Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Hoe die HERE Iesus, na sinen gebede, sinen discipulen leerde bidden Ende eenen stommen duuel wtwerp

Dat .xi. Capittel

1

Ga naar margenoot+ENde het gesciede, doen hi was op een plaetse, ende badt, ende doen hi af ghelaten hadde, seyde een van sinen discipulen tot hem, HERE leert ons bidden, also ooc Ioannes sijn disciuplen leerde. Hi seyde, wanneer ghi bidt, so segt,

2

Onse vader inden hemel, uwen naem si heylich, v rijcke come, uwen wille gheschye op aerden als inden hemel,

3

geeft ons altijt ons dagelicx broot,

4

ende vergeeft ons onse sonden, want wi oock vergeuen allen die ons sculdich sijn, ende en leyt ons nyet in becoringen, Ga naar margenoot+ mer verlost ons van den quaden. *

5

† Ende hi seyde tot haer, Wie is onder v die eenen vrient heeft, ende ginc tot hem ter middernacht, ende sal tot hem seggen, lieue vrient, leent mi drie brooden,

6

want mijn vrient is tot mi gecomen vanden wege, ende ic en hebbe niet dat ic hem voorsetten mochte,

7

ende hi daer binnen segge, Weest mi niet moeylijcken, die dore is nv toe gesloten, ende mijn kinderen sijn bi mi inder cameren, ick en can niet op staen, ende v geuen,

8

Ic segge v, al ist dat hi niet op en staet, ende geeft hem, daerom dat sijn vrient is, so sal hi nochtans om sijns onbescaemt biddens wille opstaen, ende hem geuen, so veel als hi behoeft.

9

Ende ic segge v ooc Bidt, so wort v gegeuen, soect, so sult ghi vinden, clopt aen, so wort v op gedaen,

10

Want wie daer bidt, die ontfangt, ende wie daer soect, die vint, ende wie daer clopt, dien wort open gedaen.

11

Waer bidt onder v een sone den vader om broot, die hem daer eenen steen voor biedt? Ende als hi om eenen visch bidt, die hem een slange voor den visch biedt?

12

Oft ist dat hi om een ey bidt, die hem een scorpioen daer voor biedt?

13

Daerom ist dat ghi die quaet sijt, uwen kinderen goede gauen condt geuen, Hoe veel te meer sal die vader inden hemel den heyligen geest gheuen, den genen die hem bidden *

[afbeelding]

14

Ga naar margenoot+† Ende hi dreef eenen duuel wt die stom was, ende het gesciede, doen die duuel wtuoer, doen sprac die stomme, ende dat volc verwonderde hem,

15

Sommige seiden onder haer, Ga naar margenoot+ hi drijft die duuelen wt door Beelzebub den ouersten der duuelen,

16

Die ander tempteerden hem ende begeerden een teeken van hem vanden hemel.

17

Mer hi vernam haer meyninge, ende sprac tot haer? Een yegelijc rijck, dat met hem seluen oneens wort, dat sal verwoesten ende deen huys valt op dat ander,

18

Is dan de duuel ooc met hem seluen oneens, hoe sal sijn rijc dan blijuen staen? die wijle ghi segt,

19

ic drijue den duuel wt door Beelzebub, Ga naar margenoota Ende ist dat ic den duuel door Beelzebub wt drijue? door wien drijuense uwe kinderen wt, daerom sullen si v rechters sijn,

20

Mer ist dat ic door den vinger Gods den duuel wt drijue, so coemt ymmer dat rijc Gods tot v

21

Wanneer een sterc gewapende bewaert sijn huys so blijft dat sijne met vreden,

22

Mer wanneer een stercker ouer coemt, ende verwint hem, so neemt hi hem sijn wapen, daer hi hem op verliet, ende deelt den roof wt.

23

Ga naar margenoot+Wie niet met mi en is, die is tegens mi, ende wie niet met mi en versaemt, die verstroyt.

24

Wanneer eenen onreynen geest vanden mensce wtuaert, so wandelt hi door dorre plaetsen, ende soect ruste, ende en vint daer niet, so seyt hi? Ic wil wederom keeren in mijn huys, daer ic wtgegaen ben.

25

Ende wanneer hi comt, so vint hi dat met bessemen gekeyrt ende dat gechiert,

26

Dan gaet hi wech, ende neemt seuen geesten tot hem, die argher sijn dan hi seluen, ende wanneer si daer in comen, woonen si daer, ende dan wert dat laetste des seluen menscen arger dan dat eerste. *

27

Ga naar margenoot+Ende het gesciede, doen hi alsoe sprac, † Hief op een vrouwe onder den volcke haer stemme, ende seyde tot hem, Ga naar margenoot+ Salich is dat lichaem dat v heeft ghedraghen, ende die borsten, die ghi hebt gesogen, Mer hi seyde,

28

Ia, salich sijn, die dat woort Gods hooren, ende bewaren dat. *

29

Mer als dat volc dranc, doen hief hi aen ende seyde, Dit is een quade aert, Si begeert een teeken, Ga naar margenoot+ ende haer en sal geen teeken gegeuen worden dan alleen dat teeken van

[pagina *]
[p. *]

Ionas den Propheet,

30

Want als Ionas was een teeken den Niniuiten, also sal ooc des menschen soon sijn desen gheslachte.

31

Die Coninghinne van Oostlant sal opstaen voor den oordeele, met den lieden van dit geslachte, ende salse verdoemen, want si quam vanden eynde der werelt te hooren die wijsheyt Salomonis, Ende siet, hier is meer den Salomon.

32

Die lieden van Niniue sullen opstaen voor dat oordeel met desen geslachte, ende sullen dat verdoemen, want si deden penitentie nae der prekinge Ionas, Ende siet, hier is meerder dan Ionas.

33

Ga naar margenoot+† Niemant en ontsteect een licht, ende sedt dat in een heymelijcke plaetse, ende ooc niet onder een coren vat mer op eenen candelaer, op dat die ghene die daer in gaen, dat licht mogen sien.

34

Dat licht ws lichaems is v ooge, Ist dat v Ga naar margenootb ooge simpel is, soe sal v geheel lijf licht zijn, Mer is v ooge scalc, so sal ooc v lijf duyster sijn,

35

Daerom siet toe, dat niet dat licht in v een duysternisse en si.

36

Daerom ist dat v lijf heel licht is, also dattet geen deel der duysternissen en heeft, so salt geheel licht sijn, ende sal v verlichten als een claer blixem. *

37

† Mer doen hi noch sprac, badt hem een Pharizeus, dat hi met hem des middaechs ate, ende hi ginc daer in ende sadt aen die tafel.

38

Doen dat die Pharizeus sach, verwonderde hi hem, dat hi hem voor den eten niet en wiessce.

39

Mer die HERE seyde tot hem, Ghi pharizeen reynicht dat buytenste vanden beker ende der scotelen, mer inwendich sidy vol roofs ende boosheits

40

ghi sotten, diet wtwendige heeft ghemaect, en heeft hi dat inwendige niet gemaect?

41

Mer geeft aelmoessen van uwe haue, siet so ist al reyn.

42

Mer wee v ghi Pharizeen, dat ghi vertient munte ende ruyte, ende alderley wermoes, ende gaet voorbi dat oordeel, ende die liefde Gods, dit soudemen doen, ende dat niedt laten.

43

Wee v ghi Pharizeen, dat ghi geerne bouen sit inder scolen, ende wilt gegroet sijn op die merct,

44

wee v ghi scriftgeleerden ende pharizeen, ghi ypocriten, dat ghi sijt als die bedecte doode grauen, daer die lieden ouer loopen, ende en kennense niet.

45

Doen antwoorde een vanden Scriftgeleerden, ende seyde tot hem, Meester, met den woorden doet ghi ons ooc smaet?

46

Mer hi seyde Ende wee v ooc Scriftgeleerden, want ghi belast den menscen met ondrachelijcke lasten, Ga naar margenoot+ ende ghi en roertse niet met eenen vinger aen. *

47

Wee v, want ghi tymmert der Propheten grauen mer v vaders hebbense gedoot,

48

so betuyget ghi dat ghi consenteert die wercken uwer vaderen, want si doodense, ende ghi tymmert haer grauen.

49

Daerom seyde die wijsheyt Gods, Ic wil Propheten ende Apostelen tot haer seynden, ende die selue sullen si ooc sommige dooden ende veruolgen,

50

op dat geeyscht worde van desen geslachte alder Propheten bloet, dat wtgestort, is sint dat der werelt gront geleit is

51

van Abels bloede aen tot dat bloet Zacharie, dye gedoot worde tusschen den outaer ende den tempel. Ia ick segge v, dat sal geeyscht worden van desen gheslachte

52

Wee v Scriftgeleerden, want ghi hebt den slotel der kennissen ontfangen, ende ghi en sijt niet daer in ghegaen, ende hebt verboden den ghenen die daer in gaen wouden.

53

Ende doen hi dat tot haer seyde, begosten die Scriftgheleerden ende Pharizeen herdelijck op hem te dringen, ende hem met menigherley vraghen den mont te stoppen,

54

ende hem lagen leggende, ende sochten oft si yet geiagen consten wt sinen monde, op dat si een sake op hem mochten hebben

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 4

margenoot+
C vers 14

margenoot+
mat. xij b.

margenoota
Beelzebub, was den God vanden acharoniten die onder die Ioden woonden

margenoot+
D vers 23

margenoot+
E vers 27
margenoot+
mat. xij d mar viij b

margenoot+
ione iij a

margenoot+
F vers 33

margenootb
Een simpel ooge, dat is, een oprecht gepeys ende meyninghe tot God alleene versakende de welluste der werelt mat. vi c

margenoot+
G vers 46


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken