Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Een biddende vermaninghe der propheten, dwelcke op dat snaerspel gemaect is. Inden welcken die grouwelijcke ende veruaerlijcke toecoemst des HEREN des strengen rechters beschreuen wordt.

Dat .iiij. Capittel

1

Ga naar margenoot+DIt is dat gebet des propheten Habacuc voor die ontschuldige.

2

Als ic o HERE dijn gerucht ghehoort hebbe, so ben ic veruaert geweest O HERE du maecste dijn werc Ga naar margenoota leuendich midden inden iaren. Ende ghi latet ooc midden inden iaer openbaer worden. Wanneer dat dye droeffenisse daer is, So gedenct ghi der bermherticheyt.

3

God quam van dat Suyden. Ende dye heylige van dat geberchte Paran. Sela. ¶ Sijns loofs was den hemel vol, Ende zijn eere veruulde dat aertrijcke.

4

¶ Sijn claerheyt was gelijc dat licht. Ende blincstralen gingen van sijn handen. Aldaer was sijn macht verdoruen.

5

Voor hem henen ginc pestilencie. Ende een plage ginc daer wt, waer hi henen trat.

6

Hy stont ende mat dat aertrijcke, Hi aenscouwet, ende deelt die heydenen, Dat die Ga naar margenootb bergen der werelt vermorselt worden, Ende die hueuelen moesten haer buygen in der werelt, doen hi inder werelt ginc.

7

Ic sach der Moren tente in moyte. Ende der Madianiten boeyen bedroeft.

8

En waert ghi niet vertoornt O HEERE in die wateruloet? Ende dijn gramscappe in die wateren ende dijne verbolgentheyt in dat meyre..

Doen ghi op dine peerden saedt, ende dijne wagens die victorie behielden.

9

Du togeste den boge voorwaerts, ghelijc du den stammen ghesworen hadtste. Sela. Ende deelde dye waterstroomen int lant.

10

Ga naar margenoot+Die bergen sagen v, ende haer wert bange. Die waterstroome voer daer henen. Die diepte liet haer hooren Die hoochte hief die handen op.

11

Die sonne ende mane stonden stille. Dijn pijlen voeren daer henen met stralen, ende dijn spere met blincken des blixems.

12

Ghi verteert dat aertrijcken in dijnder gramscappe, ende ghy dorsschet die heidenen in dijnder verbolgentheit.

13

Ghi toocht wt om dijn volc te helpen, om te helpen dijnen gesalfden. Ghy smijt aen stucken dat hooft int huys der godlosen, ende ghi ontdect dat fundament tot bouen aen den hals toe. Sela.

14

Ghi haet ende veruloect dat septer des hoofts met zijn volcken, Die gelijc als een onweder comen om mi te verstroeyen, ende verblijden haer als si den allendigen heymelijcken verslinden.

15

Dine peerden gaen int meyr, inden modder der dieper wateren.

16

Als ic dat hoore, so corret mi mijnen buyck, ende mine lippen beuen van dijnder stemme. Etter gaet in mijn gebeente. Een veruaernisse coemt mi in mijn gebeente

Ic ben bi mi selfs bedroeft. Och oft ic rusten mochte, inden dach des droefheyts, als wy henen optrecken totten volcke dat ons bestrijt

17

Ga naar margenoot+Ia dan en sal den vijgeboom niet bloeyen ende daer en sal geen vruchte aen die wijnstocken sijn. Den olijfboom sal den arbeyt faelgeren, ende die ackers en sullen geen nootdruft voortbrengen, Ende die scapen sullen wten koyen gheschoort worden, ende daer en sullen gheen kinderen meer in die stallen sijn

18

Maer ic wil mi verblijden inden HERE, Ende in God mijnen salichmaker vrolijc sijn, Want die HE-

[pagina *]
[p. *]

RE God in mijn cracht,

19

die sal ooc mijne voeten maken gelijc die voeten der hyrten. Ende hi sal mi in dye hoochte voeren, dat ic singe op mijn snaerspel.

margenoot+
A vers 1

margenoota
Leuende maken dat is hier bysonderlic ende wonderlijc helpen

margenootb
Berg der werelt, dat sijn dye grote ende machtige deser werelt, dye in houeerdiger herten haer seluen oprechten Amo. v.

margenoot+
B vers 10

margenoot+
C vers 17


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken