Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hier beghint dye Prophete Sephania.

¶ Hi propheteert, ende voorseyt haer die toecomende straffinghe.

Dat .I. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DIt is dat woort des HEREN, welck gheschiet is tot Sephania den soone Chusi, des soons Gedalia, des soons Amaria, des soons Hiskia. In der tijt Iosie des soons Amon, des Conincx in Iuda.

2

Ic wil alle dinc inden lande verderuen, seit de HERE

3

Ic wil beyde menscen ende beesten, die vogelen inder lucht, die visschen int water, met die Godekens der Godlosen wil ic wech nemen. Ia die menschen wil ic wtden lande roeyen, seyt die HERE.

4

Ic wil mijn hant wtstrecken ouer Iuda, ende ouer alle die tot Hierusalem woonen, Also wil ic wat van Baal ouergebleuen is, wtroeyen, daer toe ooc die namen der Monaken, ende der Priesteren van dese plaetse,

5

ende die ghene die des hemels heyr op die daken aenbidden. Die dat selue aenbidden, ende sweeren nochtans biden HEERE, ende daer bi ooc tot haren Malchon,

6

ende die vanden HEERE afgeuallen sijn, ende die na den HERE niet en vragen, ende hem niet en achten.

7

Swijcht stille, ende weest veruaert voor den HERE God, Ga naar margenoot+ Want den dach des HEREN is na by. Want die HERE heeft eenen slachoffer bereet ghemaect ende sine gasten daer toe genoot,

8

ende inden dach des slachoffers, des HEREN wil ic besoecken die princen, ende des conincx kinderen, ende alle die in vreemde kercken cyraet dragen.

9

Ic wil ooc ter seluer tijt besoecken alle die so hoochmoedich daer in die salen treden die haerder heeren huys vullen met roouen, ende bedriegen.

10

Ter seluer tijt seyt die HERE God, sal hem een groot geroep verheffen vander visscers poorte aen ende ooc van die andere poorten een huylinge, ende eenen grooten moort vanden hueuelen.

11

Ghi die in de molen woont, huylet, want alle dat creemers volck is wech, ende alle die gelt vergaderen sijn wtgheroeyt,

12

Ter seluer tijt wil ic Ierusalem met een licht doorsoecken, ende wil besoecken die lieden, dye op haer heffen ligghen, Ga naar margenoot+ ende seggen in haer herten, Ga naar margenoot+ die HERE en sal noch goet, noch quaet doen.

13

Haer goet moet tot eenen roof worden, ende hare huysen tot een verwoestheyt. Ende oft si al andere huysen tymmerden soe en sullen si nochtans daer niet in woonen, Si sullen wijngaert ackers planten, ende geenen wijn daer af drincken.

14

Want des HEREN grooten dach is na bi. Hi is hier bi ende haest zeer.

Als dat gescrey vanden dach des HEREN comen sal, So sullen die stercke ende mannelijcke ruesen bitterlic screyen,

15

Want desen dach is eenen dach der gramscappen, eenen dach der droefnisse ende angst, eenen dach des onweders ende tempeesten, eenen duysteren ende donckeren dach, eenen wolcachtighen ende neuelachtigen dach,

16

eenen dach der basuynen ende trompetten, tegen die vaste steden, ende alle hooge sloten.

17

Ic wil die luyden so banghe maken dat si rontom ghaen sullen, ghelijc die blinden. Daerom dat si tegen den HERE gesondicht hebben, Haer bloet sal wtghestort worden, ghelijc oft stof ware, ende haer vleesche als drec.

18

Haer siluer ende gout en sal haer niet beschermen mogen in den dach der gramschappen des HEREN, Maer dat ganssce lant moet van tviere sijnder zeloerscer liefde verteert worden. Wandt hi sal daer corts een eynde af maken, met alle den genen die inden lande woonen

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 7

margenoot+
C vers 12
margenoot+
deu. xxx Ie xxiiij


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken