Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Dat .xi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+EEn valsche Ga naar margenoota wage is den HERE een afgrijselicheit, maer een volle gewichte is sijn welbehaghen.

2

Waer stoutheydt is, daer is oock smaet, mer wijsheyt is byden ootmoedighen.

3

Die vroomheyt sal die oprechte leyden, maer dat wttreden der verachters sal si verstooren.

4

Goet en helpt niet inden dage der gramscappen, maer die gherechticheyt verlost vanden doode.

5

Die gherechticheyt des vromen stiert sinen wech, maer die godloose sal vallen, door sine godloos wesen

6

Die gerechticheit der oprechter salse verlossen, Mer die verachters worden geuangen in haerder scalcheyt.

7

Als die godlose mensche sterft, is die hope verloren, Ga naar margenoot+ Ende dat verwachten des onrechten sal vergaen.

8

Die gherechte wort wt der noot verlost, Ende dye godloose coemt in sijn plaetse.

9

Door den mont des gheueysden wort sijn naeste verdoruen, Mer door kennisse worden die gherechtige verlost

10

Een stadt verblijt haer, alst den gerechtigen welgaet, ende als die godloose vergaen, so wortmen blijde.

11

Door die seegeninge der oprechtiger, wort een stadt verheuen. Maer door den mont der godlooser, wordtse te stucken ghebroken.

12

Wie sinen naesten veracht, is onwijs, Maer een verstandich man stillet dat.

13

Een blameerder verraet al wat hi heymelic weet, Maer die van getrouwer herten is, verbercht dat selue.

14

Waer gheenen raet en is, daer gaet dat volck onder Mer waer veel raetgeuers zijn, daer gaet het wel toe

15

Ga naar margenoot+Wie voor eenen vreemden borch wort, dye sal ongeual hebben, mer die hem voor gelouen wacht, is seker.

16

Dat is een gracioes wijf, die de eere onderhout, Mer dat sijn die stercke die den rijcdom onderhouden

17

Een goedertieren man speenet ooc sijn siele, Maer een onuriendelijcke bedroeuet ooc sinen vrient.

18

Die godlose doet een ongestadich werck, Maer wie gerechticheit saeyt, die sal een gestadich loon hebben.

19

Want gerechticheyt vordert totten leuen, Mer den quade na te volghen, vordert totter doot.

20

Die HERE heeft afgrijselicheyt aen een verkeert herte, ende welbehagen aen die ghene die onbeulect sijn.

21

Den boosen en helpt niet, al waert dat si ooc alle die handen te samen deden, Maer der gherechtiger zaet sal behouden worden.

22

Ga naar margenoot+Een schoon wijf sonder sedelicheyt, is gelijck een soch met eenen gulden spansel opter nuesen.

23

Die begeerte der gerechtiger, behaget wel, Mer den hope der godlooser is gramscap.

24

Een deylet wt ende heeft altoos meer, een ander hout aen hem als hi genoech heeft, ende wort nochtans armer

25

Die siele die daer rijckelic seegent wordet vet, Ende wie droncken maect, die sal ooc droncken worden.

26

Wie coren inhout, dien vloecken die lieden, maer seegeninge comt ouer hem diet vercoopt.

27

Wie daer goet soect, dyen ghemoet goet, Maer wie na ongeluc haect, dien salt ghemoeten.

28

Wie hem op sijn rijdom verlaet, die sal onder gaen, Mer die gerechtige sullen groenen gelijc een blat.

29

Wie sijn eygen huys bedroeft, die sal wint tot erfdeel hebben, Ende een sot moet een knecht des wijsen zijn

30

Die vrucht des gherechtigen is eenen boom des leuens, ende een wijse ghewinnet eenen dat herte aen.

31

Ist dat den gherechten opter aerden vergouden wort, waer wil die sondaer ende godloose blijuen.

margenoot+
A vers 1
margenoota
By een valsche waghe verstaetmen alle bedroch ende valsheyt der herten ende der wercken

margenoot+
B vers 7

margenoot+
C vers 15

margenoot+
D vers 22


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken