Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Daer quam weder eenen dieren tijt seuen iaer. Een wijf wijct daerom in een ander lant, ende quam weder: Benhadad is cranck ende vraecht raet, van Heliseo, ende Ochosias Iorams sone.

Dat .viij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ELisa sprac metten wijue, dyes soon hi leuende hadde gemaect ende sprac Maect v op, ende gaet wech met uwen huyse, ende sijt vreemdelinc, waer ghi moecht, Want die HERE sal een dierte roepen, die sal int lant comen seuen iaer lanc.

2

Dat wijf maecte haer op so die man Gods haer seyde, ende troc wech met haren huyse, ende wert seuen iaer vreemdelinc inder Philisteen lant.

3

Mer doen die seuen iaer om waren, so quam dat wijf weder wt der Philisteen lant, ende si ginc wt om den coninck aen te roepen, om haers huys, ende

[pagina *]
[p. *]

ackers,

4

Die coninc sprac met Gehasi den knape des mans Gods, ende seyde. Vertelt mi alle die groote daden, die Elisa gedaen heeft.

5

Ende in dyen hi den coninc vertelde, hoe hi eenen dooden leuende hadde gemaect Siet, doen quam recht dat wijf daer toe, welcx soon hi leuende gemaect had, ende riep den coninc aen, om haer huys ende ackers. Doen sprac Gehasi mijn Here Coninc, Ga naar margenoot+ dat is dat wijf, ende dit is haer soon die Elisa leuende heeft gemaect,

6

Ende die Coninc vraechde den wiue ende si verteldet hem. Doen ghaf haer die coninc eenen camerlinc, ende sprac, Gheeft haer weder al dat haer is, daer toe allet incomen des ackers, sint dyer tijt, dat si dat lant verlaten heeft, tot nv toe.

7

Ende Elisa quam tot Damascon, Doen lach Benhadad die coninck van Sirien cranck, Ende men gaft hem te kennen, ende sprac. Die man Gods is hier ghecomen,

8

doen sprac die coninc tot Hasael Neemt gauen met v, ende gaet den man Gods te gemoete, ende vraget den HERE door hem, ende spreect, oft ic van deser crancheyt mach genesen.

9

Hasael ginc hem te ghemoete, ende nam giften met hem, Ga naar margenoot+ ende alderley goeden van Damasco veertich kemelen lasts, ende doen hi quam, Ga naar margenoot+ trat hi voor hem, ende sprac V soon Benhadad, de coninc tot Sirien heeft mi tot v gesonden, ende laet v seggen, mach ick ooc van deser crancheyt genesen.

10

Elisa sprac tot hem. Ghaet henen, ende segt hem Ghi sult genesen. Maer die HERE heeft mi verthoont, dat hi den doot steruen sal.

11

Ende die man Gods sach rijpelick, ende stelde hem hatelijck, ende weende

12

Doen sprac Hasael, waeromme weent mijn Heere? Hi sprac, Ic weet wat quaets ghi den kinderen Israel doen sult. Ghi sult hare vaste steden met vier verbernen, ende hare ionge mannen metten sweerde dooden, ende hare ionge kinderen verworghen, ende hare beuruchte vrouwen verschoren

13

Ga naar margenoot+Hasael sprac. Wat is v knecht die hont, dat hi sodanige groote dingen doen soude. Elisa sprac. Dye HERE heeft mi verthoont, dat ghi coninc tot Sirien sijn sult.

14

Ende hi ginc wech van Elisa, ende quam tot sinen Here, die sprac tot hem. Wat seyde v Elisa? Hi seyde mi, ghi sult genesen.

15

Des andernn daechs nam hi die saerdse of beddecleet, ende nettedet int water, ende spreydet wt ouer hem henen, doen sterf hi, ende Hasael wert coninc in sijn plaetse

16

Int vijfste iaer Ioram des soons Ahab, des conincx Israel, was Ioram die soon Iosaphat coninc in Iuda

17

tweendertich iaer was hi out, doen hi coninc wert, ende regneerde acht iaer te Hierusalem,

18

ende wandelde op den wech der Coningen Israel, ghelijc dat huys Ahab dede. Want Ahabs dochter was sijn wijf, ende hi dede dat den HERE qualic beuiel.

19

Mer de HERE en woude Iuda niet verderuen, om zijns knechts Dauids wil, gelijc hi hem gesproken hadde, hem een keerse te geuen onder sinen kinderen.

20

Tot sijnder tijt vielen die Edomiten van Iuda af Ga naar margenoot+ ende maecten eenen coninc ouer hen, dat dede Ioram

21

Ioram was door Zaira getrocken, ende alle die wagens met hem, ende was snachts opghestaen, ende hadde die Edomiten geslagen, die rontomme hem waren

22

daer toe die ouersten ouer die waghenen, alsoo dat dat volc vloot in sijn wooningen. Daeromme vielen die Edomiten af van Iuda, tot op desen dach. Oock viel Libna ter seluer tijt af

23

Wat meer van Ioram te seggen is, ende allet wat hi gedaen heeft, siet, dat is gescreuen inder Cronike der Coningen Iuda,

24

ende Ioram ontsliep met sinen vaderen, ende wert begrauen met sinen vaderen inder stadt Dauid. Ende Ahasia sine soon wert coninc in sijn stede

25

Ga naar margenoot+Inden twaelfsten iaer Ioram des soons Ahab des conincx Israel, wert Ahasia die sone Ioram, coninc in Iuda,

26

Ahasia was twintich iaer out, doen hy Coninc wert, ende regneerde een iaer te Hierusalem. Sijn moeder hiet Athalia, een dochter Amri, des conincx Israhel,

27

ende wandelde inden wech des huys Ahab, ende dede dat den HERE qualic behaechde gelijc dat huis Ahab, want hi was een behoude soon inden huyse Ahab,

28

ende hi troc met Ioram den soon Ahab inden strijt tegen Hasael, den coninc tot Sirien, tot Ramoth, in Gilead. Mer die Siriers sloegen Ioram,

29

Ga naar margenoot+Doe keerde Ioram de coninc weder, dat hi hem soude laten heelen te Iesraeel, vanden slagen die hem die Siriers geslaghen hadden te Rama, doen hi tegen Hasael den Coninc tot Sirien strijde. Ende Ahasia, die sone Ioram, dye coninc Iuda quam af om te besoecken Ioram den sone Ahab te Iesreel, want hi lach cranc

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 5

margenoot+
iiij.reg. xiiij.a
margenoot+
C vers 9

margenoot+
D vers 13

margenoot+
ij.re. vij b

margenoot+
F vers 25

margenoot+
G vers 29

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken