Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Ezechias roept dat volc weder totten HERE, Ende hy doeter al af so wat teghen Gode opghericht is.

Dat .xxx. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde Iehiskia seynde tot geheel Israel ende Iuda, ende screef brieuen aen Ephraim ende Manasse, dat si souden comen totten huyse des HEREN te Ierusalem, den HERE den God van Israhel Passach te houden.

2

Ende dye coninc hielt eenen raet, met sinen vorsten, ende metter geheelder ghemeynten te Ierusalem, dat Passah te houden, inder tweester maent.

3

Ende si en constens op die tijt niet gehouden, om dat der priesters niet ghenoech gheheylicht en waren, ende dat het volck noch nyet te samen ghecomen en was te Ierusalem.

4

Ende het beuiel den coninc wel, ende der geheelder ghemeynten,

5

Ende bestelden dattet wt gheroepen worde door gheheel Israel, van Berseba aen, tot Dan toe, op dat si Passah souden comen houden den HERE den God Israel te Ierusalem, Want daer en wasser niet vele die dat hielden, ghelijc bescreuen staet.

6

Ende die loopers ghinghen metten brieuen vander hant des conincx, Ga naar margenoot+ ende sijnder ouersten door geheel Israel ende Iuda, wt den beuele des conincx, ende spraken, Ghi kinderen Israel bekeert v totten HERE den God Abraham, Isaac, ende Israel, so sal hi hem keeren totten ontloopenen, die noch ouerghebleuen sijn onder v wt der hant der coninghen Assur,

7

ende en sijt niet als uwe broeders, ende vaders, die hen aenden HERE haerder vaderen God, ontghinghen, ende hijse gaf in een verwoestinghe, so ghi seluer siet.

8

So en sijt nv niet herdtneckich als uwe vaders, Mer gheeft uwe hant den HERE, ende coemt tot sine Heylichdom, dat hy gheheylicht heeft eewelick, ende dienet den HEERE uwen God, soo sal haer die verbolghentheyt sijnder gramschappen van v keeren,

9

want ist dat ghi v bekeert totten HERE, so sullen uwe broeders ende kinderen ontfermherticheyt hebben, voor die ghene diese geuanghen houden, dat si weder in dat lant comen, Want die HERE uwe God, is ghenadich ende ontfermhertich, ende en sal sijn aenschijn nyet van v keeren, ist dat ghi tot hem bekeert.

10

Ende die loopers ghingen vander eender stadt totter andere, inden lande Ephraim ende Manasse, tot

[pagina *]
[p. *]

Sebulon toe, Mer si belachtense ende bespottense,

11

nochtans sommige van Asser ende Manasse ende Sebulon verootmoedichden hen, ende quamen te Ierusalem.

12

Ga naar margenoot+Oock quam Gods hant in Iuda, dat hi hen eenderley herte gaf, te doen na des conincx ende der ouersten gebot wt den woorden des HEREN.

13

Ende te Ierusalem quam een groot volck te hoope om te houdene dat feeste der ongesuerder brooden inder anderder maent een seer groote ghemeynte.

14

Ende si maecten hen op, ende deden die outaren af, die te Ierusalem waren, ende alle rueckwerc deden si wech, ende wierpense in die beke Kidron,

15

ende sloegen dat Passah in den veertiensten dach der andere maent. Ende die priesters ende die Leuiten schaemden hen ende heylichden hen, ende brachten die brantoffers totten huyse des HEREN,

16

ende stonden in hare ordine, alsoot behoort, na die wet Mose des mans Gods, ende die priesters sprengden dat bloet vander hant der Leuiten,

17

want daer wasser vele inder gemeynten die hen niet geheilicht en hadden, daer om sloegen die Leuiten dat Passah, voor alle dye niet reyn en waren, dat si den HERE geheylicht souden werden.

18

Ooc so was des volcx vele van Ephraim, Manasse, Isasscar, Sebulon, die niet reyn en waren, maer en aten dat paeschlam niet, also ghescreuen staet, Want Hiskia verbat voor hen, ende sprac,

19

Die HERE die goedertieren is, sal genadich sijn,

20

allen den ghenen dye haer herte scicken oft voegen God te soecken den HERE den God haerder vaderen, Ga naar margenoot+ ende niet om der heyligen reynicheit wille.

21

Ende die HERE verhoorde Hiskia ende ghenas oft heelde dat volck.

22

Alsoo hielden die kinderen Israel die te Ierusalem gheuonden werden, dat feeste der ongesuerder brooden, seuen dagen met grooter blischappen. Ende die Leuiten ende die priesteren loofden den HERE alle dage met stercken musijcspelen des HEREN.

23

Ende Hiskia sprac hertelic met allen Leuiten, die een goet verstant hadden aenden HERE, ende si aten dat feest ouer seuen daghen, ende offerden dootoffer, ende dancten den HERE haerder vaderen God,

24

ende die geheele gemeynte werts te rade noch ander seuen daghen te houden. Ende hielden dye seuen dagen doe met blijscappen,

25

want Hiskia die coninck Iuda, gaf een Heffe voor dye ghemeyne, duysent varren ende vij. duysent schapen. Mer die ouerste gauen een Hefoffer voor die ghemeynte, duysent varren, ende thien dusent scapen. Also heylichden hen die priesters vele.

26

Ende die geheele ghemeynte Iuda verblide haer, die priesters ende Leuiten, ende die gheheel gemeynte dye wt Israel gecomen was ende die vreemdelinghen die wt den lande Israel gecomen waren, ende die in Iuda woonden,

27

ende daer was een grote bliscap te Ierusalem, Want sint ter tijt Salomo des soons Dauid, des conincx Israhel, en was sulcx te Ierusalem niet geweest.

28

Ende dye priesters, ende die Leuiten stonden op, ende seeghenden dat volc, ende haer stemme wert verhoort, ende haer ghebet ginc in voor sijn heylige wooninge inden hemel.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 6

margenoot+
C vers 12

margenoot+
D vers 20


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken