Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Hoe die Babiloonsche Coninck met Hieremia gheleeft heeft, Gedalias wordt vanden Coninc van Babilonien tot een Voecht des lants ghesedt.

Dat .xl. Capittel

1

Ga naar margenoot+DIt is dwoort dat vanden HEERE geschiede tot Hieremiam, doen hem NebusarAadan die hooftman los liet, tot Rama, Want hi ooc met ketenen gebonden was, onder alle den ghenen die tot Hierusalem ende in Iuda gheuangen waren, datmense tot Babel wech voeren soude.

2

Doen nv die hooftman Hieremiam tot hem hadde laten halen, sprac hi tot hem. Die HERE dijn God hadde dit ongheluck ouer dese stadt voorsproken,

3

Ende hi heuet ooc laten geschieden, ende gedaen, gelijc hi geseyt hadde. Want ghi lieden hadt ghesondicht tegen den HERE, ende sijnder stemmen niet gehoorsaem geweest, Daerom is v sulcx geschiet.

4

Nv siet, ic hebbe v los gemaect heden vanden ketenen, daer uwe handen mede ghebonden waren, Ist sake dattet v belieft mede tot Babilonien te reysen, so coemt, Ick sal uwer waer nemen. Ende en behaghet v niet met mi tot Babel te reysen, So latet ende blijft hier. Siet ghi hebt hier dat ghansche landt voor v, so waer dattet v oock dunct ende belieft, daer trect henen,

5

want na dese tijt en salder gheen weder keeren sijn. Daerom so moecht ghi v keeren tot Gedalia den sone Ahikam, des soons Saphan, den welcken die coninc tot Babel gheset heeft ouer dye steden in Iuda, Ende byden seluen muecht ghi onder den volcke blijuen, oft gaet waer dat v best belieft. Ende die hooftman gaf hem teergelt, ende gheschencken, ende liet hem gaen.

6

Also quam Ieremias tot Gedalia, den sone Ahikam tot Mizpah, ende hi bleef bi hem onder den volcke, dwelcke inden lande noch ouer ghebleuen was.

7

Ga naar margenoot+Als nv die hooftlieden dye haer inden velde onthielden met haren lieden vernamen, dat die Babiloonsche coninc Gedalian den sone Ahikam ouer dat lant gesedt hadde, ende beyde ouer die mannen, wijuen, kinderen, ende die arme lieden inden lande, die welcke tot Babilonien niet geuoert en waren,

8

so quamen si tot Gedalia tot Mizpah. Te weten, Ismael de soone Nethanie, Iohannan, ende Ionathan, die sonen Kareah ende Seraia, die sone Thanhumeth, ende die sonen Ephai van Nethophat, ende Iesaria die sone Maachati, met hare gesellen. Ga naar margenoot+

9

Ende Gedalia die sone Ahikam des soons Saphan dede haer ende hare gesellen eenen eedt, ende sprac, En weest niet versaecht, dat ghi den Chaldeen onderdanich soudet sijn, Blijft inden lande, ende sijt den Babiloonschen coninc onderdaen, so salt v wel gaen

10

Siet, Ic woone hier op Mizpah, dat ic den Chaldeen dienen soude, die tot ons comen, Daerom so vergadert ende doet in den wijn, vighen, olye, koorn, ende doetet in uwe vaten, ende woont in v steden, die ghi vercregen hebt.

11

Ooc alle die Ioden die inden lande Moab, ende die kinderen Ammon, ende in Edom, ende die in allen landen waren. Doen si hoorden dat die coninck van Babilonien hadde laten sommige in Iuda ouerblijuen, ende ouer de selue Gedalia gheset den sone Ahikam des soons Saphan,

12

so quamen si alle weder van allen hoecken, daer si henen geuloden waren inden lande Iuda, tot Gedalia, tot Mizpa, ende voerden in seer veel wijns, ende vijghen.

13

Mer Iohannan die sone Karea h, met alle den Hooftlieden die haer in velden onthouden hadden, quamen tot Gedalia in Mizpa,

14

Ga naar margenoot+ende spraken tot hem, En weet ghi niet dat Baalim die coninc der kinderen Ammon ghesonden heeft Ismael den sone Nethania, dat hi v soude vermoorden? Maer Gedalia die sone Ahikam en woude haer dat niet geloouen.

15

Doen sprack Iohannan die sone Kareah heymelic tot Gedalia in Mizpa. Lieue ic wil henen gaen ende Ismael den sone Nethanie doodt slaen, dattet nyemant en wete, Waerom soude hi v dooden? om dat alle die Ioden die tot v verghadert sijn, souden verstroeyt worden, ende dat dye ghene dye noch wt Iuda ouerghebleuen sijn, souden verghaen?

16

Ende Gedalia die sone Ahikam sprac tot Iohannan den sone Kareah. Ghi en sult dat nyet doen, Het en is niet waer dat ghi van Ismael segt.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 7

margenoot+
iiij.Reg. xxv.

margenoot+
C vers 14


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken