Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Teghen die sotte, stoute ende ongherechte gheloften, Men en behoort niet te verwonderen datter vele onbehoorlicx gesciet, want der schalcken sijn vele, Teghen die rijcke ende rijcdommen.

Dat .v. Capittel

1

Ga naar margenoot+BEwaert uwen voet, als ghi totten huyse Gods gaet, want god is meer bereyt te hooren v woort, dan te ontfangen dye offerhande der sotten, want si en connen sinen wille niet ghedoen.

2

En sijt niet snelle met uwen monde, ende en laet v herte niet haesten yet te spreken voor God, want God is inden hemel, ende ghi opter aerden, Daeromme laet uwer woorden weynich sijn, want waer veel sorgen is daer sijn veel droomen, ende waer veel woorden sijn, daer hoortmen die sotten.

3

Ist dat ghi Gode een gelofte doet, so en vertrectse niet te houden, Want hi en heeft gheen behagen aen die sotte, Wat ghi gelooft dat hout,

4

Ga naar margenoot+Het is beter dat ghi niet en gelooft, dan dat ghi niet en hout, dat ghy gelooft.

5

En verhenget uwen mont niet, dat ghy v vleessche laet sondigen, Ende en spreect voor den enghel nyet, Hi is onwetende, God mocht thoornich worden ouer uwe stemme, ende verderuen alle die wercken uwer handen.

6

Waer vele droomen sijn, daer is ydelheyt ende vele woorden, Maer vreeset ghi God.

7

Siet ghy den armen onrecht doen, ende oordele ende ongerechticheyt inden lande wech trecken, en verwondert v dies voornemens niet, Want daer is noch een hooger hoedere ouer den hooghen, ende daer sijn noch hoogere ouer die beyde,

8

Ouer dat is die Coninck int geheele lant dat veldt te bouwen.

9

Wie gheldt bemint, dye en is nymmermeer ghelts sadt, Ende wie rijcdom bemint, en sal geen profijt daer af hebben, dat is ooc ydel,

10

want waer veel goets is, daer sijnder vele diet eten. Ga naar margenoot+ Ende wat genietet hi dies, diet heeft, dan dat hijt met oogen aensiet.

11

Wie arbeyt, dien is den slaep soete, Hy hebbe weynich oft veel gheten, Mer die volheyt des rijcken en laet hem niet slapen.

12

Het is een boose plage die ic sach onder der sonnen rijcdom behouden ter schaden, dies diet heeft, Ga naar margenoot+

13

wandt dat rijcdom vergaet met grooten iammer.

Ende ist dat hi eenen sone ghewonnen heeft, dyen en blijft niet in die hant,

14

Gelijc hi naect van sijnder moeder lichaem ghecomen is, so vaert hi weder wech, gelijck hi ghecomen is, ende en neemt nyedt met hem van sinen arbeydt in sijnder hant, als hi wech vaert.

15

Dat is een boose plage, dat hi wech vaert, so hi ghecomen is, wat helpet hem dan, dat hy inden wint gearbeyt heeft,

16

Sijn leuen lanc heeft hi int duyster gheten, ende in grooten onmoet ende crancheyt, ende droeffenisse.

17

Ga naar margenoot+So sie ic nv dat voor goet aen, dat het goet si, Alsmen etet ende drincket, ende goets moets is in allen arbeyt die eene doet onder der sonnen sijn leuen lanck, dat hem God gheeft, want dat is sijn deele,

18

want welcken mensche God rijcdom ende goeden ende macht gheeft, dat hy daer af etet ende drincket voor sijn deele, ende vrolic is in sinen arbeyt, dat is een gaue Gods,

19

want hi en denct niet vele, hoe lange dat hi leuen sal, om dat God sijn herte met vruechden veruult.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 4

margenoot+
C vers 10

margenoot+
Iob. x d Iob .i.d

margenoot+
D vers 17


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken