niet ongegrond toe, te denken, dat die aantrekking der Vogt aan Zoutdeeltjes, het Water zeer sterk beminnende, was toe te schryven; welke of te veel in sommig soort van Glas waren, of by de bereiding van het zelve, zig niet geheel en al met de overige samenstellende Stoffen vereenigt hadden; en de onvervinding welke ik reets had, dat het Glas aan Warmte en Zonneschyn bloot staande, eene gunstiger gesteldheid tot het opwekken van Electrike Kragt verkreeg, en met den tyd minder lydende wierd, deet my vermoeden, dat ik myn oogmerk zoude kunnen bereiken, door aan het Glas, geduurende eenen geruimen tyd, een aanmerkelyken trap van Warmte mede te [p. 9] deelen, ten einde, door dezelve de overtollige Zoutdeelen uit te dryven, of zig van het Glas te doen afscheiden.
Ik stelde eenige Proeven in het werk, en deze de Hoop op een goeden uitslag vermeerdert hebbende, deed ik my uit een stuk Glas, dat lange tot een Koets-glas gedient had, [...] twee Schyven, elk van 16 duim in Diameter snyden.
De eene behield ik, zonder iets aan de zelve te doen, zo als ze was; doch de andere Schyf werd, tussen twee zeer drooge Kaart-papieren Bladen leggende, in eenen Oven geplaatst, welke onder eenen anderen Oven is gemetseld op zodanige wyze, dat, wanneer in de bovenste Vuur word gestookt, eene aanmerkelyke Hette inde benedenste verwekt word, best te vergelyken, met de Hette der gewoone Ovens, als het Brood 'er word uitgenomen.
Geduurende 12 of 13 weeken, hield ik de Schyf in den gemeiden Oven, terwyl van tyd tot tyd in de bovenste Oven Vuur [p. 10] werd gestookt, en schoon dit niet dagelyks geschiede, behield echter de Oven, waar in het Glas was, altyd een zeer groten trap van warmte.
Vervolgens beproefde ik dezen Schyf, tegen den geenen, welke niet in den Oven was geweest, gebruikende tot beide dezelve soort van Kussens tot Vryvers; en wel ras bevond ik, dat de Hette van den Oven, den Schyf in het opwekken van Electrike Stoffe, niet alleen by eene gunstige, maar ook byzonder by vogtige Luchts-gesteldheid, een zeer aanmerkelyk voordeel boven den anderen had doen verkrygen; [...]
[p. 11] Om wyders te beproeven, of de Schyf die in de warmte