Musaeus. Jaargang 3
(1995)– [tijdschrift] Musaeus–
[pagina 30]
| |
Een lied van moord en brandLukas Kier, 44 jaar, gehuwd, vader van zes kinderen, man van twaalf ambachten, dertien ongelukken. Een man met enorme schulden. Zijn laatste hoop, een erfenis van tante Christina, blijkt ijdel: Lukas is bastaard. Hij ontsteekt in brandende toorn tegen zijn tante. Zijn geldzucht dwingt hem tot het uiterste: moord. Sporen probeert Lukas uit te wissen door brandstichting, maar de politie grijpt hem in de kraag. Lukas brengt de rest van zijn leven door in de gevangenis, zijn brave vrouw en kinderen in ellende achterlatend. De moraal van het verhaal lezen we in het laatste couplet: laat u niet leiden door geldzucht! Het lied, waarvan de dichtkwaliteit abominabel is, is slordig gedrukt en maakt een goedkope indruk. De tekst wemelt van de zetfouten, die - op één na - stilzwijgend zijn verbeterd. Waarschijnlijk was de tekst bedoeld als snelle ‘uitdraai’ voor het publiek, die er genoeg steun aan hadden om mee te zingen. | |
Gruwelyke misdaadDoor Lukas Kier van Oostmarsum oud 44 jaren, Vader van zes kinderen, schuldig verklaart aan Moord en Brandstigting, Gepleegd aan zijne tante CHRISTINA van LEEUWEN, wonend te Amersfoort, waar hij als tapper en verder buiten stad als tabaksplanter leefde. | |
Op een bekende wys.1.
Ach! menschen ziet hier die er staan,
Hoe dat het kwaad eens wordt gewroken
Wanneer men 't pad des levens paân
Met vuige misdaad heeft ontstoken:
't Schrik'bre toneel van Lukas Kier
Zal u de kwade geldzucht tonen,
De luiheid, en het zwak vertier
Door deze moord en brandlust honen.
2.
Als tapper leefde hij onverzaagd,
Binnen Amersfoort haar muren,
Waar deze nering wierd vertraagd,
Zoo dat het zoo niet lang kon duren.
In weerwil dat zijn tante hem
Van tijd tot tijd nog wilde redden,
Kon 't niet voldoen, hij kwam in klem
En was er dus niets van te bedden.
| |
[pagina 31]
| |
3.
Zo dat hij dat beroganGa naar voetnoot15
En een Tabaks-Planterij aanvaarden,
Ook hier van kon hij niet bestaan
In 't werken stelden hij geen waarden.
Schoon twaalf duizend guldens Geld
Aan hem geleend, en nog veel schulden
Als niets beduidend werd geteld;
Maar niets als wraak zijn harte vervulde.
4.
Zijn eenige hoop verduisterd ras
In 't erven van zijn tantes schatten
Daar hij in alles basterd was
En slechts zijn kinderen deed bevatten,
De Notaris maakt het Testament
Naar de oude Jufvrouw haar genoegen,
Waar dat zij mede was content
En voor de kinderen best kon voegen.
5.
Hij treed naar binnen wijl de Meid
Ter achterdeuren uit gaat lopen,
Om zoo als het Vonnis zijt,
Iets voor haar Jufvrouw te gaan koopen.
Wijl nog een vrouw met namen daar
Jannetje van Kuilen was geheeten;
Ten huizen van de Jufvrouw waar
Het geen hem innig heeft gespeten.
6.
Maar nauwelijks was zij weg gegaan
En de oude haar geleiden,
Is hij dadelijk opgestaan,
Om zijn roede haar te weiden;
Hij trekt zijn Moordtuig op haar af,
Sprak hier, hier moet het gelden,
Zoekt bij u weigering het graf,
Dit kan u testament u melden.
7.
Hierop herneemt hij zijn woen ter stand
Om de misdaad te verzwaren,
Steekt in het woonhuis de brand
Ontziet nog straffe nog gevaren.
Hij vlugt, helaas! Maar neen 't lot.
Recht roept de wraak! Geen zinloos heden
De straf eist loon geen hoon nog spot.
Eens sleept zij haar verdiensten mede.
| |
[pagina 32]
| |
8.
Hij keert naar huis de moord ontdekt,
Door damp en vuurvlam uitgebroken,
Die de Poliesies aandacht wekt
Waardoor men is in 't huis gestoken.
Men ziet verwonderd op het lijk
Door Scherper kracht terneer
Wijl het hier ten volle blijkt,
Dat hij dien moord heeft moeten gelegen.
9.
Hij word daarna geapprondeerd
Om zijn misdaad te beleiden,
Maar daar het bleek gearresteerd
En liet hem naar de kerker leiden
Daar nu ontvoude hij zijn fout
Doch scheen onzinnigheid te toonen,
Bleef dus bij elke misdaad koud,
Dacht niet dat wraak hem zou belonen.
10.
Daar valt zijn gaden en zijn kroost
Voor onzen dierbaren Vorst en Koning,
Smeekt om gena niet ongetroost
Gaat dien te rug weer na haar woning
Wat doet niet zulk een brave vrouw
Om hem van dood en schand te redden
Doch deze blijft in druk en rouw
Haar gansche leven nog volherden
11.
Neemt een exempel jong en oud
En laat geen geldzucht u verleiden
Word voor de geldzucht kil en koud
Laat u toch voor de deugd bereiden,
U Almacht spreekt wanneer het kwaad
Den hoogsten top reeds heeft bereeken
En dus te vreeden met uw staat
Wilt u niet door de misdaad wreken.
[Exemplaar: UBL 1031 Β 59] |