Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Rehabeam wordt Coninck ouer Iuda ende BenIamin, Ende hy beghint teghen die Israliten te strijden, dat selue beneemt hem die HERE, Wadt steden dat hi fundeert, dat wort hier bescreuen.

Dat .xi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde doen Rehabeam te Ierusalem quam, so vergaderde hi dat huys Iuda ende BenIamin, hondert ende .lxxx. duysent iongher strijtbaer mannen, om tegen Israel te strijden, dat si dat Conincrijck weder aen Rehabeam souden brenghen,

2

Maer des HEREN woordt quam tot Semaia den man Gods, ende sprack,

3

Segt Rehabeam den sone Salomo, den coninc Iuda, ende den gheheelen Israel, dat onder Iuda, ende BenIamin is, ende segt,

4

So spreect die HERE, Ghi en sult niet op trecken, noch teghen uwe broeders strijden, elc gae weder thuys, Want dat is van mi geschiet, Si gauen den woorde des HEREN gehoor, ende lieten af vanden trecke teghen Ierobean.

5

Ga naar margenoot+Rehabeam woonde te Ierusalem, ende timmerde stercke bemuerde steden in Iuda,

6

te weten Bethleem Eram Thekoa,

7

Bethzur, Socho, Adullam,

8

Gath, Maresa Siph,

9

Adoraim, Lachis, Aseka,

10

Zarega, Aialon ende Hebron, welcke die vaste ende alder stercste steden in Iuda ende BenIamin waren, ende beslootse met mueren,

11

ende hi leyde vorsten, victalie van olye ende wijn daer inne,

12

ende in allen steden maecte hi schilden ende deegens, ende maectese seer vaste, ende Iuda ende BenIamin waren onder hem.

13

Ga naar margenoot+Ooc maecten hen tot hem die priesters ende Leuiten wt geheel Israel, ende wt allen haren palen,

14

Ende si verlieten hare voorsteden ende besittingen, ende quamen tot Iuda te Ierusalem, Want Ierobeam ende sine sone verstietense, dat si den HERE die priesterscap nyet bedienen en mochten,

15

Mer hi stichte hem priesters totten hoochten ende totten veltduuelen, ende calueren die hi liet maken,

16

Ende na hen quamen wt allen stammen Israel, die haer herte gauen, dat si den HERE den God Israel souden soecken te Ierusalem, dat si den HERE den God haerder vaders souden offeren,

17

Ende stercten also dat conincrijc Iu-da, ende confirmeerden ende beuestichden Rehabeam den sone Salomo drie iaer lanc, Want si wandelden inden wech Dauid ende Salomo drie iaer.

18

Ende Rehabeam nam Mahelath die dochter Ierimoth, des soons Dauids, tot eenen wijue, Ende Abihail die dochter Eliab des soons Isai,

19

dye baerde hem dese sonen, Ieus, Semaria, ende Saham,

20

Na dien nam hi Maecha die dochter Absalon, die baerde hem Abia Atha, Sisa, ende Selomith,

21

Mer Rehabeam hadde Maecha, die dochter Absalon lieuer dan alle sine wijuen ende concubinen, Want hi hadde achthien wijuen, ende tsestich concubinen, ende wan .xxviij. sonen ende tsestich dochteren,

22

Ende Rehabeam sette Abia den sone Maecha tot eenen hoofde ende vorste onder sine broederen, Want hi dachte hem coninck te maken.

23

Ende hi nam toe, ende brack wt voor alle sine sonen inden lande Iuda ende BenIamin, in allen vasten bemuerden steden, Ende hi gaf hen voetsels planteyt, ende hi begheerde hoopen wijuers.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 5

margenoot+
C vers 13


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken