Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ God die HERE antwoort den Propheten, die inden persoene des volcx ghebeden heeft.

Dat .lxv. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ICk sal ghesocht worden vanden ghenen dye na my nyet en vraechden, Ic sal gheuonden worden, Ga naar margenoot+ vanden ghenen, die my nyet en sochten. Dan sal ic totten heydenen segghen, die mijnen name nyet aen en riepen,

2

Hier ben ic, hier ben ick. Want den ganschen dach strecke ic mijn handen wt tot een onghehoorsaem volc, dwelc na sine ghedachten wandelt, ende op eenen wech die nyet goet en is.

3

Een volc dat my voor mijnen ooghen tortet altoos. Si offeren inden houen ende wieroocken op die tijgelsteenen outaren,

4

si woonen onder die grauen, ende ligghen (ouernacht) in die holen. Si eten verckens vleesch, ende hebben onreyn soppen in hare potten (oft vaten) ende spreken, als ghi haer ghenaect,

5

blijft tuys, ende en raket my nyedt, oft ic soude v heyligen, Sulcke sullen eenen roock worden in mijnen thoorne, een vier dat den ganschen dach (dats eewelick) bernen sal.

6

Siet, het staet voor mijnen aensicht gescreuen, Ic en sals niet vergeten, mer betalen, Ga naar margenoot+ Ia ic wilt haer in haren schoot loonen, beide haer misdaet, ende haerder vaderen misdaet, deen metten anderen, seyt die HERE, die op dye berghen gewierooct hebben, ende mi op die houelen bescimpt hebben, Ic wil haer wederom met haer oude wercken in haren schoot.

7

Also seyt die HERE, Ga naar margenoot+ ghelijc alsmen most in eender druyuen vindt, ende spreeckt. En verderuet niet want daer is een seegheninge in, Also wil ic om mijnder dienaren wille doen, op dat ickse niet alle en verderue,

8

Maer ick wil wt Iacob een zaet doen wassen, ende wt Iuda die mijnen berch besitte, Want mijn wtuercoren sullen hem besitten, ende mijne dienaers sullen daer woonen.

9

Ende Saron sal een koye voor den beesten sijn, ende dat dal Achor een stallinghe werden mijnen volcke dat mi ghesocht heeft,

10

maer ghi dye den HEERE verlaet, ende mijnen heylighen berghe vergetet. Ende ghy rechtet eenen disch oft tafel op den Gad, Ende den Meni schenct ghi den drancoffer rijckelijc.

11

Daerom wil ick v metten sweerde scatten ende tellen, Iae dat ghi ooc alle sult moeten bucken, om ghedoot te worden, want als ic riep, Ga naar margenoot+ so en antwoorde mi nyemant, ende als ick sprac so en hoorde ghi mi niet, Mer ghi dedet dat my niet en behaechde, Ende ghi vercoort dat mi niet en beuiel.

12

Daerom spreect dye HERE der heyrscharen also. Siet, mijne knechten sullen eten, mer ghi sult honger hebben. Siet, mijne dienaers sullen drincken, mer ghi sult dorst lijden. Siet, mijne knechten sullen vrolijc sijn, mer ghi sult bescaemt worden.

13

Siet mijne knechten sullen wt vrijer herten iuychen, mer ghi sult van bedroeftheit des herten roepen, ende van iammer huylen,

14

ende uwen name sult ghi mijnen wtuercorenen tot eenen eede

[pagina *]
[p. *]

laten. Ende die HERE der heyrscharen sal v dooden, ende sal sine knechten met eenen anderen name noemen,

15

also dat so wie hem seluen seghenen (oft beroemen wil opter aerden) die sal hem inden warachtigen God segenen, ende so wie sweeren sal opter aerden, dye sal byden gerechten God sweeren, want den voorgaenden ancxt is vergheten, ende die zijn van mijnen oogen verborgen.

16

Want siet, ic wil eenen nyeuwen hemel, ende een nyeuwe aerde sceppen, also datmen der ouden niet meer ghedencken en sal, noch ter herten nemen,

17

Ga naar margenoot+Mer si sullen haer eewelick verblijden, ende vrolic zijn, ouer tgene dat ic sceppen sal. Want siet, ic sal Ierusalem maken tot eender blijscappen, ende haer volck tot vruechde.

18

Ende ic wil vrolijck zijn ouer Ierusalem, ende mi ouer mijn volc Ga naar margenoota verbliden. Ende die stemme des weenens, noch dye stemme des claghens en sal daer nyet meer in ghehoort worden,

19

Ende daer en sullen gheen kinderen meer zijn, dye haer dagen niet verreycken, oft ouden die haer iaren niet en veruullen, Mer die Ga naar margenootb kinderen van hondert iaren sullen steruen. Ende dye sondaren van hondert iaren sullen veruloeckt zijn.

20

Sy sullen huysen tymmeren ende bewoonen, Sy sullen wijngaertackers bouwen, ende die selue vruchte eten.

21

Si en sullen niet bouwen dat een ander bewoone, ende niet planten dat een ander ete. Want die dagen mijns volcx sullen zijn als die daghen eens booms. Ende dat werck haerder handen sal oudt worden bi mijnen wtuercorenen.

22

Si en sullen nyet te vergheefs arbeyden, noch si en sullen geen ontijdige geboorten baren, Want si sijn dat zaet der gheseegender des HEREN, ende hare nacomelinghen met haer.

23

Ende het sal gheschieden, eer dat si roepen, so wil ic antwoorden. Ende als si noch sprekende zijn, so wil icse verhooren.

24

Dye wolf ende dat lam sullen bi malcanderen weyden. Die leeuwe sal stroo eten gelijck als een runt, Ende die slanghe sal aerde eten, Si en sullen gheen scade doen, noch yet verderuen op mijnen gansschen heyligen berge, spreect die HERE

margenoot+
A vers 1
margenoot+
Roma. x

margenoot+
B vers 6

margenoot+
Deut. v Leui. xv

margenoot+
C vers 11

margenoot+
D vers 17

margenoota
Die here verblijt hem ouer sijn volck alst sijnen wille ende leeringe nauolcht Ieremie. xxxij.g.

margenootb
Kinderen etc. wordt hier ghenomen voor verkeerde verharde menschen die welcke Salomon sotten noemt Prouer. xij.b.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken