Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Dat .xxiiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+EN sijt niet zeloers ouer die quade lieden, Ende en wenschet niet bi hen te sijn.

2

Want hare herte peyst na schaden, ende hare lippen spreken van ongeluck.

3

Door wijsheyt wort een huys getimmert, ende door verstant bereyt.

4

Door bescheydenheyt worden die cameren vol, Alder costelijcker lieflicker rijcdommen.

5

Een wijs man is sterck, Ende een bescheyden man is beter dan die sterck is van crachten,

6

Want met raet moetmen oorloghen voeren.

Ende waer veel raetgeuers sijn, daer is die victorie

[pagina *]
[p. *]

7

Die wijsheyt is den sotte te hooch, hy en derft sinen mont inder poorten niet open doen..

8

Wie queat voor neemt, dyen hietmen billicx eenen boeue.

9

Des sotten dichten is sonde, Ende die spotter is een vereynsen voor die lieden.

10

Ga naar margenoot+Als ghi inder tijt der noot weeck wort, So is uwe cracht cleyne.

11

Verlostse dye in dootsnooden zijn, ende en ontrect v niet van dien diemen worghen wilt.

12

Segt ghy, siet, Wi en wistens niet, meynt ghi nyet die die herten bereyt mercket dat, ende die op die sielen acht heeft, bekennet dat, ende vergheldt den mensche na sinen wercke.

13

Mijne sone, etet honich, want het is goet, Ende honichseem is soete in uwen halse.

14

Alsoo is die kennisse der wijsheyt uwer sielen, Als ghijse vint. Ende daer is goeden hope, Ende uwen goeden hope en sal niet te vergheefs zijn.

15

En laget niet als een godloose op dat huys des gherechten, En verstooret sine ruste nyet.

16

Want een gerechtige valt seuenmael ende staet op, Mer dye godloose vallen in ongeluc.

17

En verblijt v vanden val ws viants niet, Ende v herte en si niet vrolijc ouer sijn ongheluc.

18

Ga naar margenoot+Dye HEERE mocht dat sien, ende hem qualick beuallen, ende sine gramscap van hem keeren

19

En vertoornt v niet ouer die quade, ende en benijt den godloosen niet.

20

Want die quade en heeft niet te hopen, Ende die keersse der godlooser wort wtgebluscht

21

Mijne kint vreest den HERE ende den coninc, Ende en mengt v niet met die muytmakers.

22

Want haer ongeual sal haestelic op staen, Ende wie weet wanneer beyder ongheluc comt?

23

Dit coemt v ooc vanden wijsen, dat het aensien der persoonen inden oordeele niet goet en is.

24

Wie totten godloosen spreect, ghi sijt vrome, dien vloecken die lieden, ende dien hatet dat volck.

25

Maer dye straffen, die behaghen wel, Ende daer coemt een rijcke seegeninge ouer hen.

26

Hi cusset met lippen, So wye te rechte antwoort

27

Beschicket v werck daer buyten, ende bearbeyt uwen acker, Daer na tymmert v huys.

28

Ga naar margenoot+En sijt geen getuyge sonder oorsake tegen uwen naesten, Ende en bedriecht niet met uwen lippen.

29

En segt niet ghelijcmen mi doet, so wil ick weder doen, Ende eenen yegelijcken sijn werck verghelden.

30

Ick ghinc voor den acker des luyen, Ende voor den wijnberch des sotten.

31

Ende siet, doen waren enckel netelen daer op, Ende stont vol distelen, ende die muere was in gheuallen.

32

Doen ick dat sach, doen nam ict ter herten, Ende aenschoudet, ende nam onderwijs daer wt.

33

Ghi sult een weynich slapen, ende een weynich sluymeren, ende een weynich die handen te samen doen, dat ghi rustet,

34

maer uwe armoede sal v comen gelijc een wandelaer, ende v ghebreck ghelijc een ghewapent man.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 10

margenoot+
C vers 18

margenoot+
D vers 28


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken