Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Hoe Christus sinen discipulen leerde wachten voor die ypocrijten, Ende seyde vanden sonden inden heyligen gheest, ende ander veel schoonder ende heyliger leeren

Dat .xij. Capitte.

1

Ga naar margenoot+HEt hadde hem veel volcx vergadert, also datse haer onder malcanderen vertraden, doen begost hi ende seyde tot sijn discipulen, Ten eersten hoet v voor den deesem der Pharizeen, Ga naar margenoot+ welcke is ypocrisie,

2

Daer en is niet verborgen dat niet openbaer en sal worden, noch heymelijc datmen niet weten en sal.

3

Daerom wat ghi in duysternissen geseyt hebt, dat salmen inden lichte hooren, ende dat ghi hebt geseyt in die ooren inder cameren, dat salmen prediken op dat dac.

4

Mer ic segge v mijn vrienden, vreest v niet voor dien, die dat lijf dooden, ende daer na niet meer en hebben, dat si meer doen,

5

Mer ic sal v tonen voor wien ghi v vreesen sult, Vreest dien, dye nae dien als hi gedoot heeft, ooc die macht heeft te worpen in die helle, Ia ic segge v, dien vreest.

6

Cooptmen niet vijf musscen om twee penninghen, nochtans en is voor God vanden seluen niet een vergeten,

7

Ga naar margenoot+ooc sijn die hayren op v hoofden al getelt, daerom en vreest niet, want ghi sijt beter dan veel musscen.

8

Ende ic segghe v wie mi belijdt voor den menscen, dien sal ooc des menscen sone belijden voor den engelen Gods,

9

Mer wie mi loochent voor den menscen, die sal geloochent worden voor die engelen gods

10

Ende wie daer spreect een woort, tegen des menscen sone, dien sal dat vergeuen worden, Mer wie lastert den heyligen geest, dien en sal dat niet vergeuen worden.

11

† Wanneer si v leyden sullen in haer scholen, ende voor die ouerste ende machtige, so en sorcht niet hoe, oft wat ghi antwoorden, oft wat ghi segghen sult,

12

Want die heylige geest sal v tot dier seluer vren leeren, wat ghi segghen sult

[afbeelding]

13

Ga naar margenoot+Maer het seyde een wt den volcke tot hem, Meester, segt mijnen broeder, dat hi mi die erue deele,

14

Mer hi seyde tot hem, Mensce, wie heeft mi tot eenen rechter oft erfdeelder ouer v geset? Ende seyde tot hen,

15

siet toe ende hoet v voor giericheyt want niemant en leuet daer af, dat hi oueruloedich genoech heeft in sinen goeden.

16

Ende hi seyde hen een gelijckenisse, ende sprac, Het was een rijc man, wiens velt vol stont,

17

ende hi dachte bi hem seluen ende seyde, Wat sal ic doen? Ic en hebbe niedt daer ick mijn vruchten in vergaderen mochte, Ende seyde,

18

Dat sal ic doen, Ic wil mijn scueren af breken ende groter maken ende daer in vergaderen, alle wat mi ghewassen is, ende mijn goeden, ende sal seggen tot mijnder sielen,

19

Lieue siele ghi hebt nv veel goets vergadert tegen veel iaren, hebt nv ruste, eet ende drinct ende sijt vrolijc.

20

Mer God seyde tot hem, Ghi sot in deser nacht salmen v siele van v eysscen, Wiens sal dan zijn dat ghi bereyt hebt?

21

Also gatet dien, die hem scat vergadert, ende en is niet rijc in God *

22

Mer hi seyde tot sinen discipulen, Daerom segge ic v, Ga naar margenoot+ Sorget niet voor v leuen, wat ghi eten sult, ooc niet voor v lijf, wat ghi aen doen sult,

23

Dat leuen is meer dan spijse, ende dat lijf meer dan die cleedinge.

24

Neemt waer die rauen, die en sayen niet, si maeyen ooc niet, si en hebben ooc

[pagina *]
[p. *]

geenen kelder, noch scuere, ende God voetse nochtans Hoe veel meer sijt ghi beter dan die vogelen

25

Wie is onder v, al sorchde hi, scoon daer voor, die conde een elle lanc sijnder grootte toe setten?

26

Ga naar margenoot+Daerom ist dat ghi dat cleynste niet en vermoget, waerom sorget ghi dan voor dat andere?

27

Neemt waer die lelien op den velde hoe si wassen, si en arbeiden niet, ooc en spinnen si niet, Mer ic segge v, dat ooc Salomon in alle sijnder heerlicheyt niet en is gecleet geweest als deser een

28

Ist dan, dat dat gras dat huyden op dat velt staet, ende morgen inden ouen geworpen wort, God alsoe cleet, hoe veel meer sal hi v cleeden? ghi cleyn geloouighe

29

Daerom en vraecht ghi ooc niet daer nae, wat ghy eten, oft wat ghi drincken sult, ende en wilt hier niet hooge verheuen werden,

30

daer nae staen die Heydenen inder werelt, mer v vader weet wel dat ghy des behoeft

31

Mer soect dat rijc Gods, Ga naar margenoot+ so sal v dat al toe geworpen worden,

32

Vreest v niet, ghi cleyne schare, want het is ws vaders welbehagen, v te gheuen dat rijck.

33

Vercoopt dat ghi hebt, ende gheeft aelmoesen, Bereyt v scatten die niet en verouden, eenen scat die nymmermeer af en neemt inden hemel, daer geen dief en coemt ende daert geen motten eten en sullen,

34

Want waer uwen schat is, Ga naar margenoot+ daer sal ooc v herte sijn

35

† Laet v lendenen omgegort sijn, ende v licht bernen,

36

ende weest gelijc den menscen, die verwachten haren here? wanneer hi weder keeren sal vander bruloft, op dat als hi coemt ende clopt, dat si hem terstont mogen op doen.

37

Salich sijn die knechten, die de HERE, wanneer hi coemt wakende vint, Ga naar margenoot+ voorwaer segge ic v, hi sal hem opscorten ende salse ter tafelen setten, ende voor hen ghaen, ende haer dienen

38

Ende ist dat hi comt inder ander wake, ende inder derder wake, ende vintse also, salich zijn die knechten, Mer dat sult ghi weten,

39

waert dat die huysuader wiste, tot welcker vren die dief comen soude, so soude hi waken, ende en soude niet in sijn huys laten breken

40

Daerom weest ooc bereyt, Ga naar margenoot+ want des menscen sone sal comen tot dier vren als ghi dat niet en meynt *

41

Doen sprack Peeter tot hem HERE, spreect ghi dese gelijckenisse tot ons, oft ooc tot allen?

42

Die HERE seyde, Hoe een groot dinc ist om een getrouwen ende wijsen huyshouder, dien sijn here sette ouer sijn gesinne dat hi hen tot der rechter tijt haer behoorte geue,

43

Salich is die knecht, die zijn here vint also doende, als hi coemt,

44

voorwaer ic segge v, hi sal hem setten ouer al zijn goet.

45

Mer ist dat die selue knecht in zijn herte seyt, mijn heere vertoeft te comen, ende begonste te slane die knechten, ende maechden, ende ooc te eten ende te drincken, ende droncken te drincken,

46

so sal die here des knechts comen inden seluen dage dat hijs niet en vermoeyt ende tot dier vren dat hijs niet en weet, ende sal hem in stucken houden oft deelen, ende sal hem sijn loon geuen met den ongeloouigen.

47

Die knecht die den wille sijns heeren weet, ende en heeft hem niet bereyt, noch ooc niet na sinen wille gedaen, Ga naar margenoot+ die sal vele slagen moeten lijden,

48

maer die dit niet en weet, ende heeft nochtans gedaen dat die slagen weert is, die sal weynich slagen lijden, Want welcken veel is gegeuen, bi dien salmen veel soecken, ende welcken vele beuolen is, van dien salmen veel eysschen.

49

Ic ben gecomen dat ic tvier aensteke op der aerden, ende wat wil ic lieuer, dan dat terstont ontsteken ware

50

Mer ic moet mi te voren laten doopen, met eender doopingen, ende hoe is mi so bange, tot dat si volbracht worde?

51

Meynt ghi dat ic hier gecomen ben vrede te geuen? Neen segge ic, mer een afsceydinge,

52

Want van nv voort aen sullen in eenen huyse vijf gedeelt zijn, drie tegen twee, ende twee tegen drie gedeylt worden,

53

die vader sal hem tegen den sone setten, ende die sone tegen sinen vader, ende die moeder tegen die dochter ende die dochter tegen die moeder, ende des mans huysurouwen moeder tegen des soons wijf, ende des soons wijf tegen des mans huysurouwen moeder.

54

Ende hi sprac tot den volcke, Als ghi een wolcke siet opgaen vanden Westen, so segt ghi terstont, daer coemt eenen regen, ende dat gesciet also,

55

Ende als ghi siet den Suyden wint waeyen, so segt ghi het sal heet worden, ende dat geschiet also,

56

Ghi ypocrijt die gesteltenisse der aerden ende des hemels cont ghi proeuen, waerom en proeft ghi ooc desen tijt niedt

57

Ende waerom en oordeelt ghi ooc niet ouer v wat recht is?

58

Als ghi met uwer wederpartijen voor den Princen gaet so sijt ghi neerstich op den wege, dat ghi sijnder los wert, op dat hi v niet bi auentueren voor den Rechter trecke, ende die rechter v ouerleuere den stocmeester, ende die stockmeester werpe v inden kercker.

59

Ic segge v, ghi en sult daer niet wtcomen, so lange dat ghi den alderlaetsten penninc betaelt.

margenoot+
A vers 1
margenoot+
mar. vij d

margenoot+
B vers 7

margenoot+
C vers 13

margenoot+
D vers 22

margenoot+
E vers 26

margenoot+
mat. vi c

margenoot+
mathei. xiiij.d

margenoot+
Esa. v leu. iij.b

margenoot+
F vers 40

margenoot+
G vers 47


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken