Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Musaeus. Jaargang 3 (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Musaeus. Jaargang 3
Afbeelding van Musaeus. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van Musaeus. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.49 MB)

Scans (222.35 MB)

ebook (9.90 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Musaeus. Jaargang 3

(1995)– [tijdschrift] Musaeus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 2]
[p. 2]

Een zeemonster met liefelijke trekjes

In Opuscula Practica ofte Alle de Stichtelijke werken die haar strekken tot een waare Oefeninge der Godsalicheidt voor alle oprechte Christenen geeft predikant Dionysius Sprankhuysen het scheppingsverhaal in eigen woorden weer. Ook de walvis is door God geschapen, maar Sprankhuysen rekent hem niet tot de eerbare vissen zoals blijkt uit het volgende fragment. Dat ook een zo oneerbaar groot zeemonster z'n liefelijke trekjes heeft, wil de schrijver niet ongenoemd laten. Zijn verhaal over het trouwe karakter van de walvis is bijna aandoenlijk:

[p. 24b] Op den vyfden dagh de Visschen en Vogelen

Eerstelijck heeft zich Godt ghekeert tot de WATEREN, en daer uyt voortgebracht alle swemmende en alle vliegende Schepselen.Ga naar voetnoot1 Het Water selve heeft hy vervult met alderley VISSCHEN/ groote en kleyne/ van menigerhande ghestaltenisse: want gelijck den Hemel/ also heeft oock de Zee haer Sonne/ Mane en Sterren: Ende ghelijck de Aerde/ alsoo heeft oock de Zee haer Roose en Druyve/ haer Olyphant en Paert/ haer Kat en Hont/ neffens duysent andere seer vreemde maecksels. Men soude langhe en breet moghen handelen en spreecken vande groote Walvisschen, die haer altemets ghelijck Klippen en Eylanden in de Zee op doen; heele Schepen omslaen. Ofte men soude hier mogen beschrijven de wonderlijcke kracht van een kleyn Vischken; het welcke gelijck Plinius En andere getuygen/ een groot Coopvaerdy-Schip/ dat met een stereken wint/ al zyne zeylen ophebbende/ snellijck door de Zee henen snuyft/ schielijck kan doen stil-leggen/ [p. 25a] als een onbeweeghlijcke Steenrotse/ wanneer het daer tegen aen gaat leggen: Waer over dat het oock inde Latijnsche tale genoemt wort Remora, als oftmen seyde Weer-houwer. Maer laet ons komen tot de eerbare Visschen.

[pagina 3]
[p. 3]

[p. 27a] Oock heeft Godt de Schepper Visschen met Visschen/ en Voghelen met Voghelen verbonden door een ingheplante lust/ om haer selven te vermenghen/ ghelijck met zijns ghelijck. Sic Venus orta salo. Gheen Manneken isser/ of ‘tsoeckt een Wijfken: Geen Wijfken/ ofte het voeght sich tot een Manneken. Viskens paeren/ de Vogelkens paren/ om haer geslacht [p. 27b] voort-te-setten. Sommighe/ nae dat sy haer selven eens verbonden hebben zijn eickanderen soo houw en trouw/ dat sy noch in leven noch in sterven haer partuyr verwisselen/ niet anders dan als ofte sy ons Menschen voorgestelt waren tot Spieghels/ om den Echten Staet onverbrekelijk te onderhouden.

De Tortelduyve haer Gaeyken verlooren hebbende/ weyghert een tweede gheselschap/ en treurt soo langhe tot dat sy sterft. Ja die groote monstreuse Pot-Visschen in den woesten Oceaen. Wanneer sy paer en paer spanceeren omtrent vremde Kusten/ verthoonen aen den anderen inden noot soo groote Liefde/ dat ick twijffele ofmen haers gelijcken soude können geven. 't is meermaels ghebleecken, op onse Zee-Dorpen/ TerHeyde/ te Schevelingen/ te Catwijck/ en elders/ als een van beyden strande ofte vast raeckte aen den gront/ dat alsdan zyn Wederpaer ongelooffelijcke moeyten dede tot verlossinge van dien. Men heeft somwijlen het Manneken groot misbaer sien maken en gewelt bedrijven om zijn Wijfken. Men heeft somwijlen het wijfken naer haer Manneken sien komen aendringhen/ met een vervaerlijck ghedruys en ghehuyl/ uytspouwende heele stroomen waters/ om deselve vlot te maecken; ende dat niet eens/ maer acht/ negen/ thienmael en meer/ met sulcken hardneckigheydt/ dat somwijlen d' een voor d' ander is blijven sitten/ ofte dat sy alle beyde ghelijckelijken zijn verlooren ghegaen. Het is voorwaer wel een groot wonder/ sulken Trouwe te vinden inde Ontrouwe Zee; ende dat noch by de woeste Monsters/ doende niet min als die [p. 28a] befaemde Vrouwen in Indien/ welcke haer selven levendigh op hare doode Mans werpen/ om alsoo te samen begraven ofte/ verbrandt te worden. Siet daer/ hoe dat het stomme Water sonder Ziele, uyt Gods bevel, levendige Schepselen heeft voortgebracht, opdat alle Volcken zijne wonderwercken mochten prijsen. Ende wijders hoe groot de kracht was

[pagina 4]
[p. 4]

van dat woordt/ het welcke God op den vijfden Dagh der Scheppinghe sprack tot alle Watergruys/ tot Visschen en tot Vogelen/ seggende: Sijt Vruchtbaer &c.Ga naar voetnoot2

Bron: Dionysius Sprankhuisen: Opuscula Practica ofte Alle de Stichtelijke werken die haar strekken tot een waare Oefeninge der Godsalicheidt voor alle oprechte Christenen. Franeker, 1658. [Exemplaar: UBL 1076 F 40]




voetnoot1
Verwijzing naar psalm 104: 25: ‘Hoe groot zijn Uwe werken O Heere! Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt; het aardrijk is vol van Uwe goederen.’
voetnoot2
Verwijzing naar 4 Ezra 6: 48: ‘In the same way the sea too brought forth the multitude of fish, the large ones among them to serve as satiation by being eaten and the small ones for the eyes pleasure in their movement.’ (Michael E. Stone: The Armenian Version of IV Ezra. p. 99).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Opuscula Practica ofte Alle de Stichtelijke werken die haar strekken tot een waare Oefeninge der Godsalicheidt voor alle oprechte Christenen