Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Een Prophetie op die toecoemst Christi streckende, ende op sijn officie, Ende welcken vrede ende ruste den gheloouighen door hem ontmoeten sal.

Dat .xi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+† ENde daer sal een roede opgaen vanden stamme Isai, Ende een spruyte wt sijnder wortele sal vrucht voort brengen,

2

opten welcken rusten sal den gheest des HEEREN, den gheest des wijsheyts ende des verstants, den gheest des raets ende der stercten, den geest der kennissen ende der vreesen des HEREN,

3

Die sal hem inblasen die vreese des HEREN, op dat hi niet en oordeele na den ghesichte der oogen, noch en straffe nae dat ghene dat dye ooren hooren,

4

Mer hi sal met gerechticheyt oordeelen die onnoosele, ende met gerechticheit straffen die armen inden lande. Ende hi sal metten staf sijns monts dat aertrijck slaen, Ende metten adem sijnder lippen die godloose dooden.

5

Gerechticheyt sal dat gordel sijnder lendenen sijn, Ende dat Ga naar margenoota gelooue dat gortsel sijnder nyeren,

6

Die woluen sullen byden lammeren woonen, Ende die Luypaert bijden bocken neder liggen,

7

Een cleyn kindeken sal die calueren ende ionghe leeuwen, ende dat mestvee tsamen onder malcanderen drijuen, die koeyen ende beyren, ende die ionge leeuwen sullen onder een weyden, ende alsoo dat hare ionghen by malcanderen ligghen, Ende die leeuwen sullen stroo

[pagina *]
[p. *]

eten, gelijc als die ossen.

8

Ende een kint noch suygende sal sijn genoechte hebben op der slanghen hol. Ende een ghespeent kint sal sijn hant steken in die holen der basilisken

9

Men en sal nyemanden quaet doen, noch quetsen vp mijne Ga naar margenootb heyligen berge. Want dat lant is vol der kennissen des HEREN, Ende daer mede als metten water des meyrs bedect *

10

Ende het sal gheschieden tot dier tijt, dat die wortel Isai, die daer staet tot eender banieren den volcken, na die selue sullen die heydenen vraghen. Ende sijn ruste sal heerlick sijn.

11

Ende tot dier tijdt sal dye HERE, noch eens sijn handt wtstrecken, Ga naar margenoot+ dat hy die ouergebleuene van sinen volcke verwinne, Ga naar margenoot+ soo wat daer ouer ghebleuen is vanden Assyriers, Egipteners, Phatros, Moorenlandt, Elamiten, Sinear Hanath, ende vanden eylanden des meyrs

12

Ende hy sal een banier onder die heydenen oprechten, ende sal tsamen brengen die veriaechde Israels, ende die verstoyde wt Iuda te hoope brenghen, vanden vier eynden des aertrijcx.

13

Ende den haet tot Ephraim sal ophouden. Ende die vianden van Iuda sullen wtgeroeyt worden, also dat Ephraim Iuda niet haten en sal, noch Iuda en sal Ephraim niet benijden.

14

Maer si sullen den Philisteen tegen den westen op den halse zijn, ende beroouen alle die ghene die tegen den oosten woonen, Die Edomiten ende Moabiten sullen haer handen teghen haer vouden. Die kinderen Ammon sullen gehoorsaem zijn,

15

Ende die HERE sal die stroomen des meyrs in Egypto verbannen, Ende sal sine hant laten gaen ouer dat water Nilum met sinen stercken winde, ende die seuen riuieren slaen, datmen met scoenen daer door gaen mach.

16

Ende daer sal een bane sijn den ouerghebleuenen van sinen volcke, die ouergebleuen sijn vanden Assyriers, als Israel gheschiede, doen si wt den lande van Egypten toghen.

margenoot+
A vers 1

margenoota
Gheloue is hier, dat gheloue door welck God den getrouwe is i.cor. i.b esa. lxv.d

margenootb
Heylighen berch, dat is de vergaderinghe Gods psalmo lxvij.c.

margenoot+
C vers 11
margenoot+
Ro. xiij.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken