Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Vander ootmoedicheyt eens kints, dat wy onsen broeder straffen sullen, dat wi malcanderen vergheuen onse misdaet.

Dat .xviij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+† OP die selue tijt quamen tot Ihesum sijn discipulen, ende seyden, Wie is doch die meeste in rijck der hemelen? Ga naar margenoot+

2

Ende Iesus riep een kint tot hem, ende sette dat midden onder haer, ende sprac?

3

Voorwaer ick segge v, ten si dat ghi v om keert, ende wert gelijc kinderkens, so en sult ghi int rijc der hemelen niet comen.

4

Hierom een yeghelijc die hem seluen vernedert gelijck dit kint, dese is die alder meeste int rijc der hemelen.

5

Ende wie ontfanct alsulcken kint in mijnen name die ontfanct mi. Ga naar margenoot+

6

Ende wie een van desen minsten Ga naar margenoota verargert die in mi gheloouen dien waer beter dat een molensteen aen sinen hals gehanghen werde, ende dat hi int diepste der zee verdroncken werde.

7

Wee der werelt van aenstootinge oft verargernisse. Ende tis van noode datter argernissen comen Mer wee den menschen door den welcken dye argernisse coemt,

8

Mer ist dat v dijn hant oft dijn voet argert, so snijt dien af, ende worptse van v, Het is v beter dat ghy totten leuen, crepel oft verleemt in gaet, dan twee handen oft twee voeten hebbende, int eewich vier geworpen te worden,

9

Ende ist sake dat v ooghe v argert, trectse wt, ende worptse van v, Ga naar margenoot+ het is v beter dat ghi met eender ooge int leuen coemt, Ga naar margenoot+ dan dat ghi twee oogen hadt, ende wordt in helsche vier gheworpen.

10

Siet toe, dat ghi nyet en veracht eenen van desen cleynen, want ic segge v, haer engelen sien altijt dat aensicht mijns vaders, die in die hemelen is,

11

Want die sone des menschen is gecomen salich te maken dat verloren was. Ga naar margenoot+

12

Wat dunct v? Waert datter yemant hondert scapen hadde, Ga naar margenoot+ ende een van desen scapen dwalende ware, laet hi niet die negen ende tnegentich schapen op die bergen, ende gaet ende soect dat een scaep dat verdoelt is,

13

ende ist dat geualt dat hijt vint. Voorwaer ic segghe v, dat hi hem dan meer verblijt van dit een schaep, dan van die negen ende tnegentich scapen, die niet gedoolt en hebben

14

Also en ist den wille niet van uwen vader, die in die hemelen is, datter een van desen cleynen vergae.

15

Ga naar margenoot+† Ist sake dat v broeder in v sondicht, Ga naar margenoot+ soo gaet ende straft hem tusschen v ende hem alleen, Ist dat hi v hoort, soo hebdi uwen broeder gewonnen

16

mer ist dat hy v niet en hoort, so neemt met v noch een oft twee, op dat inden mont van tween oft drien getuygen alle woort staen mach. Ga naar margenoot+

17

Ist dat hi die niet en hoordt, soo segghet der kercken mer ist dat hi de vergaderinge niet en hoort, so hout hem als een heyden ende openbaer sondaer.

18

Voorwaer segge ic v, wat ghy opter aerden binden sult, sal ooc inden hemel gebonden zijn, ende wat ghi ontbinden sult opter aerden, sal ooc inden hemel ontbonden sijn.

19

Voort segge ic v: Ist dat twee van v met malcanderen ouercomen opter aerden, van alle dingen dat si begeeren, dat sal haer ghescieden van mijnen vader die in die hemelen is,

20

Want waer twee oft drie vergadert sijn in mijnen naem, Ga naar margenoot+ daer ben ic int middel van haer.

21

Doen ginc Peeter tot Iesum ende sprac HERE, hoe dicwil moet ick mijnen broeder vergheuen? ist genoech seuenwerf?

22

Iesus sprac tot hem, ic en segge v niet seuenwerf, mer tot tseuentich werf seuenwerf. *

[pagina *]
[p. *]

[afbeelding]

23

† Daerom so is dat rijck der hemelen ghelijc gheworden eenen coninc, die met sinen knechten rekenen woude,

24

ende doen hi begonst te rekenen, so quam voor hem een dye hem schuldich was thien duysent pont.

25

Doen hi nv niet machtich en was, om die te betalen, so heeft sijn heere gheboden, Ga naar margenoot+ hem te vercoopen, ende sijn huisurouwe, ende sijn kinderen, ende al dat hi hadde om dat te betalen,

26

doen viel die knecht neder, ende badt hem aen, eude sprac, Heere hebt pacientie met mi, ic salt v al betalen.

27

Doen iammerdet den heere des knechts, ende liet hem los, ende hy heeft hem die schulden ooc quijt gheschouden.

28

Doen ginc dese selue knecht wt, ende heeft eenen gheuonden van sinen medeknechten die hem schuldich was hondert penninghen ende greep hem aen, ende toch hem byden hals, segghende betaelt dat ghi mi schuldich zijt.

29

Doen viel sijn medeknecht neder, ende badt hem seggende, Hebt pacientie met mi, ende ic sal v betalen.

30

Mer hi is wech gegaen, ende heeft desen inden kercker geworpen, tot dat hi sijn scult betalen soude.

31

Doen sijn medeknechten dat saghen, so sijn si seer bedroeft, ende sijn gecomen, ende hebben haren heere vertelt al dat ghesciet was.

32

Doen dede hem sijn heere voor hem roepen, ende sprac tot hem, Ghi schalcke knecht Alle schult hebbe ic v vergheuen, want ghi mi ghebeden hebt,

33

En soudt ghi dan oock niet v medeknecht ontfermt hebben gelijc ic ws ontfermt hebbe?

34

Ende sijn here wert toornich, ende heeft hem den pijnders geleuert, tot dat hi betaelt soude hebben die geheele scult.

35

Also sal mijn hemelsche vader v oock doen, ist dat ghi niet en vergheeft van herten een yegelijc sinen broeder zijn gheschil. *

margenoot+
A vers 1
margenoot+
mar. ix c Luc. ix f

margenoot+
mar. ix c lu. xvij a

margenoota
Verargeren is yemant keeren vander waerheyt. mar. ix a

margenoot+
mar. ix f
margenoot+
B vers 9

margenoot+
lu. xix b

margenoot+
Lu. xv.a

margenoot+
C vers 15
margenoot+
Lu. xij a ij.cor xv a

margenoot+
Io. xx.c

margenoot+
lu. xvij.a

margenoot+
D vers 25


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken