Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Sedekias seyndt tot Hieremiam, om voor hem te bidden Pharao treckt wt Egypten den coninck te helpen, Maer te vergheefs.

Dat .xxxvij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde Zedekias die sone Iosie werdt coninck in dye plaetse Iechanie, des soons Ioakim, want NebucadNezar dye Babyloonsche coninc maect hem coninck inden lande Iuda.

2

Mer hi ende sine knechten, ende dat volc inden lande, en waren nyedt ghehoorsaem den woorden des HEREN, die hi door den Propheet Hieremiam sprack.

3

Dies niet te min so seynde dye coninck Zedekias Iuchal den sone Selemia, ende Zephania, den sone Maasie, den priester totten prophete Hieremiam, ende dede hem segghen, bidt doch den HEERE onsen God voor ons,

4

Want Hieremias ghinck doen vry wt ende in, onder den volcke, ende nyemant en vinck hem. Doen was dat heyr Pharao wt Egypten getoghen, Ende doen die Chaldeen die voor Hierusalem lagen, dat vernamen, so togen si van Hierusalem af.

5

Ga naar margenoot+Ende dat woordt des HEREN gheschiede totten propheet Hieremiam, ende seyde.

6

Also spreeckt die HERE Israels God, Segt den coninck Iuda also, dye v tot mi ghesonden heeft, om mi te vraghen, om raet Siet dat heyr Pharao, dat om v te helpen wt is ghetoghen, dat sal wederom in Egipten trecken,

7

Ende dye Chaldeen sullen wederom comen, ende dese stadt bestrijden, ende winnen, ende metten viere verbernen.

8

Daerom spreeckt dye HERE also. En bedriecht v sielen nyet also dat ghi denckt, Die Chaldeen sullen van ons af trecken, Ga naar margenoot+ si en sullen nyet aftrecken.

9

Ende oft ghi al dat gansche heyr der Chaldeen versloecht, dye tegen v strijden, ende datter sommige ghewonde ouerbleuen, so sullen si nochtans een yegelick in zijnder tenten (oft boeyen) haer op maken, ende dese stadt metten viere verbernen.

10

Als nv dat Chaldeesche heyr van Hierusalem was afgetogen, Ga naar margenoot+ om Pharaonis heyr wille,

11

so ghinck Hieremias wt Hierusalem, ende woude int lant BenIamin gaen, om aldaer onder den volcke wat te beschicken vanden ackeren.

12

Als hi nv onder der poorten der BenIamiten quam, daer was gestelt een poortwachter gheheeten Ieria, dye sone Selemia, des soons Hanania, Die selue greep Hieremiam den prophete, ende sprack ghy sult totten Chaldeen vallen.

13

Hieremias seyde, dat en is niet waer, Ick en wil totten Chaldeen niet vallen. Maer Ieria en woude hem niet hooren, mer hi vinck hem, ende bracht hem totten vorsten.

14

Ende die vorsten werden toornich op Hieremiam, ende si deden hem slaen, ende werpen in een gheuangenisse inden huyse Ionathan des scrijuers, Ende si stelden den seluen tot eenen kercker meester.

15

Also ghinck Hieremias inden cuyle ende kercker, ende lach aldaer eenen langhen tijt.

16

Ende Zedekias die coninck sandt henen, ende liet hem halen, Ende vraechde hem heymelick in sinen huyse, ende sprack, Ga naar margenoot+ isser ooc eenich woort nv vanden HERE? Hieremias sprack, ia, Wandt ghi sult den coninc tot Babel inden handen gegeuen worden.

Ende Hieremias sprack totten coninck Zedekiam

17

Wat heb ic tegen v, ende tegen v knechten, ende tegen dit volck ghesondicht? dat si mi inden kercker geworpen hebben?

18

Waer sijn nv uwe propheten, dye v predicten, ende seyden? Die Babiloonsche coninck en sal nyet teghen v ende dit lant comen?

19

Ende nv mijn heer coninc hoort my, ende laet mijn bede wat voor v ghelden, Ende en laet my nyedt weder in Ionathans des scrijuers huys brenghen, op dat ic aldaer niet en sterue.

20

Doen beual die coninck Zedekias, datmen Hieremiam inden voorhof vander gheuanghenissen doen soude, Ende dede hem alle dage eenen cant broots gheuen wt der backers strate, tot dat al tbroot inder stadt op was, Alsoo bleef Hieremias inden voorhof des geuangenissen.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 5

margenoot+
iiij.Reg xxiiij

margenoot+
C vers 10

margenoot+
D vers 16


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken