en is die hout weet te houwen gelijc de Sidoniers.

7

Doen Hiram die woorden Salomo hoorde, verblijde hi hem hoochlic ende sprac, Gelooft si de HEERE heden, die Dauiden eenen wijsen sone ghegheuen heeft, ouer dit volc.

8

Ga naar margenoot+Ende Hiram sant tot Salomo, ende dede hem seggen, Ic heb gehoort al wat ghi tot mi ghesonden hebt, Ic wilt doen na alle uwer begeerten, met cederboomen ende met vueren houte,

9

Mijn knechten sullense van Libano afbrenghen, aen die zee, ende wilse in vloten leggen op die zee, totter plaetsen toe, die ghy mi te kennen sult geuen, ende wilse v daer aen brengen ende wtrechten. ende ghi sultse doen halen, Mer ghi sult mijne begeerte ooc doen, ende mijnen gesinne spijse geuen,

10

Aldus gaf Hiram Salomo cederen ende vueren hout na allen sinen begeeren.

11

Salomo gaf Hiram weder xx.M. choren ofte maten tarwen te etene voor sijn gesin. Ga naar margenoot+ Ende .xx. choren oft maten ghestooten olijs, Sulck ghaf Salomo Hiram iaerlicx.

12

Ende die HERE gaf Salomo wijsheit, so hi hem

[pagina *]
[p. *]

ghesproken hadde, ende twas vrede tusschen Hiram, ende Salomo, Ende si maecten beyde een verbont met malcanderen,

13

Ende Salomo maecte een wtkiesen ouer alle Israel, Ende der wtgecoren werclieden waren dertich duysent mannen,

14

ende seindese tot Libanon ouer elcke twee maenden thien duysent, Also dat si een maent op Libanon waren, ende twee maenden thuys, Ende Adoniram was ouer die wtghecosen.

15

Ga naar margenoot+Ende Salomo hadde tseuentich duysent die lasten droegen, ende tachtentich dusent die daer timmerden opten berch,

16

sonder die ouerste officiers Salomo dye ouer dat werc geset waren, te weten drie duysent, ende vier hondert, die welcke ouer dat volc regeerden die daer aent werc arbeyden.

17

Ende die coninc geboot dat si grote ende costelike stenen wt souden breken, te weten gehouwen steenen totten fondament des huys, Ga naar margenoot+

18

Ende die timmerliyden Salomo, ende die timmerlieden Hiram ende die aen die palen waren hieuwen wt, ende bereyden houten, ende steenen om dat huys te tymmeren.

[afbeelding]

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 8

margenoot+
C vers 11

margenoot+
D vers 15

margenoot+
Dertich ellen hooge, Int ander deel der Croniken int iij. Cap. seyt den text, dat het huis hondert ende .xx. ellen is, hooch geweest welc van des gheheelen huys hoochte is ghesproken maer hier spreeckt hi vanden ondersten ghetymmer ofte welfsel alleene welck xxx. ellen hooch was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken