Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hoe datse God straffen sal om haerder aftredinghen wille Ende bysonder die vrouwen, om haerder hoouaerdie, ende oueruloedige vercieringhe

Dat .iij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+WAnt siet, die HEERE, die HEERE Sebaoth sal van Hierusalem ende Iuda nemen alderley voorraedt, voorraedt des broots, ende prouisie des waters,

2

die Stercke, ende Crijschlieden, Rechters, Propheten, Waerseggers, oude, hooftlieden ouer vijftich, ende eerlijcke lieden, Raetheeren, ende Wijse, Constenaers, Welsprekende.

3

Ende sal hen iongelingen tot princen gheuen. Ende kintsche sullen ouer haer regneren,

4

Daer sullen drijuers onder den volcke sijn, deen tegen den anderen, ende een yegelijck ouer sinen naesten. Ende die ionghelinck sal stout wesen tegen den ouden, ende een eerloos man teghen den eerbaren.

5

Dan sal een sinen broeder wt sijns vaders huys grijpen. Ghi hebt cleederen, weest onse prince. Laet doch dit perikel onder dijne handt sijn,

6

Mer hi sal tot dier tijt sweren ende seggen. Ga naar margenoot+ Ic en ben geen medecijn meester. Daer en is noch broot, noch ooc cleeder in mijnen huyse, en settet mi niet tot eenen Vorste inden volcke,

7

Wandt Hierusalem valt daer henen, Ende Iuda leghet daer. Aenghesien dat uwe tonghe, ende uwe doen teghen den HEERE sijn dat si dat aenschijn sijnder Maiesteyt wederstaen.

8

Haer openbaer ghelate onderwijstse. Wandt si seggen van haer sonden, ghelijck die van Sodoma, ende si en verbergens niet. Wee haerder sielen, want het is met haer loosheyt gheloont

9

Predict vanden gerechtigen dat sijt goet hebben, want si sullen die vruchten van haren handen eten.

10

Maer wee den godloosen, want si sijn boosch, ende het sal haer betaelt worden, so sijt verdient hebben.

11

Ga naar margenoot+Die drijuers mijns volcx sijn kinderen, Ga naar margenoot+ ende die wijuen regeren haer. O mijn volc, dijn wijsers verleyden v, ende verderuen den wech dijnre voetpaden.

12

Maer die HERE staet daer ter rechterhant, ende hy is opghestaen tvolck te oordeelen.

13

Ende die HERE coemt ten oordeele metten Oudtsten sijns volcx, ende met sinen Vorsten. Want ghi hebt den wijngaert verwoest, ende den roof vanden armen is in uwen huyse.

14

Waeromme verdruct ghi mijn volc? ende ontstelt die aensichten der allendiger? spreect die HERE, die HERE Sebaoth

15

Ende die HEERE spreeckt. Daeromme dat die dochteren Sion stout sijn, ende gaen henen met opgerecten halse, met een schimpachtich ghesichte treden si daer henen, ende swentsen, ende hebben costelijcke schoenen aen haer voeten.

16

Daeromme sal die HEERE dat hooft der dochteren Sion kael maken. Ende die HERE Sebaoth, die sal haer lieden schoone hayr heel wt trecken.

17

In dier tijt sal de HEERE dat cieraet aenden costelijcken scoenen wech nemen,

18

ende dye halsbanden, ketenkens tcleynoot daer aen hangende, armspanselen, huyuen, Ga naar margenoot+ hayrsnoeren, beenspanselen

19

vingerlingen, oorringhen, rieckers, haken, spieghelen, cranssen aen tvoorhooft,

20

feestcleederen, mantelen, sluyers, hullen, doecken gordelen, buydelen, hemden, kedelen,

21

Ende voor den goeden ruecke sal daer stanc wesen, ende voor dat gordele een ongeachte coorde,

22

ende voor dat gheulochten ghecrolt hayr, sal daer een caelheyt sijn,

23

ende voor den borstdoeck, eenen engen sac. Sulcx alle in die plaetse van dijnre schoonheyt.

24

Wandt dijne mannen sullen door tsweert verghaen, ende dijne stercke inden strijdt. Ende dijne poorten sullen trueren ende clagen Ende si sal woest opter aerden sitten.

25

Dat dan seuen wijuen sullen eenen man aengrijpen, ende segghen Wy willen ons selfs gheneeren ende cleeden, Laet

[pagina *]
[p. *]

ons maer slechts na dijnen name heeten, op dat onse versmaetheyt van ons genomen worde.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 6

margenoot+
C vers 11
margenoot+
mat. xvi Ose. iiij Aba. i.

margenoot+
D vers 18


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken