Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hoe Antiochus ghebiet die Ioden te dooden, den tempel ontwijden, ende hoe die Ioden gedwonghen werden, den afgoden te offeren, Hoe Eleazar ende die moeders met haren kindeen ghedoodt waren, om dat si haer wet nyedt en wouden verraten

Dat .vi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde niet veel tijts daer na, seinde die coninc eenen legaet van Anthiochien die de Ioden dwinghen soude, dat si ouertreden souden die vaderlijcke rechten ende Godts wetten,

2

ende ooc om den tempel te besmetten, die te Iherusalem was, ende dat si den tempel noemen souden, Iupiters Olimpijs tempele. Ende datmen den tempele in Garizim heeten soude Iupiters tempele, also die gene waren, die die plaetse van Iupiters gasthuys bewoonden.

3

Ende den oproer der booser was den alder quaetsten, ende allen menschen swaer.

4

Want den tempel Godts was vol oncuysheyts, ende brassingen der heydenen, ende der gheender die met hoeren hoereerden, ende die wiuen ghinghen van selfs in die heylighe plaetse, ende droegen daer in tghene dat niet gheoorlooft en was.

5

Den outaer was ooc vol van ongeoorloofder dinghen die inder wet verboden waren.

6

Noch die Sabbathen en werden nyet bewaert, noch die vaderlike hoochtidelike daghen en werden niet gehouden, noch nyemant en dorste belijden dat hi een Iode was.

7

Maer opten dach van des conincx gheboorte, werden si met ghewelt ghedwonghen totten offerhanden.

8

Ende alsmen des afgods Bacchi feeste hielt werden si bedwongen met feel oft eyloof gecroont, met den afgod Baccho processie te gaen,

9

Mer daer so ginc een gebot wt, in die naeste steden der heydenen, bi ingheuen van Ptholomeum, dat si ooc in gelike manieren tegen die Ioden doen souden, op dat si offerande doen souden. Mer die tot den insettingen der heidenen niet ouer en wilden gaen, datmen die alle doot soude slaen. Aldus wasser groote allendicheit te sien

10

Want daer werden twee wijuen aenghebracht, die hare sonen hadden laten besnijden, den welcken hare kinderen aen die borsten hangende, als sise openbaerlijck door alle die stadt omgheleyt hadden, soo stieten sise vanden mueren nederwaert.

11

Ga naar margenoot+Mer ander die totten naesten speluncken tsamen gegaen waren ende si heymelijc den Sabaoths dach vierden, als si Philippo ghewesen waren, werden si met vlammen verbrant, want si wt der vreesen Godts, dat ghebot so vast hielden, dat si haer seluen opten Sabaoth niet verweeren en wilden.

12

Maer ick bidde hen, die desen boeck lesen sullen dat si niet verscrickt en worden, om teghenspoedighe gheuallen, maer dat si achten die dinghen die daer gheschieden, niet tot verderffenisse, mer tot castijnghe ons gheslachts gheschiet sijn.

13

Want het is een teeken van grooter weldaet, dat God den sondaren gheenen langhen tijt na haren sinne en laet doen, maer terstont straft, ende wraecke seyndet.

14

Want die HERE en verbeyt met ons niet lijdtsamelic, ghelijck in anderen natien, op dat hy die, als den dach des oordeels toecomen sal, in volheyt der sonden pijnighen mach.

15

Alsoo heeft hi oock in ons gheoordineert, dat als wi ghesondicht hebben, soo straft hi ons.

16

Ga naar margenoot+Want hi sijn ontfermherticheyt nymmermeer van ons af en doet. Mer sijn volck in teghenhede straffende, en verlaet hi niet.

17

Maer dese dinghen, laet ons ghenoech met luttel woorden geseyt sijn, tot vermaninghe der geenre diet lesen sullen. Nv staet ons tot die vertellinghe te comen.

18

Aldus wert Eleazarus een vanden eersten der scriben, een wel ghedaecht man, ende schoon van aenschijn ghedwongen den mont op te doen ende verc-

[pagina *]
[p. *]

ken vleesch te eten,

19

mer hi hadde lieuer eerlic te steruen, dan met scanden te leuen, ende ghinck willichlic totter doot.

20

Ende doe hi sach dattet vergaen soude, so verdroech hijt lijdtsamelijck, ende hi nam voor hem geen ongeoorloofde dingen toe te laten om dye liefde des leuens.

21

Mer die daer bi stonden, met ongerechter ontfermherticheyt beweecht zijnde, om die oude vrientschap des mans, namense hem heymelic, ende baden datmen vleesch halen soude, dwelc hem geoorlooft was te eten, datmen veynsen soude dat hijt gegeten hadde,

22

ghelijc die coninc gheboden hadde vanden vleesche der offeranden, op dat hi mits die daet, vander doot verlost soude worden. Ende om die oude vrientscap des mans, deden si dese beleeftheit aen hem.

23

Mer hi begonst te ouerdencken sijn eerlic ende vermaert ouderdom, ende sijn edele afcomste ende dat hi van ioncx op, een eerlike wandelinge gehadt hadde, ende die wet, ende die geboden Gods neerstelic ghehouden hadde, daerom so antwoorde hi haestelic seggende. Dat hi voorgesonden wilde worden ter hellen.

24

Want het en is onsen ouderdom niet betamelijc (seide hi) ons te vensen, dat vele der iongelingen meynen mochten, dat Eleazar van tnegentich iaren, ouer gegaen waer, totten leuen der vremdelingher,

25

ende si ooc om mijnder veysingen wille, ende om een luttel tijts des verganckelijcken leuens, bedrogen souden worden, ende dat ick daer door een smettinge ende verfuwinge, mijnder outheyt behale.

26

Want al werde ic inder teghenwoordiger tijt, vander menscen pijnlicheit verlost, so en mocht ick nochtans des almachtighen hant noch leuendich noch doot ontulien.

27

Daerom wil ick vromelijc steruen, ende doen dat mijnen ouderdom betaemt,

28

den iongelingen sal ic een sterc exempel achter laten, eest dat ic met willigen bereeden gemoede, ende sterckelic voor die alder costelicste ende heylichste wet, een eersame doot voluoere.

29

Ga naar margenoot+Als hi dese dingen geseyt hadde, so wert hi terstont totter pijnen getrocken, maer die hem leyden ende luttel daer te voren sachter waren, sijn tot gramscappen gekeert, om die redenen die hi geseit hadde die si meynden wt vermetelheydt geseyt te sine.

30

Maer als hi met slagen gequest wert, soo versuchte hi, Ga naar margenoot+ ende seyde. O HERE, die de heylige kennisse hebt, ghi weet openbaerlijck, dat daer ic vander doot verlost mocht worden, harde smerten des lichaems lijde Maer nader sielen, soo lijde ict gheerne om uwer vreesen wille. Ende dese verschiet in deser manieren wt den leuene, nyet alleen den iongen, mer ooc alle den gheheelen volcke een gedachtenisse sijnder doot, tot eenen exempele der doot, ende der stercheyt achter latende.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 11

margenoot+
C vers 16

margenoot+
D vers 29

margenoot+
Gebet.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken