Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Leven van Lutgart (1899)

Informatie terzijde

Titelpagina van Leven van Lutgart
Afbeelding van Leven van LutgartToon afbeelding van titelpagina van Leven van Lutgart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.30 MB)

XML (1.18 MB)

tekstbestand






Editeur

François van Veerdeghem



Genre

poëzie

Subgenre

heiligenleven


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Leven van Lutgart

(1899)–Anoniem Lutgart, Leven van–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XXIV. Van der wraken dar si af hadde geprofeteert ende hoe si gestilt wart.

5215[regelnummer]
Tin tiden dat Lutgart, die vrowe,
 
Hadde overleden allen rowe
 
Ende si ter eeweliker vromen
 
Was met volmakder eeren comen
 
Daer si na pogde manech ijaer,
5220[regelnummer]
So wart die profecije waer,
 
Die profeteerde in haren dagen
 
Die maget; want met swarre plagen
 
Ga naar margenoot+Wart so ghegheccelt dat convent
 
Van dire abdién, dat noch sent
5225[regelnummer]
Noch dartevoren selc verdrit
 
En was darbinnen nie geschit;
 
Want van din vrowen die begeven
 
Daer binnen waren, staet gescreven
 
Dat van virtienen dat getal
5230[regelnummer]
Nam ave ende oc dat ander qual
 
Van sochtenGa naar voetnoot1 ende van teerchainen
 
Der gherre die hen plagen fainenGa naar voetnoot2
 
Ende hen te gevene al te trege
 
Int gelden van den Gods gelegeGa naar voetnoot3
[pagina 198]
[p. 198]
5235[regelnummer]
En migel deel, alsic vertrac
 
Doe ic van derre wraken sprac.
 
Mar doe die negligentie gnoch
 
Gewroken was, so dat verwoch
 
Die scarpe gheecele al te sere
5240[regelnummer]
Din vrowen, die op onsen Here
 
Kraijerden stille ende over lut
 
Ende op Lutgarden, sire brut,
 
Beide alle dage ende alle nachte,
 
Ende dat der maget hars gedachte
5245[regelnummer]
Alteenen baden ijonge ende oude
 
Met starken beden, Got, die woude
 
Vertoegen dat die fine maget
 
Die gracie hadde an hem beijagt
 
Dat si din closter mochte ontladen
5250[regelnummer]
Van derre wraken ende in staden
 
Staen al dengenen die op hare
 
Kraijrden stille ochte oppenbare,
 
Ga naar margenoot+Hi dede al over waer bekinnen
 
Der vrowen ere van darbinnen
5255[regelnummer]
Die oc der wraken hadde ontfaen
 
En migel deel, dat sonder waen
 
Lutgarden bede soude wesen
 
Warbi dis ongevals genesen
 
Die closter soude in corten tide,
5260[regelnummer]
Ende dat die Gods gebenedide
 
Met harre macht van derre wraken
 
Saen soude en salech inde maken.
 
Mar hoe die vrowe dat vernam
 
Daert ons te wetene ave quam,
5265[regelnummer]
En mach nit bliven ongesegt,
 
Want Godes lof daer an gelegt,
 
Die gaf Lutgarden selke macht
 
Van inpetreerne. Op enen nacht
 
So quam en vision tevoren
5270[regelnummer]
Der nonnen dis si groten toren
 
Hadde int begin van din beschowe
 
Mar weder schire wart die vrowe
 
Gesett te rasten van din vare:
 
Want dat en volk, dat droemde hare,
5275[regelnummer]
Ter kerken ingewaden quam,
 
En fel, en tornech ende en gram,
 
Dat al die kerke met gewonde
 
Onssetten ende ontmaken soude,
 
Mochtt enegssins das overcomen;
5280[regelnummer]
Want over waer heft si vernomen
 
Dat hem dis pijnde met geninde
 
Dat ombestiregeGa naar voetnoot1 ingesinde
 
Ga naar margenoot+Dat in die kerke was gerakt.
 
Oc heft dat wreede volc gemakt
5285[regelnummer]
So groet gemalsch hare ende ghens
 
Ende hem gepijnt so menegssens
 
Die kerke onssetten altemale,
 
Dat oc har lijf die nonne wale
 
Verliesen waende al onverwert.
5290[regelnummer]
Oc wart die vrowe so ververt
 
Van din geruchte in haren drome,
 
Dat si met eenen starken goeme
 
Began te roepene: ‘Helpe, owi!
 
Owi, Lutgart, si doeden mi!
5295[regelnummer]
Wat magic don? Owi, kaitive!
 
Si roven mi van minen live!
 
Helpt mi, Lutgart, ut derre noet!
 
En doedijs nit, ic blive hir doet!’
 
Doe dese clage was gedaen,
5300[regelnummer]
So sach si voert dat quam gegaen
 
Lutgart, die vrowe, ut haren grave
 
Wel gewarneert met enen stave,
 
Ende die daer makden dat gelut
 
Met groter hasten ijagede ut
5305[regelnummer]
Ende uter kerken alle dreef
 
So datter een nit in ne bleef.
 
Doe dochte voert der selver nonnen
 
Die dit te schowene heft begonnen,
 
Dat die gebenedijde magt,
5310[regelnummer]
Doe si dat volc hadde ut geijagt,
 
Tin grave quam al sonder beide
 
Ende hare also daer binnen leide
 
Ga naar margenoot+Alse het gerievede din lichame.
 
Dos heft die magt van hogen name,
5315[regelnummer]
Lutgart, die vriheit van der kerken
 
Behouden. Mar die wilde merken
 
Van desen drome al din proses
 
Gelijc dat hi vertrokken es,
 
Hi mochte oc vinden dat bedit
5320[regelnummer]
Wel bi hem selven, want het nit
 
En diskordeerde van der saken,
 
Dats van der nameliker wraken,
 
Waromme dat hi was vertoegt
[pagina 199]
[p. 199]
 
Der nonnen. Mar die nawer poegt
5325[regelnummer]
Na dat verstaen van din bediede,
 
Hi si dis seker, dat die liede
 
Die dat gheruchte maken daer,
 
Die wrake horribel ende swaer
 
Bedidde wel terechte; want
5330[regelnummer]
Sent dat Lutgart hare onderwant
 
Dat wreede volc met haren stave
 
Te ijagene ut, daer wi nu ave
 
Din droem bedieden, so ne was
 
Darbinnen nimen die hem das
5335[regelnummer]
Beclagen mochte, alsic versta
 
An dat latijn, dat hem te na
 
Die wrake lach; mar die ijonfrowen,
 
Die daertevoren so teblowen
 
Geweset hadden, weder alle
5340[regelnummer]
Genasen van din ongevalle.

margenoot+
f.345ro.
voetnoot1
Vgl. III, 2160, 5197, 5231 en II, 4725.
voetnoot2
hetzelfde als feinen (Mnl. Wdb.) dat ook wederk. kon worden gebruikt, evenals hem vensen.
voetnoot3
d. i. het betalen van hetgeen men aan God schuldig is, m. a. w. het bidden. Gelege komt ook elders voor in de beteekenis van gelage; de eigenlijke bet. is wat men schuldig is voor gemaakte verteringen. Vgl. Mnl. Wdb. op gelage, en hier III, 2758:
 
Die Gods getiden, daer wi mede
 
Din hogsten wert betalen souden,
 
Wart dat wi wel vergelden wouden
 
Van onser werschap dat gelage.
en vlgg., vooral 2774:
 
roekelose in allen tiden
 
So ghelden si dat Gods gelage.
Vgl. vs. 2832:
 
‘die schout van den getiden
 
die gi leset.’
Zoo zal ook II, 6682 de uitdr. quiten har gelege moeten worden opgevat, nl. voor de zieke non heeft zij uit alle macht met hare gebeden hare plichten vervuld, d. i. ‘zij heeft voor haar de vurigste gebeden opgezonden.’ Vore schijnt aldaar adverbiaal te zijn gebruikt of alleen met al verbonden te moeten worden. Doch gelege hangt niet van vore af: in dezen zin moet de aanteekening aldaar worden gewijzigd. - 5247 l. magt.
margenoot+
f.345vo.
voetnoot1
d. i. teugelloos, toomeloos, dolzinnig. Vgl. Stallaert 2, 252. - 5317 l. proces.
margenoot+
f.346ro.
margenoot+
f.346vo.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken