Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Van Demetrio ende sine tyrannye. Hoe sijn lieden vrede maken metten Israeliten, ende nochtans niet en hielden

Dat vij Capittel

1

Ga naar margenoot+INden hondersten ende eenenvijftichsten iare so quam Demetrius, Seleucus sone van Romen, ende tooch met luttel lieden inden steden aender zee, ende hi regneerde daer.

2

Ende het gheuiel, doen hi ghecomen was int huys sijns vaders rijcx, soo werdt Antiochus ende Lisias van sijn volc geuangen, om dat sise Demetrio brengen souden

3

Ende Demetrins geboot sinen dienaren, datmense voor sinen ooghen niet en soude brengen. Ende theyr doodese daer

4

Ende Demetrius sadt opten throon van sinen rijcke. Ende quade ongerechtige mannen, quamen wt Israel tot hem,

5

ende Alchimus was haer leytsman, dye dat priesterdom begeerde,

6

ende wroechden voor den Coninck, ende seyden. Iudas ende sijn broederen hebben des conincx vrienden verdoruen, ende heeft ons verdreuen van onsen lande.

7

Daerom seyndt nv eenen man dien ghi ghelooft, dat hi gaen mach, ende besien, al dye verderffenisse, die hi ons ende des conincx lantscappen gedaen heeft, ende hi heeft al des conincx vrienden ende hulpers ghecranct.

8

Ende die coninc Demetrius koos wt sinen vrienden Bachidem, die prince was, ouer die groote riuiere int rijck, die den coninck ghetrouwe was,

9

Ga naar margenoot+ende hi seynde hem om te sien die ouerdaet, die Iudas ghedaen hadde. Ende den quaden Alchimum gaf hi dat priesterscap, ende beual hem wrake te doen inden kinderen van Israel,

10

Ende si stonden op, ende quamen met eenen alte seer grooten heyr int lant van Iuda, ende seynden boden, ende spraken tot Iudas ende sinen broederen vriendelijcke woorden in boosheden.

11

Mer Iudas ende sijn broederen en gauen haer geen ghelooft wandt si sagen, dat si ghecomen waren met alte grooten heyr,

12

ende die vergaderinghe vanden schriftgheleerden, vergaderden tot Alchimum ende Bachiden om te soecken dat gherecht was,

13

ende eerst die Assideen, die onder die kinderen Israels waren, ende si sochten met hem vrede.

14

Want si seyden, Een man een priester dye van Aarons zaet

[pagina *]
[p. *]

comt, hi en sal ons niet bedrieghen.

15

Ende hy sprac met hen vriendelike woorden, ende swoer hen, ende seyde. Wi en sullen v geen quaetheyt doen, noch uwen vrienden. Ende si gheloofdent hem.

16

Ende hi begreep van hen lieden .lx. mannen, ende doodese in eenen dage, na dat woort datter ghescreuen is,

17

Dijnre heyligen vleesch ende bloet storten si ontrent Ierusalem, ende niemant en was diese begroef, Ga naar margenoot+

18

ende ancxte ende vreese viel in al tvolc, Ende si seyden. Waerheyt ende vonnisse en is in hen niet, Want si hebben ghebroken dat si gheloofden, ende den eedt dien si swoeren.

19

Ende Bachides vertrock dat heyr van Iherusalem, ende deeldese tot Bethzecham. Ende hy seynder ende vincker vele, die van hem geuloden waren, ende hy doode eenighe vanden volcke, ende werpse in eenen groten put,

20

ende hi beual Alchimo dat lantscap, ende liet met hem succoers tot sijnder hulpe.

21

Ende Bachides tooch wech totten coninck, ende Alchimus deder genoech vore, om dat hi prince der priesters was, Ga naar margenoot+ ende tot hem vergaderden al die Israel benaut hadden,

22

ende si behielden tlant van Iuda, ende deden groote plagen in Israel.

23

Ende Iudas aensach al dat quaet dat Alchimus dede den kinderen van Israel, ende die met hem waren, veel meer dan die heydenen,

24

ende hi ginc wt in al dlandt van Iuda alomme, ende hi dede wrake in die ondadige mannen.

Ende si hielden op voortmeert wt te trecken int landt.

25

Ende Alchimus sach dat Iudas, ende die met hem waren te bouen gingen, ende hi bekende dat hise niet wederstaen en mochte, ende hi keerde weder totten coninc, ende hi wroechdese met veel misdaden.

26

Ende die coninc seynde Nichanor, een van sinen edelsten princen, die altoos viantscap maecte teghen Israel, Ga naar margenoot+ ende hi beual hem, dat volck te niet te maken,

27

ende Nichanor quam met een groot heyr binnen Ierusalem, ende seynde tot Iudam, ende sijn broeders met vredelijcke woorden in bedroch, ende seyde. Gheenen strijt en sal tusschen mi ende v wesen,

28

Ic sal comen met luttel mannen, ende sien v aensicht met vreden, ende hi quam tot Iudam,

29

ende si gruetten deen den anderen vriendelijc, ende die vianden waren bereet om Iudam te vanghen.

30

Ende Iudas vernam dit, dat hi met boosheden tot hem ghecomen was, ende wert veruaert van hem, ende en woude sijn aensicht niet meer sien.

31

Ende Nichanor die sach, hoe dat sinen raet ontdect was, doe tooch hi wt Iudam te ontmoeten, om met hem te strijden neuen Capharsalama,

32

Ende van Nichanors partien, so vielen byna vijfduysent mannen, ende si vloden in Dauids stadt.

33

Ende na dese woorden tooch Nichanor opten berch van Sion, ende van des volcx priesters gingen wt, ende groetten hem met vreden, ende thoonden hem sondofferen, diemen ouer den coninc offerde,

34

ende bespottende, so veronwaerdense, ende besmetteden dye offerhande, ende hi sprac houaerdelick, ende swoer met gramscappen, ende seyde.

35

Ten si dat mi Iudas ende sijn heyr geleuert worde in mijn hant, so sal ick dit huys verbernen, als ick met vreden weder keeren sal.

36

Ga naar margenoot+Ende hi ginc wt met groter gramscappen, ende die priesters gingen, ende stonden voor den outaer inden tempel, ende seyden weenende.

37

O HERE ghi hebt dit huys vercoren, om dijnen naem daer in aen te roepen, om dattet wesen soude een bedehuys dijns volcx, Doet wrake in desen man, ende in sijn heyr, dat si vallen metten sweerde.

38

Gedenct haer blasphemie, ende en gheuet haer niet dat si gheduerich blijuen.

39

Ende Nichanor tooch van Ierusalem, ende voer met zijn heyr voor Bethoron, ende hem quam toe dat heyr van Sirien,

40

ende Iudas tooch in Adersa met sijn drie dusent mannen. Ende Iudas badt, ende seyde,

41

O HERE die gesonden waren vanden coninck Sennacherib, om dat si di blasphemeerden, So quam een Engel, ende versloech van dien lieden, hondert duysent, ende vijuentachtentich duysent mannen,

42

also doet O HERE heden tonder dit volc, in onsen aenscouwen, ende dander sullen weten, dat hi qualiken gesproken heeft op dijne heylicheyt, ende oordeelt hem na sijn quaetheyt.

43

Ende inden dertiensten dach vander maent Adar, Ga naar margenoot+ so streden si, ende Nichanors heyr ginc onder, ende hi viel eerst inden strijt

44

Ende doen Nichanors heyr sach, dat hi geuallen was, so wierpen si haer wapenen wech, ende si vloden ende si volchden hen na, een heel dachreyse van Adazar, tot datmen coemt tot Garaza,

45

ende si sloeghen met trompetten achter hen. Ende die Ioden toghen wt, al om ende omme, wt allen steden, ende si bliesense wech met horenen, ende si keerden weder tot hen, ende vielen al metten sweerde, ende van hen en bleeffer een niet, ende si namen hen haren roof, ende sloeghen Nichanor thooft af, ende sijn rechte hant, die hi houeerdelic opgeheuen hadde, ende die droegense, ende hinghense voor Ierusalem.

46

Ende dat volc verblijde seer, ende si hielden dien dach met grooter blijscappen.

47

Ende Iudas oordineerde datmen dyen dach alle iare houden soude, op den derthiensten dach vander maent Adar, ende dlant van Iuda rustede een luttel daghen.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 9

margenoot+
Psalm. lxxvij.

margenoot+
C vers 21

margenoot+
D vers 26

margenoot+
E vers 36

margenoot+
Adar is Februarius


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken