Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Van die roepinge der heydenen totter kercken Gods, ende den toecomenden vrede, die door Christum sinen volcke ontmoeten sal. Een straffinge om der afgoderie ende alle grouwel

Dat .ij. Capittel.

[pagina *]
[p. *]

1

Ga naar margenoot+DIt ist dat Iesaias die soon Amoz sach van Iuda ende Iherusalem,

2

Het sal sijn in die laetste tijdt dat den berch daer des HEREN huys is, opghetimmert sal worden, hooger dan alle berghen, ende bouen alle houelen verheuen worden. Ga naar margenoot+ Ende alle heydenen sullen daer toe loopen,

3

ende veel volcx henen gaen, ende segghen. Coemt laet ons opten berch des HEREN gaen, totten huyse des Gods Iacob, dat hy ons leere sine wegen, ende dat wi wandelen moghen op sine banen Want van Sion sal dat geset wt gaen ende des HEEREN woordt van Hierusalem.

4

Ende hy sal rechten onder die Heydenen, ende straffen veel volcx, dan sullen si haer sweerden tot ploechysers, ende haer spiessen tot seyssenen ende sikelen maken. Wandt daer gheen volc sijn en sal, dat deen messe teghen dandere opheffe Ende si en sullen voortaen niedt meer leeren oorloghen.

5

Ga naar margenoot+O ghi huys Iacobs coemt herwaerts, Laet ons wandelen int licht ons HEREN

6

Maer ghy hebt dijn volck dat huys Iacobs laten wesen. Want si bedrijuens meer dan dye oostwaert ligghen. Ga naar margenoot+ Ende het sijn dachverkiesers, ghelijck als dye Philisteen, ende si maken der vreemder kinderen veel

7

Vwe landt is vol siluers ende gouts, ende uwer scatten en is gheen eynde. Vwe lant is vol peerden, ende uwer wagens ende is geen getal

8

Vwe landt is ooc vol afgoden, ende ghi aenbedet die wercken uwer handen, dye welcke uwe vingeren gemaeckt hebben.

9

Daer knielet tghemeyn volc voor, daer verootmoedighen haer die Ionckeren, dat en sult ghi haer niet vergheuen.

10

Gaet in die steenrootsen, ende verbercht v in der aerden, voor die vreese des HEEREN ende voor sijn heerlijcke Maiesteyt.

11

Wandt die ooghen van alle menschen sullen vernedert worden, ende soo wat dat hooghe lieden sijn, dye sullen haer moeten buyghen, Die HEERR sal alleen hooch sijn op die tijt

12

Want den Ga naar margenoota dach des HEEREN Sebaoth, sal gaen bouen alle dat houeerdich ende hooch is, ende ouer al dat verheuen is, op dattet vernedert worde

13

Oock bouen alle hooge ende verheuen Cederboomen op den Lybanon, ende bouen alle eycken in Basan,

14

bouen alle hooghe berghen, ende bouen alle verheuen hueuelen,

15

bouen alle hooghe thoornen, ende bouen alle stercke mueren,

16

bouen alle schepen des meyrs, ende bouen alle costelijcke schipuanen,

17

alsoo dat hem buyghen moet alle mans hoocheydt, ende vernederen soo wat hooge lieden sijn. Ende die HEERE sal alleen hooch sijn in dyen daghe,

18

Ende met den afgoden salt ganscelic een ander werck worden

19

Dan salmen inder steenrootsen holen gaen, ende in die clippen der aerden, van die vreese des HEEREN, ende voor sijn heerlijcke Maiesteyt, als hi hem op maken sal dat aertrijc te verscricken.

20

In dyer tijt sal een yegelijc wech werpen sine silueren ende gulden Godekens (dye hy hem hadde doen maken om aen te bidden (in dye molholen ende vledermusen gaten,

21

op dat hi mach in die steenreten, ende berchspleten cruypen voor die vreese des HEEREN, ende voor zijn heerlijcke Maiesteyt, Als hi opstaen sal om te verschricken dat aertrijc,

22

Daeromme laet nv af, vanden mensche die adem inden nuese heeft, Wandt waer voor sal hi ghehouden worden

margenoot+
A vers 1

margenoot+
mich. iiij

margenoot+
B vers 5

margenoot+
deu viiij Ie xliij.

margenoota
Den dach des heren is den dach des oordeels Mich. i


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken