Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historie van Malegijs (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historie van Malegijs
Afbeelding van Historie van MalegijsToon afbeelding van titelpagina van Historie van Malegijs

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.36 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Editeur

E.T. Kuiper



Genre

proza

Subgenre

ridderroman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historie van Malegijs

(1903)–Anoniem Malegijs–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 105]
[p. 105]

Hoe coninc Yvorijn verslaghen was, ende die stadt van Eggermont weder ghewonnen wert.

DOe dese drie heeren bi een waren soo quamen si nae theyr roepende. Eggermont, Eggermont. Die heydenen stelden hem vromelijck ter weer, mer Maleghijs quam int middel ghereden met Beyaert ende schoorder die bataelge mede, soo datter die heydenen af vervaerden, so vervaerlic sloecht. Malegijs ende Vivien dooden ende versloeghen menigen Sarasijn. Spiet siende die vromicheyt van sijn meester Malegijs soo greep hy eenen moet ende ghinc soo vreeslic met sijn metalen colve slaen onder die heydene. Die coninc Yvorijn siende Buevijn aen een eynde grooten moort bedrijvende onder sijn volck, vergaderde hi bi hem omtrent .xi. C. paerden, ende daer mede reet hi na Buevijn van Eggermont, ende omringelden, ende souden hem sonder twijfel doot geslagen hebben en hadt Vivien gedaen, die op den coninc Yvorijn quam gereden ende sloech op sinen helme so stijf, dat hi bleef sittende oft hi doot had geweest, dit siende een van sinen naesten heren ende nam tpaert ende wildet wech leiden. Spiet dit siende sloech die looden colve opt hooft, dat hi doot ter aerden viel. Ten lesten soo bequam coninc Yvorijn ende stelde hem ter weer. Doe quam Vivien ende sloech hem opt hooft dattet een grote wonde maecte dat hi doot ter aerden viel. Aimijn was altoos aen die side daer zijn grootmoeder ende moeder stonden, daer had Aimijn hem so vromelic dat en is niet wel moegelic om scrijven. Ten lesten bracht hi zijn moeder ende grootmoeder in die stede, ende hi keerde weder al vechtende tot dat hi quam daer hi Galaffers liet liggen, die over handen ende voeten gecropen was, om die doot te ontgaen. Ende doe hi hem vant, so seide Aymijn. Ghi verrader die al dit bier gebrouwen hebt, soudy noch meenen te ontcomen: neen

[pagina 106]
[p. 106]

ghi in trouwen. Doe seide Galaffer. Och Aimijn slaet mi doot, want ic lide duisent dooden. Mer Aimijn en wilder niet nae hooren, mer hi bant hem vast aen eenen stake, ende liet hem daer staen. Na veel stridens, soo hebben die Sarasinen de vlucht genomen nae die poort, mer si en mochten daer niet in, want die borghers hadden die stede self weder omme in, ende die Sarasinen verdroncken met groten hoopen in die vesten. Ende doe die heydenen al te samen vermoort waren, so vergaderden die vrome ende stoute heren bi een, ende Vivien vraechde waer sinen soon Aymijn was, ende Spiet antwoorde, u sone heeft hem vromelicken ende seer cloeckelicken ghehadt, ende ghinder vecht hi noch. Doe seyde Vivien. Ick sal gaen ende proeven minen sone Aymijn oft hi stout mannelick is ende onversaecht is. Mettien die vader dit sprekende, so was Aymijn onledich om die verrader Galaffer te binden aen zijn paerts steert. Doe seyde Vivien met seere straffelicken woorden. Ghi ioncheer, waer wildi heenen met desen man, slaet hem doot, ofte ic salt doen. Doe seyde Aymijn. Dusdanigen pijne is hem noch veel te cleyne aen te doene, mer op in dien, dat ghi u soudet willen vermeten mi desen man te ontnemen, ick soudet u also vromelicken verghelden dattet u grouwen mochte. Doe sprack Vivien ende seyde. Oft ict doen wilde, wat soudi daerom doen. Ende met dien soo greep Aymijn sijn swaert inder hant, ende sloech sinen vader op sijn hooft also grijselijcken haerden slach dat hi hem seer quetsede. Ende doe so sloech Vivien weder omme nae Aymijn met groter machte, mer Aymijn ontspranc dien slach. Ende aldus so vochten si een langhe tijt tegen malcanderen ende met groter heyten, mer doe Malegijs dit mercte ende sach, soe seide hi. Mi dunct dat Vivien ende sijn sone sullen malcanderen sceinden. Doe seyde Male-

[pagina 107]
[p. 107]

gijs. Vivien mijn beminde broeder, het is groote scande dat ghi op u sone also verhit. Doe antwoorde Vivien. Lieve geminde broeder, ick en cans niet ontslagen sijn, ic waende mer hem te proeven van zijnder stouticheyt ende mannelicheyt, mer tproeven valt my te lastich ende te swaer. Spiet riep met luyder stemmen tot Aymijn. En slaet niet, want het is u natuerlicke vader Vivien daer ghi teghen vecht. Doen Aymijn dit hoorde so spranc hy van sinen paerde en viel op sijn knien ende seyde. O eerwaerdige, ende beminde lieve vader, verghevet mi dat ic so nijdelijcken gramme slagen geslaghen hebbe, niet daer af wetende dat ghy mijn vader waert. Vivien dit hoorende seyde. Lieve Aymijn, het is al vergeven. Ende Vivien vraechde doe sinen lieven sone, waerom so hebdi desen man aldus wredelijcken ende ongenadelicken gebonden, ende wilt hem sleypen. Doe seyde Aymijn. Mijn wtvercoren ende geminde lieve vader, hi heeft die oorsaeke geweest van allen deser moeyten, ende iammerlijcker daden ende moorden die hier gebuert sijn. Ende hi was die verrader, die den coninc Yvorijn wt liet, ende de stadt deerlijcken over in sijn handen leverde. Want doe ic den reuse Gallas verslagen had ende int wederkeeren den coninc Yvorijn brachten, soo gaven wy hem desen boeve te verwaren. Ende hy nam noch een geselle tot hem, ende lieten den coninc ter poorten wt ende die heydenen quamen inder stadt, ende soe werden wy gevangen, ende hi soude mi gehangen hebben en hadt Spiet niet belet. Doe seyde Buevijn van Egghermont. Ay valsch verradere, hoe suldi dat verantwoorden, datter so veel kersten bloets gestort is. Doe seyde Malegijs. Neemt den verrader ende ontbint hem van des paerts steert, ende settet hem op een ander paert, op dat hi te stercker blijven mach die pijne te lijden, twelc also ghesciede. Ende also reden die heeren nae der stadt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken