Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Van die parabel des saeyers, ende vander maten daer si mede meten sullen, dat si sulcke wederom ontfangen sullen, ende van dat mostaert saet, ende vander tempeesten die in die zee was.

Dat .iiij. Capittel

1

Ga naar margenoot+ENde hi begost wederom te leeren bi de zee, ende daer vergaderde vele volcx tot hem, also dat hi moeste in een scip treden, ende op dat water sitten, ende al dat volc stont opt lant bi die zee,

2

ende hi preecte hen lange door gelijckenisse, ende in sijn leeringe sprac hi tot hen lieden.

3

Hoort, siet, het ginc een saeyman wt om te saeyen, Ga naar margenoot+

4

ende het geschiede, als hi saeyde dat saet, dat somige viel biden wech, doen quamen dye vogelen des hemels ende aten dat op.

5

Somige viel op die steenen, daer dat niet veel aerden en had, ende ginc terstont op, om dattet geen diepheit der aerden en hadde.

6

Doen nv die sonne opginck, verbrande dat, ende om dat geen wortelen en hadde verdorde dat.

7

Ende sommige viel onder den doornen, ende die dorenen sijn daer tegen opgewasscen, ende hebben dat verstict, also dat geen vruchten en gaf,

8

Ende somighe viel in een goede aerde, ende gaf vruchten, welcke toe nam ende wiesch, somige droech dertichfout, ende sommige lx.fout, ende sommige hondertfout, ende hi seide tot hen

9

wie ooren heeft om hooren die hoore

10

Ende het geschiede, Ga naar margenoot+ doen hi alleen was, vraechden si hem dese gelijckenisse, die twaelf dye bi hem waren,

11

ende hi seyde tot hen. V is gegeuen dye verborgentheyt des rijcx Gods te weten, mer die daer buyten sijn, gesciet alle dinc in gelijckenissen,

12

op dat si met sienden oogen sien, ende nochtans niet en bekennen, ende met hoorenden ooren hooren, ende nochtans niet en verstaen, op dat si haer daer door niet en bekeeren, ende haer sonden vergeuen worden,

13

Ende hi seide tot henlieden, en verstaet ghi dese gelijckenisse niet, hoe wilt ghi dan die ander alle verstaen.

14

Die sayer is, die dat woort sayt,

15

Dese sijn die aenden wege sijn, daer dat woort gesaeyt wort, ende als si dat gehoort hebben, so coemt terstont die duyuel, ende neemt dat woort wech dat in haer herte ghesaeyt was.

16

Also sijn die, die opten steenen gesaeyt sijn, wanneer si dat woort gehoort hebben, nemen si dat op met vruechden, ende en hebben geen wortel in haer, mer si sijn tijtelijc,

17

wanneer daer tribulacie ende veruolginge op staet om des woorts wille, so werden si terstont verargert,

18

Ende die ander sijn die onder die doornen ghesaeyt werden, die dat woort hooren, ende die sorge deser werelt,, Ga naar margenoot+ ende die bedriechlijcke rijcdommen ende vele ander wellusten gaen daer in, ende versticken dat woort, ende het wert onuruchtbaer.

19

Ende die ander sijnt die op een goet lant ghesayt sijn, die dat woort hooren ende ontfangen ende brengen vruchten, sommige dertichfout, ende somge tsestichfout, ende sommige hondertfout.

20

Ende hi sprac tot haer. Wert ooc een licht ontsteken

[pagina *]
[p. *]

op dattet onder een coren vat geset soude worden oft onder een tafel? Ist niet also, dat ontsteken wert, op dattet op eenen candelaer geset soude worden?

21

Want niet en isser verborgen dat niet openbaer worden en sal, ende daer en is niet heymelicx dat niet wt comen en sal,

22

wie ooren heeft om hooren, die hore, Ende hi seyde tot haer

23

† Siet toe wat ghi hoort, met wat maten dat ghi meet salmen v ooc meten, Ga naar margenoot+ ende men sal v noch toe geuen ghi die dit hoort,

24

want wie daer heeft, dien sal ghegeuen worden, ende die niet en heeft, van dien sal genomen worden, ooc dat hi heeft.

25

Ende hi seyde tot haer, Dat rijc Gods is also als oft een mensche saedt werpe op die aerde ende sliep, ende stont op nacht ende dach, ende tsaet gaet op ende groeyt, als hi dat niet en weet,

26

want die aerde brengt ten eersten van haer seluen dat gras, daer na de ayren, daer na dat volle coren in die ayren.

27

Ende wanneer si dye vrucht voort gebrocht heeft, scict hi daer terstont de seysenen aen, want die oogst is bi. *

28

Ende hi sprac, Bi wien sullen wi gelijcken dat rijcke Gods? ende bi wat gelijckenis sullen wi dat ghelijcken?

29

Ghelijc een mostaert saet dat alst gesaeyt is in die aerde, Ga naar margenoot+ so is dat dat cleynste onder alle saden opter aerden,

30

ende als dit gesaeyt is, so wasset hooge ende wert groter dan alle die ander coolsaden, ende het crijcht grote tacken, also dat dye vogelen der lucht onder sijn schaeyen moghen woonen,

31

ende met veel sulcke gelijckenissen, seyde hi haerluyden dat woort, na dat si dat hooren conden, mer sonder gelijckenissen en sprac hi niet tot haer,

32

mer in sonderlicheyt, leyde hi dit wt sinen iongeren,

33

Ende inden seluen dage, doent auont geworden was, seyde hi tot haer Laet ons hier ouer varen,

34

ende dye scharen latende, namen si hem also hi daer was int schip, ende ander scepen waren bi hem.

35

Ende daer verhief eenen groten storm, ende werp die baren in dat schip, also dat dat schip vol wert,

36

Ga naar margenoot+ende hi was achter op dat scip, Ga naar margenoot+ ende hi sliep op een cussen, ende si wecten hem op ende seiden,

37

Meester, en leyt v daer niet aen dat wi vergaen? Ende hi stont op, ende dreychde den wint, ende seyde totter zee, Swijcht stille ende weest stom, ende die wint ginc liggen, ende daer wert een grote stilheyt.

38

Ende hi sprack tot haer, Hoe sijt ghi so beureest? Hoe coemt dat ghi geen gelooue en hebt? Ende si vreesden seere, ende spraken onder malcanderen, Wie is dese? want die wint ende die zee is hem gehoorsaem.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
matthei. xxiij.a lu. viij.a

margenoot+
ioan. xij.f esa. vi.c, actuum xxviij.f.g

margenoot+
lu. viij.b

margenoot+
mat. vij a luce. vi.f mathei xxv.e

margenoot+
mat. xiij d Luce xiij d

margenoot+
D vers 36
margenoot+
lu. viij.f


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken