Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Die propheet wort onderwesen in een ander maniere van dat voornemen des HEREN, hoedanighen ongheluck dat ouer Hierusalem ende Tophet gaen sal.

Dat .xix. Capittel

1

Ga naar margenoot+ALso spreect die HEERE, Gaet henen ende coopt een aerden cruycke vanden potbacker, met sommighe vanden outsten (of raetsheeren) des volcx, ende voor dye oudtste (oft ouerste) der Priesteren,

2

ende leytse wt in dat dal Hinnon, dat voor dye Tijghel poorte leghet, ende predict aldaer dese woorden dye ick v segghe,

3

ende segt, Hoort dat woordt des HEEREN, O ghi coninghen Iuda, ende ghy borghers tot Hierusalem, Also seyt die HERE der heyrscharen, dye God Israels, Siet, ick wil een alsulcken ongheluck ouer dese plaetse laten comen, dat soo wie dattet hooren sal, dien sullen sijn ooren clincken (oft tuyten)

4

Daeromme dat si my verlaten, ende deser plaetsen eenen vreemden God ghegheuen hebben, ende anderen goden daer in ghewierooct hebben, Dye welcke noch haer vooruaders, noch si, noch die coninghen Iuda gekent en hebben, ende hebben dese stede vol onsculdichs bloets ghemaect,

5

Want si hebben den Baal hoochten ghetymmert, Ga naar margenoot+ om haer kinderen te verbernen, den Baal tot eenen brantoffer, dwelcke ic haer noch gheboden noch daer van ghesproken en hebbe, Iae ooc niet gedacht en hebbe.

6

Daeromme siet, die tijt sal comen seyt dye HERE datmen dese plaetse niet meer Tophet, noch dat dal Hinnon noemen en sal, maer dat Schaldal,

7

Ga naar margenoot+Want ick wil den Goodsdienst Iuda ende Hierusalems op dese plaetse verslaen, ende ic wilse door tsweert laten vallen, voor haer vianden, onder die hant vanden ghenen die na haren leuen staen, Ende ick wil hare doode lichamen den vogelen des hemels, ende den beesten opter aerden te verslinden gheuen,

8

ende ick wil dese plaetse woest maken, ende tot eenen spot, also dat alle dye daer voorbi gaen, haer verwonderen van alle haer plagen ende haer bespotten sullen.

9

Ick wil oock haer laten eten haerder sonen ende dochteren vleessche, Ia deen sal des anderen vleesch eten inder noot ende ancxte, Ga naar margenoot+ waer mede si haer vyanden, ende die na haren leuen staen, benauwen sullen.

10

Ende ghi sult die cruycke in stucken breken voor die mannen, die met v ghegaen sijn, ende segghen tot haer also. Aldus spreect die HERE der heyrscharen,

11

Effen also wil ic dit volc, ende dese stadt verderuen ghelijc also een potbacker eenen potte in tween breeckt, datmen hem niet weder heel en can ghemaken. Ende si sullen daer toe in Tophet begrauen worden, want daer anders geen plaetse sijn en sal om te begrauen.

12

Also wil ic met dese plaetse omgaen seyt die HERE, ende met den ghenen die daer woonen, also dat dese stadt worden sal ghelijc Tophet.

13

Daer en bouen sullen die huysen tot Hierusalem, ende die huysen der coninghen Iuda, effen also onreyn worden, als die stede Tophet, Ia om alle der huysen wille, in welcker salen (oft daken) sy ghewierooct hebben den ganschen hemelschen heyre, ende den anderen Goden drancoffer gheoffert hebben.

14

Ende als Hieremias weder van Tophet quam, derwaerts hem de HERE ghesonden hadde te prediken, doen tradt hi inden voorhof, aenden huyse des HEREN, ende sprac tot alle den volcke,

15

Alsoo spreeckt die HERE der heyrscaren, God Israels, siet, Ic wil op dese stadt, ende op alle haer steden, alle dat ongheluck brengen, dat ic ouer haer voorgenomen ende ghesproken hebbe, Daeromme dat si hardtneckich sijn, ende mijne woorden niet hooren en willen.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
deu. xij. Psa. c.v.

margenoot+
B vers 7

margenoot+
C vers 9


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken