Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hoe Iesus eenen watersuchtigen mensce gesont maecte, Ende leerde dat die ootmoedige verheuen werden. En die hoouaerdige vernedert. Ende een mensce, die een groot auontmael maecte.

Dat .xiiij. Capittel

1

Ga naar margenoot+† ENde het ghesciede dat hi quam in een huys, eens ouersten der Pharizeen, op eenen sabboth dat Ga naar margenoota broot te eten, ende si wachten op hem

2

Ende siet, daer was een mensce voor hem die was watersuchcich.

3

Ende Iesus antwoorde, ende seyde tot den scriftgeleerden ende pharizeen, ende sprac, Ist geoorlooft op den sabboth te genesen?

4

Si sweghen stille, Ende hi nam hem tot hemwaerts, ende maecte hem gesont, ende liet hem gaen,

5

Ende antwoordende seyde hi tot haer, Wie is onder v, dye sijn osse, oft ezel inden put valt, ende hi hem niet terstont weder wt en trect, op den sabboth,

6

Ende si en consten hem hier op niet antwoorden.

7

Mer hi seyde een gelijckenisse tot den gasten, doen hi mercte, hoe si begeerden bouen te sitten, Ga naar margenoot+ ende hi seyde tot haer,

8

Wanneer ghi van yemanden genoot wert ter bruloft, so en set v niet bouen aen, datter bi auentueren niet en come een eerlijcker dan ghi, die van hem ghenoot si

9

ende als die coemt, die v ende hem genoot heeft, tot v segge wijct desen, ende moest dan met scaemten beneden aen sitten

10

Mer als ghi genoot wert, so gaet ende set v beneden aen, op dat, wanneer daer coemt die v genoot heeft, Ga naar margenoot+ segge tot v, Vrient sidt op, so sult ghi dan prijs hebben, voor dien, die ter tafelen sitten,

11

Want wie hem seluen verheft, die sal vernedert worden, ende wie hem seluen vernedert die sal verheuen worden. *

12

Ga naar margenoot+† Hi seyde oock tot dien, die hem ghenoot hadde, Ga naar margenoot+ wanneer ghi een noene, oft een auontmaeltijt maect, so en noot niet v vrienden, noch v broeders, noch v magen, noch v ghebueren die daer rijc sijn, op dat si eenich tijt v niedt weder en nooden, ende so betaelt mach worden v weldaet.

13

Mer als ghy een maeltijt maect, so noot die armen, die crepelen, die lammen, die blinden,

14

so sijt ghi salich, want si en connen v dat niet weder betalen, Mer het sal v betaelt worden inder verrijsingen der rechtuaerdighen

15

Ga naar margenoot+Mer doen dat hoorde een die mede ter tafel sadt, seide tot hem, Salich is hi, Ga naar margenoot+ die dat broot eet in dat rijc Gods *

16

Ende hi seyde tot hem, Het was een mensce, die maecte een groot auontmael, ende rieper veel daer toe,

17

ende sant sine knechten wt, ter vren des auontmaels, te seggen die genoot waren, coemt want het is nv al bereit

18

Ende si begonsten hen al die een na den anderen te ontsculdigen. Die eerste seide tot hem, Ic hebbe eenen acker gecocht ende het is mi van noode, dat ic wtgae, ende besie dien, ick bidde v, ontsculdicht mi.

19

Ende die ander seyde, Ick heb vijf ioc ossen, ende ic gae nv daer henen om te besien, ick bidde v ontsculdicht mi.

20

Ende die derde seyde, Ic hebbe een wijf genomen, doerom en can ic niet comen.

21

Ende die knecht quam ende seyde dat al sinen heere weder.

Ga naar margenoot+Doen wert die vader des huysgesins toornich, ende seide tot sinen knechte, Gaet haestelic wt op de straten ende in die wegen der stadt, ende brengtse in, die armen, ende crepelen, ende lammen, ende blinden.

22

Ende die knecht sprac, Here, dat is geschiet, wat ghi beuolen hebt, maer daer is noch plaetse. Ende die Here seyde tot den knechte,

23

Gaet wt op die lantstraten, ende aenden thuynen, ende dwinctse hier in te comen, op dat mijn huys vol werde,

24

Mer ic segge v, dat daer niemant van dien mannen, die daer genoot waren, mijn auontmael smaken en sal.

25

Ende het ghinc veel volcx met hem, ende hi keerde hem omme, ende seyde tot hen,

26

So wie tot mi coemt, ende haet niet sinen vader, moeder, wijf, kinderen, broeders, susteren, ooc daer toe sijn eygen leuen, die en mach niet mijn discipel sijn,

27

ende wie niedt en draecht sijn Ga naar margenootb cruys, ende volcht mi na, die en mach niet mijn discipel sijn.

28

Wie is doch onder v die eenen toren tymmeren wilt ende en settet niet te voren, ende ouerslaet die cost, oft hi dat conste wtreycken,

29

op dat niet wanneer hi den gront geleyt heeft, ende en cans dan niet volbrenghen, alle die dat sien, beginnen met hem te spotten, ende seggen

30

Dese mensce begost te tymmeren, Ga naar margenoot+ ende en can dat nv nyet volbrengen.

31

Oft welcke Coninc wil hem begeuen in eenen strijt, tegen eenen anderen coninck, ende en sidt niet te voren, ende ouerslaet oft hi conde met thien dusent, te ontmoetten dien, die hem ouer coemt met twintich dusen,

32

is dies niet, so seynt hi boden wt, als die andere noch verre is, ende biddet om vrede,

33

Also een yegelijc onder v, die niet en versaect al dat hi heeft, en mach niet mijn discipel sijn

34

Dat sout is een goet dinc, mer als dat sout verdwijnt waer mede salmen dan souten?

35

Het en is noch op dat lant noch in de messinge profijtelic, Ga naar margenoot+ mer men sal dat wech werpen, wie ooren heeft om te hooren, die hoore.

margenoot+
A vers 1
margenoota
Broot eten, dat is dye maeltijt eten ge. .iiij.f mat xij a mat. iij a

margenoot+
mat. xij.a

margenoot+
B vers 10

margenoot+
C vers 12
margenoot+
tob. iiij b

margenoot+
D vers 15
margenoot+
mat. xxij

margenoot+
E vers 21

margenootb
Cruys draghen dat is den ouden Adam dooden, alsoe dat hy door die cracht des doopsels ghelijc gheworden is den beelde Cristi mat xvi d

margenoot+
F vers 30

margenoot+
G vers 35

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken