Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Idel ende onnutte sijn si alle die de kennisse Gods nyet en hebben, ende si sijn vanden leuendighen warachtighen God af ghetreden totten creatueren, ende onsalich sijn si, die de beelden eeren.

Dat .xiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+MAer alle menschen, in welcken die kennisse Gods niet en is, die sijn ydel, ende die wt den sienlijcken goeden dingen niet en hebben mogen kennen, den ghenen die voor haer lieden, ende inder eewicheyt geweest is,

2

die ooc wt den gheschapenen wercken, den werckmeester niet gekent en hebben, Mer die sommige hebben dat vier, die sommige den wint ende lucht, oft den loop der sterren, oft dat water, oft die sonne ende mane, de lichten des hemels, ende regeerders des aertrijcx, meynden si goden te wesen.

3

Ende hoe wel si mits hare schoonheit verlustiget waren, also dat sise goden meynden te wesen, si souden weten dat haer verherder schoonder is, dan dese, want die schepper der schoonheyt, heeft alle dese dingen ghestelt,

4

oft hebben si dan een verwonderen gehadt, vander cracht, ende wercken dier dingen, veel meer souden si ghemerct hebben, dat die ghene, dye alle dese dinghen gemaect heeft, veel stercker ende crachtigher ware dan si.

5

Ga naar margenoot+Want aldus machmen door die grootheydt ende schoonheyt der creatueren, den schepper leeren kennen.

6

Nochtans sijnse min te straffen, die God sochten, nochtans ghedoolt ende ghemist hebben,

7

Want oock als si in sinen wercken omgaen, so ondersoecken sise, ende houden dat vaste, dat die dingen goet sijn diemen siet,

8

wederomme en salmen desen ooc niet geheelic vergheuen,

9

want ist dat si soo veel weten, dat si die werelt connen schatten, ende die creatueren waeromme en vonden si der werelt HEERE niet lichteliker?

10

Want si sijn onsalich, ende haren hope is onder die doode, die gene die de wercken der menschen handen, goden hebben gheheeten, gout ende siluer, vindinge der const, ende die gelikenisse der dieren, of eenen onnutten steen, welc dat werck eender ouder hant is.

11

Oft ist dat eenich constenaer, die een timmerman is, recht hout vanden bossche hieu, ende sijn conste neerstelic ghebesiget hebbende, een onnut vat make tot orboringe sijns leuens,

12

ende gebruycke die ouer bliuende spaenderen des wercx, tot bereydinge der spisen,

13

ende dat hi dander deel van desen dat hi niet en besiget, een crom hout vol weeren, neerstelic wtgroeuet door sijn ydelheit ende hi dat beelde door die kennisse sijnder const, Ga naar margenoot+ ende make dat gelijc eens menschen beeldt, oft dat eenighen dieren ghelijc make,

14

ende hijt dan bestrijcke met rooder verwen, ende dat hijt rootachtich schildert, met verwen, ende alle vlecke die daer inne is ouerstrijcke. Ende hi sal hem een weerdige woninge maken,

15

ende aen die want settende, ende met yser vast makende,

16

op dattet misschien niet en valle, hem voorsiende, wetende dattet hem seluen niet helpen en mach. Want het is een beelt, ende hem is hulpe van noode.

17

Daer na gaet hi ende offert hem van sinen goede, kinderen ende wiuen ende hi soect hulp van hem, ende vraecht hem raet, Ga naar margenoot+ Hi en scaemt hem niet te spreken metten ghenen, die sonder siele is,

18

ende hy bidt den crancken om gesontheyt, ende den dooden bidt hi om dat leuen, ende aenroepten tot een onnutte hulpe,

19

ende hi bidt om den wech van hem, die niet wandelen en mach, ende van wat te vercrigen, oft van wercken, ende van alre dingen gheschiedenisse, bidt hi vanden ghenen, die in allen dingen onnutte is.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 5

margenoot+
C vers 13

margenoot+
Ie. x.d. Psalm. cxiij.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken