Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hier begint dat vierde boeck Esdre

¶ God verwijt den volcke hare ondancbaerheyt ende boosheydt hi verhaelt haer sine weldaden, daer mede hijse bekeerde.

Dat .I. Capittel

1

Ga naar margenoot+DAt tweede boec Esdre, des propheten des soone Asarie des soons Helchie, des soons Sallum, des soons Sadoch

2

des soons Achito, des soons Ananie, des soons Phinees, des soons Heli, des soons Amerie, des soons Aziei, des soons Marioth, des soons Sarau, des soons Vzi, des soons Bocci, des soons Abisei, des soons Pinhas, des soons Eleasar

3

des soons Aaron, wt den gheslachte Leui die geuangen was inder Meden lantscap, int rijcke Artaxerxes der Persen coninck.

4

Ga naar margenoot+Ende dat woort des HEREN is tot mi gesciet seggende. Ga naar margenoot+

5

Gaet ende vercondicht mijnen volcke haer misdaden, ende haren kinderen die ongerechticheden, dye si tegen mi ghedaen hebben, op dat zijt bootschappen haerder kinder kinderen, want die sonden haerder ouders zijn in dien gewassen,

6

want si hebben mijns vergeten, ende hebben vreemde Goden geoffert

7

En heb icse wt Egipten niet geleyt, vanden diensthuise? Mer si hebben mi vertorent ende si hebben mijn raden versmaet

8

Maer slaedt ghy wt die vlecht ws hoofts, ende werpet alle quaet ouer haer, want si en hebben mijn wet nyet gehoorsaem geweest. Mer het volc is ongeleert, ende ongedwongen

9

hoe lange sal icse liden dien ic so veel weldaden gegeuen heb? Ga naar margenoot+

10

Ic heb vele coningen om harent wille bedoruen Pharaonen met zijn knapen, ende alle zijn heyr heb ic geslagen.

11

Ic vernielde alle heidenen van haren aensichte ende ic verstroyde volcken int oosten, van twee prouincien, te weten Tyri ende Sidonis, ende ic sloech al haer vyanden doot

12

Spreect ghi tot hen seggende. Ga naar margenoot+ Ga naar margenoot+ Dit seyt de HERE,

13

ic heb v daerom door die zee geleyt, ende v vant begin vaste straten gemaect. Ic gaf v eenen leytsman Mosen ende den priester Aaron,

14

ic ghaf v licht door die colomne des viers, ende ic dede grote wonderlicheden onder v, mer ghi hebt mijns vergeten seyt die HERE

15

Dit seyt die almachtige HERE, Dye quackele heeft v tot een teeken geweest, ic gaf v legers tot bescerminge, ende daer murmureerde ghi,

16

ende ghy en verblidet niet van groter victorien, Ga naar margenoot+ van v vianden verderuinge in mijnen naem, maer ghi hebt tot noch toe gemurmureert.

17

Waer sijn die weldaden die ick v ghegeuen heb? En riept ghi inder woestijnen niet tot mi doen ghi hongerde seggende.

18

Waer toe hebt ghi ons in dese woestijne gebracht, om ons te doden? Het had ons beter geweest, den Egiptenaers te dienen, dan in dese woestine te steruen. Ga naar margenoot+

19

V suchten smerte my, ende ic gaf v Manna tot spise Ga naar margenoot+

20

Ghi hebt der engelen broot geten. En hieu ic den herden steen niet wt doen ghi dorstede, ende die wateren vloeyeden in satheit? Om de hitte decte ic v metten bladeren der boomen.

21

Ic deelde v dat vette lant, ende ic verwerp die Cananeen, Ga naar margenoot+ Pherezeen, ende Philisteen van uwen aensichte wat sal ic v noch doen, seyt die HERE.

22

Dit seyt die almachtige HERE, Doen ghi in die woestine dorstende waert, in die Amoreeusce riuier, ende blasphemeerdet mijnen naem

23

Ick en gaf v geen vier voor blasphemie, maer hout int water stekende, maecte ic die riuiere soet,

24

Ga naar margenoot+Wat sal ic v doen o Iacob? Iuda ghi en hebt niet gehoorsaem willen sijn ic sal tot anderen volc gaen ende ic sal hen mijnen naem geuen op dat si mijn wetlicheden bewaren,

25

want ghi hebt mi gelaten, ende ic sal v verlaten, ende als ghi ontfermherticheyt van mi bidt, so en sal ic v niet ontfermen,

26

wanneer ghi mi aenroepen sult, so en sal ick v niet verhooren want ghi hebt v handen met bloet besmet, ende uwe voeten en sijn niet traech tot dootslagen te doen

27

Niet als oft ghi mi gelaten hadt mer v seluen seit die HERE

28

Ga naar margenoot+Dit seit die almachtige HERE, En heb ic v niet gesmeect als die vader zijn sonen, ende die moeder haer dochteren, ende als een voester haer clein kinderkens,

29

op dat ghi mijn volc sout sijn, ende ick v Godt ende ghi mijne kinderen soudt sijn, ende ic v vader?

30

hier-

[pagina *]
[p. *]

om vergaderde ic v gelijc een hinne haer kiecxkens onder haer vlogelen. Ga naar margenoot+ Maer wat sal ic v nv doen. Ic sal v verworpen van minen aensichte.

31

Als ghi mi offerhande brengt, so sal ic mijn aensicht van v afkeeren, Want ic sal uwe hoochtidelijcke dagen, ende nieuwe maenden ende v besnijdingen versmaden ende verworpen.

32

Ic seynde mijn knapen die propheten tot v, die welcke ghi naemt ende sloechtse doot, Ga naar margenoot+ ende ghi verscoordet haer lichamen, der welcker bloet ic versoecken sal van uwen handen seyt die HERE.

33

Dit seyt die almachtige HERE.

34

V huys is verwoest, ic sal v verwerpen ghelijc die windt die stoppelen, ende die kinderen en sullen gheene vrucht winnen want si hebben mijn ghebot veracht, ende si hebben dat quaet voor my is gedaen.

35

Ic sal uwe huysen leueren den comende volc, die my niet hoorende geloouen, dien ic geen teekenen en hebbe getoont, sullen doen dat ic geboden heb

36

Si en hebben gheen propheten ghesien, ende si sullen haerder ongherechticheyt ghedencken.

37

Ga naar margenoot+Ic getuyge des comenden volcx ghenade, wiens cleyn kinderkens verhuegen met bliscappen, mi niet siende met vleescelike oogen, maer met den geest geloouende tgene dat ick geseyt hebbe.

38

Ende nv broeder aenscout welcke glorie, ende siet dat volc comende van oosten,

39

welcken ic sal geuen dat hertoochscap Abraham Isaac, ende Iacob, ende Osee, ende Amos, ende Michee, ende Iohel, ende Abdie, ende Ione

40

ende Naim, ende Abacuc Sophonie, Aggei, Zacharie ende Malacie, die ooc dye enghel oft bode des HEREN is gheheeten.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 4
margenoot+
sae. lviij

margenoot+
Ex. xi.

margenoot+
de. xxix
margenoot+
C vers 12

margenoot+
exo. xiij deu. viij exo. xvi

margenoot+
nu. xiiij

margenoot+
Manna dat is heemels. broot.

margenoot+
nu. xx.

margenoot+
D vers 24

margenoot+
E vers 28

margenoot+
Mat. xxiij.

margenoot+
Esaie. lxvi. Ier. ix

margenoot+
F vers 37


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken