Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hier wort den tijt bescreuen, wanneer dat Salomon begonnen heeft den tempel te tymmeren, ende oock wanneer hy volbracht wert.

Dat .vi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+INden vier hondersten ende tachtentichsten iare, na den wtganc der kinderen van Israel wt Egipten lant, inden vierden iare des conincrijcx Salomo, ouer Israel, inder maent Sif, dat is dye anderde maent so wert dat huys des HEREN getymmert,

2

Dit huys dat die coninck Salomo den HEERE tymmerde, was tsestich ellen lanc, twintich ellen breet ende dertich ellen hooch,

3

ende hi tymmerde een poortael, voor den tempel twintich ellen lanc, na der breyden des huys, ende thien ellen breet voor dat huys henen,

4

Ende hi maecte in dat huys vensteren, diemen met leden op ende toe mochte doen.

5

Ende hi tymmerde eenen ommeganc aenden mueren des huys rontomme, dat hi, beyde om den tempel ende om den choor ginc, ende hi maecte sinen buytensten muer daer omme.

6

Den ondersten ghanck was vijf ellen wijt, ende den middelsten ses ellen wijt, ende den derden seuen ellen wijt, Want hi leyde balcken van buyten int huys rontsom, dat si hen niet en hielden aenden wandt des huys.

7

Ende doen dat huys getimmert wert, so werdet van geheelen ende wtgebrokenen steenen getimmert also datmen gheenen hamer noch bijl, noch eenich yseren instrument en hoorde.

8

Ga naar margenoot+Mer een dore was ter rechter siden midden aent huys, also datmen door eenen windelsteen op ginc op den middelganc, ende vanden middelganc opten derden.

9

Aldus tymmerde hi dat huys, ende voleynde dat Ende hi bescutte dat huys met Cederen, beyde bouen ende aen die wanden,

10

Hi timmerde ooc eenen ghanc bouen op dat geheele huys, vijf ellen hooghe, Ende decte dat huys met cederen hout.

11

Ende des HEREN woort quam tot Salomo, ende sprac,

12

dat si dat huys dat ghi timmert, Ist dat ghy in minen seden wandelt, ende na minen rechten doet, ende al mijn gheboden houdt, om daer inne te wandelen, so wil ic mijn woort met v beuestigen, ghelijc ic uwen vader Dauid ghesproken heb,

13

ende wil onder die kinderen van Israel woonen, ende ic en wil mijn volc Israel niet verlaten.

14

Alsoo tymmerde Salomo dat huys, ende voleynde

15

ende tymmerde die wanden des huys van binnen aen die siden van cederen, van des huys pauiment aen, tot den dake toe, Ga naar margenoot+ ende bescuttet van binnen met houte, ende solderde den vloer des huis met dennen berderen.

16

Ende hi tymmerde achter int huys eenen cederen want, twintich ellen lanc, vanden pauimente totten dake toe, Ende tymmerde daer binnen den choor, ende dat Alderheylichste,

17

Maer dat huys des tempels voor den choor was .xl. ellen lanc.

18

Van binnen was dat geheele huys enckel cederen met gedraeyde knoopen ende bloemwerc, also datmen gheenen steen en sach,

19

Maer den choor bereyde hi van binnen int huys, datmen die arcke des verbonts des HEREN aldaer soude setten,

20

Ende voor den choor die twintich ellen lanc, twintich ellen wijt, ende twintich ellen hooch was, ende ouertrocken met louteren goude, ende ouerdecte den outaer met cederen.

21

Ende Salomo ouertroc dat huys van binnen met louteren goude, ende troc gulden grendelen voor den Choor, die hi met goude ouertrocken hadde,

22

alsoo dat dat gheheele huys met goude ouertrocken was, daer toe ooc den geheelen outaer voor den choor ouertroc hi met goude.

23

Hi maecte ooc inden choor twee Cherubim .x. ellen hooch, van olijfboomen hout,

24

vijf ellen had eenen vlogel, eens yegelijcx Cherubs, also dat .x. ellen waren vanden eynde zijns eens vlogels, totten eynde zijns anderen vlogels.

25

Also hadde die ander Cherub ooc x. ellen, ende was eenderley mate, ende eenderley ruymte beyde der Cherubim,

26

also dat elc Cherub .x. ellen hooch was,

27

Ende hi dede die Cherubim binnen int huys, ende dede haer vlogelen wtbreyden, dat des eens vlogel raecte aen desen want, ende des anderen Cherubs vlogel raecte aenden anderen want,

28

Mer midden inden huyse raecte den eenen vlogel den anderen, Ende hi ouertrock die Cherubim met goude.

29

Ende aen allen wanden des huys alomwe, liet hy draeywerck maken van wtgegroefden Cherubim palmen ende bloemwerc.

30

Ooc ouertroc hy den bodem

[pagina *]
[p. *]

oft pauiment des huys met gulden platen,

31

Ende inden inganc des choors maecte hi twee dueren van olijfboomen houte, met vijfcantige posten,

32

ende liet daer draywerc op maken van Cherubim, palmen ende bloemwerc ende ouertrocse met gulden platen,

33

Also maecte hy ooc inden inganc des tempels viercante posten, van olijfboomen houte,

34

ende twee dueren van vueren of dennen houte, also dat elc duere twee bladeren had, aen malcanderen hangende,

35

ende maecte daer op draeywerc van Cherubim, palmen ende bloemwerc, ende ouertrocse met goude, recht soot beuolen was.

36

Ende timmerde ooc eenen voorhof daer inne van drie rijen behouwender steenen ende van eender rijen gheschaefden Cederen.

37

In dat vierde iaer inder maent Sif, so wert dat fondament geleyt aenden huyse des HEREN,

38

Ende inden elfsten iare inder maent Bul, dat is dye achtste maent, wert dat huys volmaect, so het zijn soude, also dat si daer aen .vij. iaer timmerden.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 8

margenoot+
C vers 15


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken