Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Die Apostel bescrijft die vernielinghe oft die verderffenisse des ouden wets, welck is een wet des doots. Daer na tracteret hi van die erffelijke oft ingeboren wet der sonden, welc in ons is.

Dat .vij. Capittel

1

Ga naar margenoot+WEet ghi niet lieue broeders (want ick spreke den ghenen toe, die de wet weten) dat die wet heerscappie heeft ouer den mensche, also langhe als hi leeft?

2

Want een wijf die onder den man is, is verbonden aen die wet also lange als die man leeft,

3

mer is dat die man sterft, so is si los vander wet des mans. Ist dat si nv bi eenen anderen man is die wijle die man leeft, so wert si een ouerspeelster geheeten. Mer ist dat die man sterft, so is si vry vander wet, als dat si dan geen ouerspeelster en is, al ist dat si bi eenen anderen man is.

4

Also sijt ghi ooc mijn broeders, der wet gestoruen doort lichaem Cristi, Ga naar margenoot+ op dat ghi bi eenen anderen sijt, namelic bi den genen die vanden dooden verwect is, op dat wi Gode vruchten brengen.

5

Want doe wi int vleesche waren, doe waren die sondige begheerten (die welcke haer door die wet beroerden) machtich in onse leden, om der doot vruchten te brengen.

6

Mer nv sijn wi los vander wet, ende haer gestoruen die ons geuangen hielt, also, dat wi dienen sullen in een nyeuwe wesen des geests, ende niet int oude wesen der letteren.

7

Wat sullen wi nv dan seggen, Is die wet sonde? Dat si verre. Mer die sonde en kende ic niet dan door die wet. Want ic en wist niet vander lust, hadde dye wet niet geseyt,

8

ghi en sult niet begeeren. Doe nam die sonde een oorsake vant gebot, ende wrachte in my alderley begeerte der lust.

9

Want sonder dye wet was die sonde doot, Ic leefde somtijden sonder die wet, mer doen dat gebot quam, so wert die sonde weder leuende,

10

Mer ic starf, ende ick beuonde dat dat ghebot dat mi ghegheuen was totten leuen, Ga naar margenoot+ dattet mi was een oorsake des doots,

11

Ga naar margenoot+Want die sonde nam oorsake vanden geboden, ende bedrooch mi, ende doode mi door dat selue gebot.

12

Die wet is heylich ende dat gebot is heylich, recht ende goet.

13

Is dan tgene dat goet is mi een doot geworden. Dat si verre, Mer op dat die sonde haer openbaerde, hoe dat si sonde is, so heeftse mi door dat goet dye doot gewracht, op dat de sonde worde ouermaten sondich doort gebot.

14

Want wi weten dat die wet geestelic is, mer ic ben vleeschelic, vercocht onder die sonde,

15

want ic en weet niet wat ic doe. Want ic en doen niet dat ic wil, mer tgene dat ic hate dat doe ic.

16

Ist dat ic nv doe, dat ic niet en wille, so consentere ic dat die wet goet is.

17

Ende so en doe ic nv selue niet, mer die sonde die in mi woont,

18

Want ick weet dat in mi, dat is in mijn vleesch niet goets en woont. Het willen hebbe ic wel, mer volbrengen dat goet, dat en vinde ic niet.

19

Want dat goet dat ick wil, dat en doe ick niet, mer dat quaet dat ic niet en wil, dat doe ic.

20

Ist dat ick nv dat doe dat ic niet en wil, Ga naar margenoot+ so en doe ic dat selue nyet mer die sonde die in mi woont.

21

Also vindic in mi nv een wet, ic die dat goet wil doen, dat mi dat quaet aenhangt,

22

want ic hebbe lust in die wet Gods, na den inwendigen mensche,

23

maer ic sie een ander wet in mijn leden, dye welcke strijdt tegen die wet mijns gemoets, ende mi geuangen neemt in die wet der sonden die welcke is in mijnen leden,

24

Ic ellendich mensche, wie sal mi verlossen van desen lichame des doots. Ic dancke Gode door Iesum Christum onsen HERE,

25

Aldus diene ic nv metten gemoede der wet Gods, mer metten vleesce der wet der sonden.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 4

margenoot+
exo. xx. Deu v

margenoot+
C vers 11

margenoot+
D vers 20


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken