Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hoe Iesus te Ierusalem opten ezel ghereden quam, Ende hoe hy die coopers ende vercoopers wten tempel sloech, Hoe den vijchboom dorre wert, Hoe Christus geuraecht wert, in wiens macht hi sijn teekenen dede, Vanden vadere die sinen sone inden wijngaert sant, Hoe openbaer sondaren voor die Pharizeen inden hemel comen sullen, Ende vande wijngaerders die dodende waren die tot haer gesonden werden

Dat .xxi. Capittel

1

Ga naar margenoot+DOen si naecten Ierusalem, ende quamen te Bethphage aenden Olijfberch, Ga naar margenoot+ sant hi twee van sinen discipulen ende sprac tot haer

2

Gaet int casteelken dat voor v leyt, ende terstont sult ghi vinden een ezellinne gebonden, ende haer vuelken met haer, Ontbintse ende brengtse tot mi,

3

Ende ist sake dat yemant tot v yet seyt, so segt Die HERE heeftse van noode, ende terstont sal hijse laten

4

Ende dat is al gesciet, op dattet veruult soude worden, dat door den propheet gesproken is, seggende,

5

Segget der dochter van Sion, Siet, uwe coninc coemt tot v saechtmoedich, sittende op een ezellinne, ende opt vuelken der lastbariger ezellinnen. Ga naar margenoot+

6

Die discipulen gingen ende deden gelijc Iesus haer beuolen hadde,

7

ende brachten die ezellinne ende dat vuelken, ende leyden haer cleederen daer op, ende setten hem daer op. Ende veel volcx hebben haer cleederen inden wech gespreyt,

8

Die ander sneden tacken vanden boomen ende hebben die inden wech gestroyt,

9

Ende dat volck die voor gingen ende na quamen, riepen ende spraken Hosianna den sone Dauids gebenedijt si hi, die daer coemt inden naem des HEREN, Hosianna, inden alder oppersten *

[afbeelding]

10

Ga naar margenoot+† Ende als Iesus in Hierusalem quam, so is die geheele stadt beroert, ende spraken, Wie is dese?

11

Dat volc seyde Dit is die Iesus, die propheet van Nazareth, wt Galilea.

12

Ende Iesus ginc inden tempel Gods, ende dreef daer wt alle coopers ende vercopers inden tempel, Ende hy heeft die tafelen der wisselaren, ende die stoelen der geenre die

[pagina *]
[p. *]

duyuen vercochten, omgheworpen, ende sprac tot haer, Ga naar margenoot+ Daer is ghescreuen,

13

Mijn huys sal een huys der bedinge heeten, Mer ghi hebt daer af een speloncke der moordenaren gemaect,

14

Ende die blinde ende cruepelen zijn tot hem gecomen inden tempel, ende hi heeftse ghenesen.

15

Doen die princen der priesteren, ende die scriben sagen die wonderlicheden die Iesus dede, ende die kinderen inden tempel roepende, Hosianna den sone Dauid, Soo sijn si verstoort, ende spraken tot hem, Hoordi ooc wat dese seggen

16

Iesus sprac tot haer, Ga naar margenoot+ Ia ic hooret, En hebdi noyt gelesen

17

wten monde der onsprekender kinderkens ende der suygelingen hebdi dinen lof volmaect? Ga naar margenoot+ Ende hi lietse daer, ende ginc ter stat wt na Bethanien ende bleef daer dien nacht *

18

Des morgens weder totter stadt keerende, so hongerde hem, Ende hi sach inden wech eenen vijgeboom daer hy toe ginc, ende en vant daer niet aen dan bladeren, ende hi sprac tot haer,

19

Ga naar margenoot+na deser tijt en wasse geen vruchte meer op v, Ga naar margenoot+ ende die vijgeboom verdorrede terstont

20

Ende doen dat die discipulen saghen verwonderden si hen, ende spraken, Hoe is dese vijgeboom so haestelic dorre geworden?

21

Iesus heeft haer geantwoort, ende sprac, Waert dat ghi geloue hadt, ende niet en twijfelde, so sout ghi niet alleen sulcx met den vijgeboom doen, Mer waert dat ghi desen berge seyt, heft v op ende worpt v inder zee, soo soude dat gescien,

22

Ende al dat ghi bidt oft begeert inder bedinge, geloouende, dat sult ghi ontfangen.

23

† Ende doen hi inden tempel gecomen was, zijn tot hem ghegaen daer hi leerde, die princen der priesteren, ende die ouders des volcx, ende spraken, In wat macht doet ghi dit, ende wie heeft v dese macht gegeuen?

24

Iesus antwoorde, ende sprack tot haer, Ic wil v ooc een woort vragen ende ist dat ghi mi dat segt, so sal ic v ooc seggen, in wat macht dat ic dese dingen doe.

25

Dat doopsel Ioannis van waer was dat, wten hemel oft wten menscen? Ende hebben in haer seluen gedacht seggende, Seggen wi wten hemel, so sal hi tot ons seggen waerom en hebdi hem niet gelooft,

26

seggen wi ooc wten menscen so vreesen wi die scare des volcx, Want alle menscen hielden Ioannem voor eenen propheet,

27

Ende si antwoorden Iesu, Wi en wetens niet, Ende hi heeft tot haer geseit noch ic en segt v ooc niet in wat macht dat ic dat doe *

28

Mer wat dunct v? † Een man hadde twee sonen, ende hi ginc totten eersten, ende sprac, Sone gaet henen wercken in mijnen wijngaert,

29

ende dese heeft geantwoort ende geseyt, Ic en wils niet doen, Ende daer na beroudet hem, ende ginc henen.

30

Ende dese man ginc tot sinen anderen sone, ende heeft desgelijc gesproken, ende dese heeft geantwoort, here ic ga, ende hi en is niet gegaen,

31

Welcken van desen twee sonen heeft des vaders wille gedaen? Si hebben geseyt Die eerste. Ende Iesus sprac tot haer, Voorwaer segge ic v, dat die openbaer sondaren ende sonderssen sullen v voorgaen int rijc der hemelen,

32

Ioannes quam tot v, ende leerde v den rechten wech, ende ghi en hebt hem niet gelooft, mer de publicanen ende oneerbaer vrouwen hebben hem gelooft, ende al saechdi dit wel, nochtans en doet ghi geen beteringe namaels, op dat ghi gelooft mocht hebben *

33

Hoort een ander gelijckenisse. † Het was een vader des huysgesins, Ga naar margenoot+ die plante eenen wijngaert, ende maecte eenen tuyn daeromme, ende groef een wijnpersse daer inne ende tymmerden eenen toren, Ga naar margenoot+ ende heeft desen den ackerlieden verhuert, ende is buyten lants gereist.

34

Ende doen den tijt der vruchten gecomen was, so heeft hi sijn dienaren gesonden totten ackerlieden, om dat si sijn vruchten ontfangen souden.

35

Doen namen die ackerlieden sijn dienaren, ende hebben den eenen geslagen, den anderen gedoot, ende den derden gesteent

36

Wederom sant hi wt ander knechten meer dan die eerste waren, ende si hebben desen desgelijcx gedaen.

37

Ten

[afbeelding]

laetsten, so heeft hi tot haer sinen sone gezonden, ende sprac Si sullen haer ontsien voor mijnen sone

38

Ende doen dese ackerlieden den sone sagen, seyden si onder malcanderen, Dese is die erfgename, Coemt laet ons desen dooden, ende laet ons sijn erfgoet aen ons brenghen.

39

Doen namen si hem, ende stieten hem ten wijngaerde wt, ende doden hem.

40

Als nv die here des wijngaerts comen sal, Ga naar margenoot+ wat sal hi desen ackerlieden doen?

41

Si spraken tot hem, Hi sal die quade fellic ter doot brengen, ende sal sinen wijngaert anderen ackerlieden verhueren, die hem zijn vruchten ter rechter tijt geuen.

42

Ende Iesus sprac tot haer, En hebdi die scriftuere niet gelezen? Den steen die de timmerlieden verworpen hebben, die is ghemaect tot eenen hoecsteen, Vanden here is dat gesciet, ende het is wonderlic in onsen oogen. Daerom segge ic v,

43

Dat rijcke gods sal v genomen worden, ende sal den volc gegeuen worden, die zijn vruchten doen sullen,

44

ende wie op desen steen valt die sal gebroken worden, Mer op welcken dat hi valt, dien sal hi verpletten, ende te niet doen.

45

Ende die princen der priesteren ende Pharizeen zijn gelijckenisse hoorende, so hebben si bekent dat hi van haer sprac,

46

ende si leyden daer op toe om hem te vangen, mer si vreesden dat volc, want dat volc hielt Iesum voor eenen propheet. *

margenoot+
A vers 1
margenoot+
mar. xi a luc. xix c

margenoot+
zach ix b esa. lxij d

margenoot+
B vers 10

margenoot+
esa. lix.c Hie, vij b

margenoot+
psa, viij,

margenoot+
mat. xi d

margenoot+
C vers 19
margenoot+
luce. xiij b

margenoot+
mat. xij,a luc. xx.b
margenoot+
D vers 33

margenoot+
mat. xij.a luc. xx,c


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken