Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Van dit .xxvij. c. aengaende tot .xxix toe, ist een claghe ouer die Vorsten Tyri. Dwelcke in eenen hoogheren verstant opten val Luciferi ghetoghen mach worden, Item een vercondinghe van die straffinghe ouer Sydon.

Dat .xxvij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde des HEREN woort gheschyede tot mi, ende sprac

2

Du menscen kint, Maect een claghe ouer Tyrum.

3

Ende segt tot Tyrum, ofte Zoor, dye daer leget voor aen die hauen des meyrs ende die met vele volckeren, ende eylanden comanschappe handelt, Also spreect die HERE God, O Tyre du spreectste, Ic ben dye alder schoonste,

4

Dijne palen zijn midden inden meyre, ende dijne timmerluyden die hebben v op dalder scoonste verciert,

5

Si hebben al dijn scrijnwerck oft beschutsel wt Cypressen van Saphier gemaect. Ende van Libano hebben si Cederboomen laten brenghen, ende dijne mastboomen daer van gemaect,

6

Ende dine royers vanden eycken wt Basan, dijne bancken, kisten, ende berderen van Iuoren oft Olifanten been, Ende dye gestoelten wt die Eylanden Chitim oft Italie,

7

Dijn seyllaken was van witte gesticte side wt Egipten, ende dijn teeken daer in ghestict, Ende dijne decselen van gheelder side ende purpure, wt die eylanden Elisa.

8

Die van Sidon ende Aruad waren dijn roederknechten ende bootsgesellen, Ga naar margenoot+ ende dye bequaemste tot Tyro waren dijne schipluyden,

9

Die outste ende subtijlste tot Gebal moesten dine schepen timmeren, stoppen, ende verbeteren, Men vant by v alle nieyrschepen met hare schipluyden, die hadden hare hanteringe in v.

10

Die van Persia, Lidia, ende Libia waren dijn crijschvolc, die hare scilden, ende helmen in dy ophinghen, ende vercierden di also.

11

Die van Aruad waren onder dijn heyr rontomme op dijne mueren, ende wachters op dine thoornen dye hebben hare schilden op dijne mueren ouer al opgehanghen, ende v so bouen maten schoone ghemaect.

12

Ghy hebt uwe hantteringhe op dat meyre ghehadt, met alderley ware, siluer, yser, tin, ende loodt, ende v also uwe marct groot gemaect,

13

Iouam, Tubal ende Mesech, dat zijn dine coopluyden gheweest, die hebben v eyghen luyden, oft slauen, metael, ende coperwerck op dijne marct ghebracht,

14

Dye van Thogarma hebben v peerden, ruyters, waghens, ende muylen, op uwe iaermarct aengheuoert,

15

Die van Dedan sijn dijne coopluyden gheweest, Ende ghy hebt ouer al inden eylanden dijne coopmanschap ghehadt, dye welcke hebben v toeghebracht Iuoren been, ende Heben hout.

16

Ga naar margenoot+Die Syriers hebben by di gehaelt dijn hantwerc, so wat ghy maecte, Ende hebben Robijnen Purpuer, Tapetserie, gheboerduert werck, side, cameloth, ende Christal, op dijne iaermerct ghebracht,

17

Iuda ende dat lant Israhels hebben ooc met di neringe gehadt, ende si hebben v tarwe van Mimith, spelt, balsaem, honich, olye, ende mastich, oft harsch, tot dijnder nootdruft toegebracht op dine marct,

18

Diesghelijcs heeft oock Damascus bi v gehaelt, dijn hantwerck, ende alderley ware, voor den stercken ende besten wijn, ende costelijcke witte wolle oft catoen.

19

Dan ende Iauan, ende Mehusal, hebben oock op dijne marct gebracht, yserwerc.

20

Casia, gingeber, Ga naar margenoota Calmus, ende Caneelpipen, dat ghy v daer mede gheneeren soudt, Dedan heeft met v gecoopmanschapt met costelijcke decselen ende laken daermen op sittet,

21

Arabia, ende alle dye princen van Kedar die hebben met v ghecoopmanschapt, met schapen, rammen, ende bocken,

22

Die coopluyden wt Saba ende Raema, die hebben ooc met v ghehandelt, met allerley costelijcke specerie, ende edel ghesteente, ende gout, dat si op dijne marct ghebracht hebben,

23

Haram ende Canne, ende Eden, metten coopluyden wt Saba, Assyrie, ende Kilmad die sijn ooc dijn calanten gheweest.

24

Dye hebben alle met dy haer geneert, met costelick ghewaet ende cieraet, met siden, gheele, ende ghesticte lakenen, Ga naar margenoot+ welck si in costelijcke kisten van Cederhout ghemaect, ende wel bewaert, tot dijnder marcte geuoert hebben,

25

Maer die Meyrschepen zijn die principaelste op dijne marcten geweest, Also bistu rijck ende opgheblasen gheworden midden opten ganschen meyrre, Ende dine schipluyden hebben v op groote wateren aen geuoert,

26

¶ Maer eenen Oosten wint sal v verstooten ende breken midden op dat meyr, Alsoo dat dijn ware, coopluyden, hanteriers, dine schipheren,

27

royknechten ende bootsgesellen, ende dye gene die schepen maken, ende alle dine crijschluyden, Ende alle tvolc in dy zijnde, midden op dat meyr vergaen sullen ter tijt als ghy onder gaet,

28

Also dat die hauenen ooc beuen sullen van dat geroep zijnder schipheren,

29

Ende alle die aent roeyr, ende dye riemen trecken, met dye schipknechten bootsgesellen ende meesters, sullen wt hare schepe springhen, ende haer aent lant scicken,

30

Ende sullen luyde ouer v roepen, bitterlijcken clagen stof op hare hoofden werpen, ende haer in dye asschen legghen,

31

Si sullen haer kale scheren om dijnen wille, sacken aentrecken ende omgorden hertelijcken om dy weenen, ende bitterlijcken van dijnder wegen clagen ende droeuich zijn,

32

Hare kinderen sullen v ooc beclagen, Ach wye is doch ye also opten meyre getemt ende ghestilt als Tyrus:

33

Doen du dine coopmanscap op dat meyre hanteerdest, doen maecte ghi veel landen rijck Ia met die menichte dijnre waeren ende neringen maecte ghy rijck dye Coninghen op der aerden.

34

Mer nv bistu vanden meyr in die rechte diepe wateren gestooten also dat dijn neringe, ende alle dijn volc met di vergaen is.

35

Alle die inden eylanden wonen, dye sijn veruaert van v, Ende alle haer Coningen sijn versaecht, ende si sien seer iammerliken,

36

Die coopluyden der volckeren pipen v aen, om dat ghy so bottelijcken vergaen zijt, ende voort aen nemmermeer op en comt.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 8

margenoot+
C vers 16

margenoota
Calmus is hier een welrieckende Gomme, ende geen wortele

margenoot+
D vers 24


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken