Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Die hooftlieden bidden Hieremiam, dat hy God om raet vraghen wil, hoe dat si haer houden sullen, Ende als hijt haer seyt so en sijn si niet ghehoorsaem.

Dat .xlij. Capittel

1

Ga naar margenoot+DOen quamen alle die hooftlieden Iohannan die sone Kareah, Iesaria, de sone Hosaia, met den gansschen volcke, beide cleyn ende groot, ende spraken tot Hieremiam den Propheet.

2

Lieue verhoort doch onse bede, dat ghi biddet voor ons den HEERE, dijnen God, om alle des ouergebleuen wille, Want leyder onser isser seer weynich gebleuen van vele, gelijc als ghi ons selfs siet met uwen oogen,

3

dat ons die HERE v God wille openbaren, waer dat wy henen trecken, ende wat wi doen sullen.

4

Ende die propheet Hieremia sprac tot haer. Wel aen, Ga naar margenoot+ Ic wil ghehoorsaem sijn, ende siet, ic wil den HERE uwen God bidden, gelijc als ghi gheseyt hebt Ende alle dat v die HERE antwoorden sal, dat wil ic v te kennen gheuen, ende ic en wilt v niet verbergen,

5

ende si spraken tot Hieremiam, Die HERE si een sekere ende warachtich ghetuych tusschen ons, In dien wy niet en doen alle tgene dat ons die HEERE dijn God aen ons beuelen sal,

6

het si goet oft quaet, wy willen onderdanich sijn der stemmen des HEREN ons Gods, aenden welcken wi v seynden op dattet ons wel gae, als wi der stemmen ons Gods gehoorsaem sijn

7

Ende na thien dagen gesciede des HEREN woort tot Hieremiam.

8

Doen riep hi Iohannan den sone Kareah, ende alle die hooftlieden die bi hem waren, ende alle tvolc, beyde cleyn ende groot, ende sprac tot haer,

9

alsoo spreect die HERE God Israels aenden welcken ghi mi gesonden hebt, op dat ic v ghebet voor hem brengen soude.

10

Ist dat ghi in desen lande blijft, so wil ic v op rechten ende niet af breken, Ic wil v planten ende niedt wtroeyen, Want het is mi gansch berouwen tverdriet dat ic v aenghedaen hebbe.

11

Ghy sult wel seker sijn voor den coninck tot Babel, voor den welcken ghy veruaert sijt, Ga naar margenoot+ spreect die HERE, en weest niet versaecht voor hem, Want ic wil bi v sijn, op dat ic v helpe, ende van sijnder hant v verlosse.

12

Ic wil v bermherticheydt bewijsen, ende uwer genadich sijn, ende v weder in v lant brengen.

13

Maer ist dat ghi segt, Wi en willen in desen lande niet blijuen, op dat ghi ymmer niet gehoorsaem en sijt der stemmen des HEREN dijns Gods

14

Mer segt, neen, Wi willen in Egipten trecken, op dat wi geen oorloge en sien, noch der basuynen geclanc niet en hooren, ende gheenen honger van broots weghen en moeten lijden, aldaer willen wi blijuen.

15

Nv so hoort des HEREN woort O ghi ouergebleuen wt Iuda, also spreect die HERE der heyrscharen Godt Israels, Ga naar margenoot+ Ist dat ghi v aensicht sult rechten in Egipten te reysen, also dat ghi aldaer blijuen wilt,

16

so sal v dat sweert, daer ghi v voor veruaert in Egypten beuangen, ende den honger daer ghi voor sorghet, dye sal altijt achter v ende rontom v zijn in Egipten, ende sult aldaer steruen,

17

want laetse sijn wie si willen, die haer aensicht stellen dat si in Egipten trecken, om aldaer te blijuen, die sullen steruen, doort sweert, hongher, ende pestilencie, ende daer en salder niet een ouerbliuen, noch ontulieden dat ongeluc, dat ic ouer haer wil laten comen

18

Want also spreect die HEERE der heyrscharen, Israels God, Ghelijc als mijnen thoorne ende verbolgentheyt ouer die inwoonders Ierusalem is gegaen also sal hi oock ouer v gaen, indien ghi in Egypten trect, ia dat ghi tot eenen vloeck, grouwel, versmaetheyt, ende schande sult worden, Ga naar margenoot+ ende dese stede niet meer sien en sult.

19

Dat woort des HEREN geldet v O ghi ouergebleuen wt Iuda, dat ghi niet in Egipten en trect Daerom so weet. Dat ict v huyden betuyge,

20

ghi sult anders uwe leuen verroeckeloosen, Want ghi hebt mi ghesonden totten HERE uwen God, ende gheseyt, Bidt den HEERE onsen Godt voor ons, Ende alle dat die HERE ons seggen sal, dat vercondicht ons, so willen wi daer na doen.

21

Dat selue heb ick v heden te kennen gegeuen, Maer als ghi die stemme des HEEREN dijns Goods nyet onderdanich sijn en wilt, noch ooc allen den ghenen, dat hy mi aen v beuolen heeft, So sult ghi nv weten, dat ghi door tsweert honger, ende pestilencie steruen moet, op die plaetse, derwaerts ghi denct te trecken, op dat ghi aldaer woonen moghet.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 4

margenoot+
ie. xxiiij

margenoot+
C vers 15

margenoot+
D vers 18


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken