Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Hoe dat na dat vertreck der laghen der Ioden Paulus voort reysde na den wech van Iherusalem door vreemde plaetsen, prekende dat Euangelium.

Dat .xx. Capittel.

1

Ga naar margenoot+NAe dat dese beroert ophielt, riep Paulus die discipulen tot hem, ende seeghendese, ende ghinc wt om tot Macedonien te reysen,

2

ende doen hi die selue landen doorwandelt hadde, ende haddese vermaent met vele woorden, quam hi in Griecken lant,

3

ende vertoefde daer drie maenden, Maer doen hem die Ioden lagen geleyt hadden, als hi in Siriam woude reysen so wert hijs te rade, weder om te keeren door Macedonien.

4

Sopater van Beeraen, ende vanden Tessaloniten, Aristarchus ende Secundus, ende Gayus van Derben, ende Thimotheus maer wt Asien Tichius ende Trophimus, reysden met hem tot in Asiam.

5

Ga naar margenoot+Doen dese voor ghegaen waren verwachten si onser tot Troada,

6

maer wi scheepten nae die paeschdaghen van Philippen tot op den vijfsten dach, ende quamen tot hem tot Troada, ende wi vertoefden daer seuen daghen.

7

Op eenen sabbath, doen die discipulen te samen waren ghecomen om broot te breken, sprac Paulus met hen, willende des anderen daechs wt reysen, ende hi vertrock dat woort totter midder nacht toe,

8

ende daer waren veel fackelen op die eedtcamer, daer si vergadert waren.

9

Ga naar margenoot+Een iongelinc gheheeten Eutychus sittende inder venster, viel in eenen diepen slaep, die wijle dat Paulus sprac, ende hi werdt vanden slaep ouerwonnen, ende viel vanden derden solder nederwaert, ende wert doot opgheheuen.

10

Paulus ghinc af, ende viel op hem, ende hem omuanghende seyde hy, En maeckt gheen gheruchte, wandt zijn siele is in hem.

11

Doen ghinck hi opwaerts, ende brack broot, ende ontbeet, ende sprack vele met hem, tot dat den dach op ghinc, ende alsoo reysde hi wt.

12

Sy brochten den ionghelinc

[pagina *]
[p. *]

leuende, ende en werden niet weynich ghetroost.

13

Wi te schepe gegaen sijnde, voeren tot Asson, willende Paulum daer ontfanghen, want hi hadt alsoo beuolen, ende hi woude te voet gaen.

14

Als wi vergaderden tot Asson, hem mede nemende, quamen wi tot Mitelenen, ende van daer scepende, quamen wi tsanderdaechs tegen Chion.

15

Ende des daechs daer na, stieten wi aen Samum, ende bleuen in Trogelio, ende des naesten daechs quamen wi tot Meliten,

16

Want Paulus hadde besloten voor bi Ephesum te schepen, op dat hy gheenen tijt in Asia en soude ouerbrengen, want hi haeste, waert mogelic te Pinxten te Hierusalem te sijn.

17

Mer seyndende van Mileto tot Ephesum, dede hi die ouders vander ghemeynten roepen.

18

Ga naar margenoot+Als dye tot hem quamen, seyde hi tot haer. Ghi weet hoe dat ic vanden eersten dach aen dat ic in Asiam ben gegaen, altijt bi v ben geweest,

19

den HERE met alder ootmoedichheyt dienende, ende met vele tranen ende aenuechtinghe die mi ghenoemt sijn door der Ioden laghen,

20

hoe dat ic v niet onttrocken en hebbe, dat daer orbaerlick is, dat ic v niet vercondicht en hadde, ende v gheleert openbaerlick, ende sonderlinge van huyse tot huyse,

21

ghetuygende den Ioden ende den Griecken die boete tot God, Ga naar margenoot+ ende dat ghelooue inden HERE Iesum Christum.

22

Ende nv siet, Ic ghebonden inden geest, reyse te Hierusalem, niet wetende wat mi daer ghemoeten sal,

23

dan dat die heylige gheest in allen steden ghetuycht, seggende, dat my daer banden ende tribulatien verwachten.

24

Mer ic en achte dier gheen, noch ic en houde mijn leuen ooc niet dierder dan mi seluen, op dat ick mijnen loop met vruechden voleynde, ende dat ambacht dat ick vanden HERE Iesu Christo ontfanghen hebbe, om te betuyghen dat Euangelium der ghenaden Gods.

25

Ende nv siet, Ic weet dat ghi mijn aensicht niet meer sien en sult, ghi alle, door welcke ic door ben ghereyst prekende dat rijcke Gods,

26

daerom neme ick v op desen dach van heden te ghetuyge, dat ic van alder bloet reyn ben,

27

Ga naar margenoot+want ick en heb v niet onthouden, dat ic v niet vercondicht en hadde alle den raedt Gods.

28

Hierom slaet v selfs gaey, ende dye geheele schare onder welcke v die heylige gheest tot bisscoppen ghesedt heeft, om die vergaderinge Goods te voeden, die welcke hy door sijn eygen bloet verworuen heeft,

29

Want dat weet ic dat na mijnen afscheyden sware woluen onder v sullen comen, die die vergaderinge niet verschoonen oft sparen en sullen.

30

Ende wt v seluen sullen oock mannen opstaen die daer verkeerde leeringhe sullen spreken, om die discipulen na haer te trecken.

31

Daerom waect, ghedenckende dat ick drie iaren niet opgehouden en hebbe eenen yeghelijcken van v vermanende.

32

Ga naar margenoot+Ende nv lieue broeders, beuele ick v Gode, ende den woorden sijnre ghenaden, die daer machtich is v te herstichten, ende v die erffenisse onder alle die geheylichde te gheuen.

33

Ic en heb uwer gheender siluer, noch gout noch cleet begeert,

34

Want ghi weet selue dat my dese handen tot mijnder nootdruft, ende der gheenre die met mi gheweest zijn, ghedient hebben.

35

Ick hebt v alle ghetoont, datmen also arbeydende dye swacke moet ontfaen, ende te ghedencken der woorden des HEEREN Iesu, want hi gheseyt heeft. Het is saligher gheuen dan ontfanghen.

36

Ende doen hy dat gheseyt hadde, knielde hi neder, ende badt met hen allen,

37

Daer wordt veel gheweens ende ghescreys onder hen allen, Ende vielen Paulo om den hals ende custen hem.

38

Aldermeest bedroeft om dat woordt dat hi seyde, si en souden sijn aenghesicht nyet meer sien, ende gheleyden hem in dat schip.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 5

margenoot+
C vers 9

margenoot+
D vers 18

margenoot+
E vers 21

margenoot+
F vers 27

margenoot+
G vers 32


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken