Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Dat een man sijn huysurouwe niet laten en mach, Datmen die ionghe kinderen niet houden en sal vander benedictie. Vanden ghelubden menschen. Dat den rijcken swaer inden hemele te comen is. Dat hi hondertfout ontfanghen sal, dye hier alle dinghen versaect.

Dat .xix. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde het is geschiet doen Iesus dese reden gheeynt hadde, doen ginc hi wt Galileen, ende quam in die eynden des Iootschen lants ouer die Iordane,

2

ende vele scharen des volcx zijn hem gheuolcht, ende hi heeftse daer ghesont ghemaect.

3

Doen quamen die Pharizeen tot hem ende tempteerden hem, seggende,

4

Ist ooc recht dat hem een man scheyde van zijn huysurouwe om eenigerley oorsake? Iesus antwoorde ende sprac, En hebt ghi niet gelesen, dat hi die die menschen van beghin ghemaect heeft, die maecte dat een man ende vrouwe zijn soude, ende sprac, Ga naar margenoot+

5

Daerom sal een mensche laten vader ende moeder, ende zijnder huysurouwen aenhangen ende bi blijuen, ende si sullen twee in een vleesch sijn,

6

soo en zijn si nv niet twee, maer een vleesch. Ende daerom en sal die mensche niet scheyden dat God te samen gheuoecht heeft.

7

Doen spraken si Ga naar margenoot+ Waerom heeft dan Moyses gheboden te gheuen eenen scheytbrief, ende die huisurouwe te laten? Iesus heeft geantwoort.

8

Moyses heeft om die hertheyt uwer her-ten toegelaten te scheyden van uwer huysurouwe. Mer vanden beghin so en heeftet also niet gheweest.

9

Ende ic segge v, so wie van sijnder huysurouwen scheyt (het en si om ouerspels wille) ende een ander trout, die doet ouerspel Ende wie de afgescheyden trout, dye doet ooc ouerspel

10

Ga naar margenoot+Doen spraken sijn discipulen tot hem: Staet dye sake eens mans also met sijnder huysurouwen? So en ist niet goet een huysurouwe te trouwen.

11

Ende Iesus sprac tot haer, Alle menschen en verstaen niet dit woort, mer alleen den ghenen dient ghegeuen is,

12

want daer sijn sommighe ghesneden, die also van haers moeders lichaem geboren sijn, ende daer sijn sommighe ghesneden, dye vanden menschen ghesneden sijn, ende daer sijn sommighe dye haer seluen besneden hebben, om dat rijck der hemelen, Ga naar margenoot+ Ende wie dit begrijpen can, die begrijpt.

13

Doen sijn tot hem ghebracht cleyne kinderkens om dat hi sijn handen op haer leggen soude, ende bidden soude Ende die discipulen hebben dese berispt.

14

Mer Iesus sprac Laet die kinderkens, ende en wilt haer niet verbieden tot mi te comen, want sodanighen behoort dat hemelrijc toe,

15

Ende hi leyde sijn hant op haer, Ga naar margenoot+ ende ghinck van daer

16

Ende siet, een tot hem gaende, seyde tot hem: Goede meester, wat sal ic goets doen, op dat ic dat eewich leuen mach hebben?

17

Iesus sprac tot hem, Waerom noemdy my goet? nyemant en is goet, dan alleen dye eenige God Mer wildy ghi ten eewighen leuen comen, so hout die gheboden.

18

Dese seyde tot hem, Welcke gheboden? Iesus heeft geseyt, Ghi en sult niet dooden, Ghi en sult niet stelen, Ghi en sult gheen ouerspel doen. Ghi en sult gheen valsche ghetuighenisse gheuen. Eert vader ende moeder, ende hebt lief uwen naesten ghelijc v seluen.

19

Die iongelinc sprac tot hem,

20

Alle dese heb ic gehouden van mijnder ioncheden op, Ga naar margenoot+ wat ghebreect mi noch?

21

Ende Iesus sprac tot hem, Ist dat ghi volcomen wilt zijn, So gaet ende vercoopt al dat ghi hebt, ende gheuet den armen, ende ghi sult eenen schat hebben inden hemel, ende coemt ende volcht mi na.

22

Doen dese iongelinc dat woort hoorde, so ghinc hi bedroeft van hem, want hi hadde veel goets.

23

Iesus sprac tot sijn discipulen, Voorwaer segghe ick v: dat een rijck Ga naar margenoota mensche swaerlic comen sal int rijc der hemelen. Ga naar margenoot+

24

Ende wederom segghe ic v, Het is lichter eenen kemel doort gat van eender naelde te gaen, dan eenen rijcken mensche int rijc Gods te comen.

25

Doen dat dye discipulen hoorden, sijn seer verwondert segghende, wie mach dan salich worden?

26

Mer Iesus sachse aen ende sprac tot haer, Byden menschen is dit onmoghelijck maer by Gode sijn alle dinghen moghelijc.

27

† Doen antwoorde Peeter, ende sprac, Siet, wi hebbent al achtergelaten, ende zijn v na geuolcht, Wat sullen wy daer voor hebben?

28

Iesus sprac, Voorwaer segge ic v, dat ghi, die mi na geuolcht zijt, inder wedergeboorten, Ga naar margenoot+ daer die sone des menschen op den stoel sijnder heerlicheyt sitten sal, sult ghi ooc sitten op dye twaelf stoelen, ende oordeelen die twaelf gheslachten van Israel.

29

Ende een yegelic die achterlaet zijn huis, of broeder, oft suster, oft vader, oft moeder oft huysurouwe, oft kinder, oft acker, om mijnen naem, die sal weder hondertfout ontfangen, Ga naar margenoot+ ende sal dat ewich leuen besitten. * Mer veel die de eerste zijn sullen die laetste sijn, ende die laetste sullen die eerste sijn.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
eph. v.g de xxiiij

margenoot+
lu. xvi d

margenoot+
B vers 10

margenoot+
C vers 12

margenoot+
mar x.c. lu xviij d

margenoot+
mar. x.c lu. xij.d ende xvi d

margenoota
Rijc inder scriftuere beteekent den genen dye zijn hope alleen op sijne rijcdom sette. lu. xx.c.
margenoot+
mar. x.c lu xviij c

margenoot+
D vers 28

margenoot+
mar. x.b lu. xiij.f

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken