Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Vanden genooden totter bruyloft, die versmaden te comen, Datmen den Keyser gheuen sal dat hem toebehoort, Vander vrouwen die seuen broederen getrout hadde, Ende hoe Ihesus ghetempteert sijnde vanden Pharizeen, haer lieden vraechde, wiens sone dat Christus was

Dat .xxij. Capittel

1

† ENde Iesus antwoorde, ende seyde, weder door gelijckenisse tot hen, ende sprac,

2

Dat rijc der hemelen is gelijc eenen coninc die sinen sone een bruloft gemaect heeft,

3

ende sandt zijn knechten wt dat si die genoode totter bruloft roepen souden, mer si en wilden niet comen. Ga naar margenoot+ Wederom sant hi ander knechten wt, ende seide,

4

Segt den genooden, Siet mijnen maeltijt hebbe ic bereyt, mijn ossen ende mijn vette beesten zijn geslagen, ende alle dingen zijn bereyt, coemt totter bruloft.

5

Mer si verachten dat, ende si zijn wech gegaen, die een op sinen acker, die ander tot sijnder comen scappen,

6

Ende sommige hebben zijn knechten gehouden, ende haer smaetheyt aengedaen, ende hebbense doot geslagen

7

doen de coninc dit hoorde wert hi toornich, ende sant zijn heyr ende liet dese dootslagers te niet doen ende haer stat ontsteken

8

Doen sprac hi tot sinen knechten, De bruloft is bereit mer die genoot waren en waren des niedt weerdich,

9

Daerom gaet henen op der straten, ende roeptse alle totter bruloft die ghi vint.

10

Ende die knechten gingen wt opter straten, ende brachtense te samen, alle die si vonden, die goede ende die quade, ende die tafelen zijn veruult,

11

ende die coninc is daer ingegaen, om die gasten te ouersien, Ende hi sach daer eenen mensce die gheen bruloft cleet en hadde,

12

ende sprac tot hem, Vrient, hoe sidi hier in gecomen, geen brulofts cleet aen hebbende? mer hi sweech,

13

doen sprac de coninc tot sinen dienaren, Bint hem handen ende voeten, ende worpt hem in die wterste duysternissen daer sal sijn

[pagina *]
[p. *]

weeninge ende crijsselinge der tanden,

14

Want veel sijnder geroepen, maer weynich wtuercoren. *

[afbeelding]

15

Ga naar margenoot+† Doen gingen die phariseen ende hielden eenen raedt hoe si Iesum begrijpen mochten in sijn woorden. Ga naar margenoot+

16

Ende sonden tot hem haer discipulen met Herodes dienaers ende spraken, Meester, wi weten dat ghi warachtich sijt ende dat ghi den wech Gods recht leert, ende dat ghi niet en vraget na yemanden, Want ghi en acht niet dat aensien der menscen,

17

Daeromme segt ons, wat dunct v, Ist recht datmen den Keyser tchijns gheue oft niet?

18

Ende Iesus merckende haer scalcheyt, sprac hi, Wat temteert ghi mi, Ga naar margenoot+ ghi ypocriten?

19

Toont mi die tchijns munte, ende si langden hem daer eenen penninc,

20

Ende hi sprac tot hen, Wiens is dat beelt, ende dit opscrift? Si spraken tot hem, des Keysere.

21

Doen sprac hi, So gheeft den Keyser dat den Keysers toebehoort, ende God dat God toebehoort,

22

ende Doen si dat hoorden verwonderden si haer, ende si verlieten hem, ende si sijn wech gheghaen. *

23

Ga naar margenoot+In desen seluen dage sijn tot hem gecomen die Saduceen, die daer houden datter geen verrijsenisse en is, ende hebben hem geuraecht, Ga naar margenoot+ ende spraken, Meester,

24

Moses heeft geseyt, Ist dat yemant sterft, ende en heeft gheen kinderen, so sal sijn broeder sijn huysurouwe trouwen ende sal sinen broeder een saet verwecken.

25

Nv sijn bi ons geweest seuen broeders, die eerste een huysurouwe hebbende sterf, ende geen saet hebbende, heeft hi zijn huisurouwe sinen broeder achtergelaten,

26

Desgelijcken die ander, ende die derde, totten seuenden toe,

27

Ten laetsten na allen, so is ooc dese vrouwe ghestoruen.

28

Hieromme wiens sal dese huysurouwe inder verrijsenisse zijn? want si hebbense alle gehat.

29

Iesus antwoorde, ende sprac tot haer, Ghi dwaelt, ende en verstaet die scrift niet, noch die cracht Gods.

30

Inder verrijsenisse so en trouwen si niet, noch si en werden niet te huwelijc besteet Maer si sijn ghelijc die engelen inden hemel

31

En hebt ghi vander verrijsenisse der dooden nyet gelesen, dat v geseyt is van Gode, daer hi spreect,

32

Ic ben die God van Abraham, die God van Isaac, ende die God van Iacob? Mer God en is niet een God der doden, mer der leuendigen.

33

Ende doen dat volc dit hoorde, so sijn si in sine leeringhe verwondert.

34

Ga naar margenoot+Doen die Pharizeen hoorden dat hi den Saduceen den mont gestopt hadde, Ga naar margenoot+ sijn si te samen gecomen,

35

ende een van hen, een scriftgeleerde, die tempteerde hem, ende sprac Meester, welc is dat grootste gebot inder wet? Iesus seyde tot hem,

36

Ghi sult lief hebben uwen HERE uwen God, wt gantscer herten, ende wt gantscher sielen, ende wt gantscer gedachten, Dit is dat eerste, ende dat grootste gebot

37

Dat tweede gebot is desen gelijc,

38

Ghi sult uwen naesten lief hebben als v seluen,

39

In dese twee gheboden, hangen die geheele wet, Ga naar margenoot+ ende die propheten

40

Doen die Pharizeen vergadert waren, heeft Iesus hen geuraecht, ende sprac Wat dunct v van Cristo, wiens sone is hi?

41

si spraken, Dauids. Hi sprac tot haer, Ga naar margenoot+ Waeromme noemt hem dan Dauid inden gheest eenen HERE, daer hi seyt, God heeft gheseyt tot mijnen HERE, sittet tot mijnder rechter hant, Tot dat ic dijne vianden legge tot eender voetbancke dijnre voeten

42

Ist sake dat Dauid hem HERE noemt, hoe is hi dan zijn sone?

43

Ende niemant en conste hem een woort antwoorden noch niemant en dorste hem van dien dage meer vragen. *

margenoot+
A vers 3

margenoot+
B vers 15
margenoot+
luc. xx.d

margenoot+
mar. xij.b. luc. xx.c

margenoot+
C vers 23
margenoot+
luc. xx.c

margenoot+
D vers 34
margenoot+
mar. xij c

margenoot+
deu. xi.a

margenoot+
psal c.ix


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken