Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Ismael vermoort Gedaliam, ende hi voert dat volc geuanghen totten coninc der Amoriten, Ende Iohannan ontsetse weder.

Dat .xli. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde inder seuender maent quam Ismael die sone Nethanie des soons Elisama wt den coninclijcken stamme gheboren, metten ouersten des conincx ende thien mannen met hem, tot Gedalia den sone Ahikam tot Mizpa, ende aten aldaer met malcanderen tot Mizpa,

2

Ende Ismael de sone Nethania maecte hem op, met die thien mannen, dye bi hem waren, ende sloegen Gedaliam den sone Ahikam des soons Saphan, metten sweerde doot, daerom dat hem die Babiloonsche coninc ouer dat gansche lant geset hadde.

3

Daer en bouen sloech Ismael doot alle die Ioden, die bi Gedaliam tot Mizpa waren, ende die Chaldeen die si daer vonden, ende alle dye crijschlieden.

4

Ga naar margenoot+Des anderen daechs na dat Gedalia verslaghen was, ende dat noch nyemant en wiste,

5

so quamen daer tachtentich mannen van Sichem, van Silo, ende van Samaria, ende hadden hare baerden af gheschoren, ende haer cleederen verschoort, ende haer seluen gecratst, Ende si brochten spijsoffer ende wieroock met haer, op dat si dat in den huyse des HEREN souden offeren.

6

Ende Ismael die sone Nethanie ghinc wt van Mizpa, den seluen te gemoete, al weenende. Als hi nv bi haer quam, soo sprac hi tot haer. Coemt doch tot Gedaliam den sone Ahikam.

7

Ende als si midden inder stadt waren, so vermoordese Ismael die sone Nethanie, byden waterputte hi ende die bi hem waren,

8

Maer daer waren thien mannen onder, die seyden tot Ismael. Lieue en doot ons doch niet, Wi hebben scatten inden velde ligghen, van weyte gherste, olye, ende honich, Ende alsoo hielt hi op, ende en doodese niet metten anderen.

9

Den putte daer Ismael dye doode lichamen in worp, Ga naar margenoot+ die hi verslaghen hadde, met Gedalia, dat is dien putte, welcke die coninc Assa dede maken, tegen Baesa den coninc Israel. Den seluen vulde Ismael dye sone Nethanie met die verslagene,

10

Ende so wat daer meer was vanden ouerghebleuen volcke tot Mizpa, Ooc des conincx dochteren voerde Ismael die sone Nethanie geuangen wech, tsamen met al den ouerbleuen volc tot Mizpa. Bouen den welcken NebusarAdan die hooftman geset hadde Gedaliam den sone Ahikam ende hi tooch wech ouer totten kinderen Ammon.

11

Ende als Iohannan de sone Kareah vernam, ende alle die hooftlieden die bi hem waren, alle de boosheit die

[pagina *]
[p. *]

Ismael die sone Nethanie bedreuen hadde, so namen si alle haer gesellen, ende togen henen tegen Ismael den sone Nethanie te strijden, Ende si beclipten hem aen tgroot water Rabim bi Gibeon.

13

Doen nv alle tvolc dat by Ismael was, sach Iohannan den sone Kareah, ende alle die hooftlieden die bi hem waren, so werden si vrolic,

14

Ende dat ganssche volc dat Ismael van Mizpa hadde wech gheuoert, dat keerde hem om, ende wende weder om tot Iohannan den sone Kareah,

15

Maer Ismael die sone Nathanie ontliep Iohannan met acht mannen, ende tooch tot den kinderen Ammon.

16

Ende Iohannan die sone Kareah, met allen den hooftlieden die bi hem waren, namen alle dat ouergebleuen volc, dat si weder gebrocht hadden van Ismael den sone Nethanie, wt Mizpa tot henwaerts, want Gedalia die sone Ahikam verslaghen was. Te weten die crijschmannen, wijuen ende kinderen ende camerlingen, (oft hofgesinne) die si van Gabaon hadden weder ghebrocht,

17

ende togen henen, ende keerden in ter herberge te Kimham, die beneffen Bethlehem woonde, ende si wouden in Egipten trecken,

18

om der Chaldeen wille (want si veruaerden haer voor haer) om dat Ismael dye sone Nethanie Gedalian den sone Ahikam verslagen hadde, Den welcken die Babiloonsce coninc ouer dat lant geset hadde.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 4

margenoot+
C vers 9


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken