Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Van die destructie des tempels (ende vanden daghen des oordeels, van die passie der martelaren, ende vander onmenschelickheyt, Ende vanden valscen propheten, ende vander toecomst Cristi, bi gelijckenisse vanden vijchboom

Dat .xiij. Capittel

1

Ga naar margenoot+ENde doen hi wten tempel ghinc seyde tot hem een van sinen iongeren, Ga naar margenoot+ Meester siet, welcke steenen, ende welc timmeragie is dat,

2

Ende Iesus antwoorde ende seyde tot haer, Siedt wel aen dese grote metselrie? Daer en sal niet eenen steen op den anderen gelaten worden, die niet gebroken en sal worden

3

† Ende doen hi op den olijfberch sat, tegen den tempel, vraechden hem bisonder, Peeter, ende Iacob, ende Ioannes ende Andries.

4

Segt ons wanneer sal dat al gescyen, ende welcke sal dat teeken sijn, als dat volbracht sal worden

5

Iesus antwoorde haer, ende begost te seggen, Siet toe dat v niemant en verleye.

6

Want daer salder veel comen onder mijnen name, ende seggen, Ic ben Cristus ende sullender veel verleyden

7

Mer als ghi hooren sult, van oorlogen, ende van oorloochs geruchte, Ga naar margenoot+ so en vreest v niet, want het moet also gescien, mer dat eynde en is noch niet daer.

8

Dat een volc sal opstaen tegen dat ander, ende deen conincrijcke tegen dat ander, Ende daer sullen gescieden aertbeuinge in veel plaetsen, ende het sal sijn dieren tijt, ende verscrickinge, dat sijn die beginselen der droeffenisse.

9

Ga naar margenoot+Daerom siet voor v, want si sullen v leueren voor die raetshuyzen ende scolen, ende ghi moet gegeesselt worden, ende voor vorsten ende coningen moet ghi geleit worden om mijns naems wille, tot eender getuygenisse ouer haer

10

Ende dat Euangelium moet te voren gepreect worden onder alle volcke.

11

Wanneer si v dan leyden ende leueren sullen, so en sorcht niet wat ghi spreken sult, ende bedenct ooc niet te voren, mer wat v ter seluer tijt ghegeuen wert, dat spreect * Want ghi en sijt niet die daer spreket, mer die heilige geest.

12

Dan sal die een broeder den anderen leueren totter doot, ende die vader den sone, ende die kinderen sullen opstaen tegen haer ouders, ende sullense ter doot helpen,

13

Ende ghi sult gehaet worden van alle menscen, om mijns naems wille, Mer wie volstandich blijft totten eynde, die sal salich worden.

14

† Wanneer ghi sien sult die woeste onmenschelijcheyt (daer af geseyt heeft die propheet Daniel) Ga naar margenoot+ dat hi staet daer hi niet en hoort, wie dat leest die versta dat als dan wie in Iudea is die vlie op den berge,

15

ende wie op dat dac is, die en clim niet neder in sijn huys, ende en come niet daer inne om wat wt den huyse te halen.

16

Ende wie op dat velt is, die en kere hem niet om zijn cleeder te halen.

17

Wee dan den vrouwen die kinder dragen ende soegen tot dier tijt.

18

Mer bidt ymmer dat v vlucht

[pagina *]
[p. *]

niet en gesciede inden winter,

19

want in dusdanige dagen sullen sodanige tribulatien sijn, alst noyt geweest sijn, Ga naar margenoot+ van aen begin der creatueren, die God gescapen heeft tot nv toe, ende als ooc ymmermeer worden sullen,

20

ende en hadde de HERE dese dagen niet vercort, daer en soude niet een mensche salich worden, maer om der vercoren wille, die hi wtuercoren heeft, so heeft hi dese dagen vercort,

21

wanneer nv yemant in dyer tijt tot v sal seggen, siet hier is Cristus,

22

siet daer is hi, so en geloues niet, want daer sullen opstaen valsce Cristenen ende valsce propheten die sullen teekenen ende wonder doen, also dat si ooc die wtuercoren verleyden souden waert mogelijck,

23

mer siet ghi toe, siet ic hebt v al te voren gheseyt. *

24

Mer in dier tijt na der tribulatien sullen sonne ende mane haer scijnen verliesen,

25

ende dan sullen die sterren vanden hemel vallen, ende die crachten der hemelen sullen hen bewegen

26

ende dan sullen si sien des menscen soon comen inden wolcken met groter cracht ende heerlicheyt,

27

ende dan sal hi zijn engelen seynden, ende sal vergaderen zijn wtuercoren, vanden vier winden, van eenen eynde der aerden, tot aen dat andere.

28

Ga naar margenoot+Maer leert ghi aenden vijchboom een ghelijckenisse. Ga naar margenoot+ Wanneer sijn tacken teeder sijn ende bladeren crijgen, soo weet ghi dat die somer bi is,

29

also ooc, wanneer ghi siet dat sulcx gesciet, so weet dat na voor die dore is.

30

Voorwaer ic segge v, dit geslachte en sal niet vergaen, tot dat dit al gesciet.

31

Hemel ende aerde sal vergaen, mer mijn woort en sal niet vergaen,

32

Van dyen dage oft vander vre en weet niemant, ooc die engelen niet die inden hemel sijn, ooc die sone niet, Ga naar margenoot+ dan alleen die vader.

33

† Siet toe, waect ende bidt, want ghi en weet nyedt wanneer dat tijt is,

34

Gelijc als een mensce die buyten lande reysde, ende laet sijn huys ende gaf sinen knechten macht, ende een yegelijc zijn werc, ende hi geboot den doorwachter dat hi soude waken

35

So waket nv, want ghy en weet niet, wanneer die HERE des huys comen sal oft hi coemt aenden auont, of totter middernacht, oft ontrent dat hane gecraey, oft des morgens, op dat hi niet snellic en come, ende vinde v slapende

36

Mer dat ic v segge dat segghe ic v allen, waect. *

margenoot+
A vers 1
margenoot+
matthei xxiiij,a, lu, xxi.b

margenoot+
luc, xxi

margenoot+
B vers 9

margenoot+
da, ix,g matthei xxiiij,b

margenoot+
lu. xvij c matthei xxiiij.b,

margenoot+
D vers 28
margenoot+
luc. xxi.

margenoot+
mathe xxv.a.,


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken