Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2012 (2012)

Informatie terzijde

Titelpagina van Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2012
Afbeelding van Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2012Toon afbeelding van titelpagina van Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2012

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.09 MB)

Scans (4.10 MB)

ebook (3.89 MB)

XML (1.28 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2012

(2012)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 97]
[p. 97]

1993
Herbert van Uffelen: Moderne niederländische Literatur im deutschen Sprachraum 1830-1990. Niederlande-Studien 6
Münster / Hamburg, LIT

In het jaar 1993 brak de Nederlandstalige literatuur goed door in het buitenland. Nederland en Vlaanderen waren de gastlanden op de Frankfurter Buchmesse, en een aanzet tot de doorbraak had stercriticus Marcel Reich-Ranicki al in 1991 gegeven door Cees Nooteboom uitbundig te prijzen. Er kwam een beleid tot stand voor de verspreiding van de Nederlandse literatuur in het buitenland en de wetenschap was alert, bij uitstek in de persoon van Herbert van Uffelen, wiens omvangrijke studie Moderne niederländische Literatur im deutschen Sprachraum 1830-1990 op het moment suprême verscheen: uit het boek blijkt de alertheid waarmee Van Uffelen de tijd en de actualiteit volgde en hoezeer hij op de hoogte was van het spel dat overheidsinstanties speelden om een optimale export van de Nederlandstalige literatuur te garanderen. De uitgave ging in de reeks Niederlande-Studien vergezeld van twee al even omvangrijke bibliografieën: de Bibliographie der niederländischen Kinder- und Jugendliteratur in deutscher Übersetzung en de algemenere Bibliographie der modernen niederländischen Literatur in deutscher Übersetzung, beide voor dezelfde periode als de studie.

Deze boeken van Van Uffelen, die je als drieluik moet lezen, waren baanbrekend. Eerder had de auteur al in diverse tijdschriften en studies - zoals Ons Erfdeel en publicaties vanuit neerlandici extra muros - over hetzelfde onderwerp voorgepubliceerd. Via de driedelige Van Uffelen zelf is de receptie van de Nederlandstalige literatuur in het decennium vóór de publicatie ervan goed te volgen. En in het betogende deel verbergt de auteur zijn betrokkenheid niet: behalve haar waarnemen draagt hij ook bij aan de receptie en opinieert hij met veel genoegen. Delen van de inleiding en ook opmerkingen in het verloop van het boek verraden het standpunt van Van Uffelen over het gevoerde Nederlandse en Vlaamse vertaalbeleid: dat was destijds volgens hem veeleer amateuristisch, weinig gecoördineerd, en het leed nog sterk onder de vooroordelen die men over elkaars landen had. Dat is trouwens nu eerder storend in het boek, met name het kapittelen van de Nederlanders, die naar verluidt minachtend omgingen met de Vlamingen en hun literatuur en uitsluitend handelden vanuit een ‘merkantile[s] Interesse’ (p. 11). Van Uffelen appelleert vooral aan de Nederlandse Taalunie, die volgens hem op dat moment te weinig doet aan het propageren van het gemeenschappelijke literaire erfgoed. Na 1993 is dat inderdaad ten goede gekeerd en is er meer ruimte voor een gemeenschappelijk Vlaams-Nederlands literatuurbeleid gekomen. Wat in de studie dient om dat beleid te beïnvloeden, is historisch interessant, maar te normatief om vandaag voor zoete koek aan te nemen.

[pagina 98]
[p. 98]

Deze dwarsigheid, die regelmatig in het boek oplaait, wordt echter ruimschoots vergoed door het vogelperspectief en de bijzondere inzichten die in de studie tentoongespreid worden. Van Uffelen is zich wonderwel bewust van de methodologische keuzes die hij maakt: hij wil het per se niet hebben over de aanpassingen van een ‘minderheidsliteratuur’ (de Nederlandstalige) aan de doelcultuur (de Bondsrepubliek) waarin zij terechtkomt, maar over het eigen belang ervan, de kwaliteiten van de bronliteratuur. Hij wil daarmee voorkomen dat de Nederlandstalige literatuur als afgeleide van de Duitse fungeert, of misschien beter: als een exotische variant die louter en alleen bestaat om het eigen (Duitse) literaire spectrum te vergroten:

Den Stellenwert, den eine Literatur, besonders eine kleinere, in einer größeren wirklich innehat, kann man nur dann erfassen, wenn man ihre Eigenständigkeit und Eigendynamik nicht aus dem Auge verliert und nicht nur die Abhängigkeit, in der sich eine Literatur wie die niederländische befindet, beschreibt (p. 15).

Dat wil zeggen dat hij zijn terrein afbakent (geen DDR, Oostenrijk of Zwitserland) en gericht zoekt op plaatsen waar expliciet ingegaan wordt op het belang van de bronliteratuur: in zekere tijdschriften, over het algemeen die waarin imagologie en ideologiekritiek een rol speelt. De keuze is expliciet broncultureel gericht, wat gevolgen heeft voor de analyse van de manier waarop de doelcultuur omgaat met wat bij haar binnenkomt.

Van Uffelen onderscheidt vier perioden, die worden gedicteerd door de broncultuur en haar geschiedenis en niet door de vertaalgeschiedenis, die eigenzinniger verloopt en literatuurhistorische periodiseringen ondermijnt. Hij doet dat bovendien met een sterk Belgisch accent, waardoor de Belgische losmaking, de taalstrijd en de Belgische deelname aan de Eerste Wereldoorlog domineren. De eerste periode (1830-1880) loopt vanaf het onafhankelijke België tot aan de vernieuwing in Nederland; Van Uffelen besteedt hier veel aandacht aan Hendrik Conscience. De tweede periode (1880-1914) begint voor hem met de literaire revolutie van de Tachtigers; hij concentreert zich op de receptie van Multatuli en Gezelle en sluit af met het begin van de Eerste Wereldoorlog. De derde periode wordt gemarkeerd door de beide Wereldoorlogen, waarbij de aandacht uitgaat naar de manier waarop de nationaalsocialisten omgingen met de Nederlandstalige literatuur. De vierde periode (1945-1990) staat sterk in het teken van het toewerken naar 1993; daar luidt de centrale, achteraf wellicht ietwat naïef gestelde vraag of de Nederlandse literatuur ‘nach über 100 Jahren der Rezeption’ in Duitsland nu eindelijk als een gelijkwaardige partner wordt beschouwd - alsof het toch gaat om erkenning en waardering in Duitsland. Wat de perioden betreft zijn alleen de data 1830 en 1880 niet heel direct te koppelen aan de Duitse (cultuur-) geschiedenis, de andere (de beladen jaren 1914, 1945 en 1989/1990) verraden nog

[pagina 99]
[p. 99]

een standaardidee van historisch verloop, alsof literair-historische perioden inderdaad afgebakend worden door dit soort cruciale jaren in de politieke geschiedenis.

Het drieluik van Van Uffelen is vooral een imposante materiaalverzameling met talloze verwijzingen en wordt gekenmerkt door een indrukwekkend vermogen om grotere lijnen te trekken, met name in argumentaties van ideologiekritische aard. Een vertaalhistorische invalshoek werd niet gekozen, die had de studie ook anders gemaakt. Om een voorbeeld te noemen: dan was wel degelijk in het betoog vermeld dat Lina Schneider, die voorkomt als auteur van een Nederlandse literatuurgeschiedenis in het Duits, onder de naam Wilhelm Berg verantwoordelijk was voor de eerste vertaling van de Beatrijs (1870). Door de ideologiekritische aanpak wordt vooral het contemporaine debat over de literatuur geanalyseerd, met ruimschoots aandacht voor levende tijdgenoten en hun posities. Dat de Beatrijs vertaald wordt of dat er in Duitse bloemlezingen van de wereldliteratuur vooral gewezen wordt op Van de Vos Reynaerde, blijft buiten het op (cultuur-)politiek gerichte betoog. Zo zijn de Blätter für literarische Unterhaltung erg Vlaams gericht en aangetrokken door de Vlaamse beweging. Ook het tijdschrift Die Grenzboten is dan erg met de Vlaamse zaak verbonden en spreekt in het tijdperk van het nationalisme openlijk over de annexatie van Nederland door Duitsland. Hier is de grote aandacht voor de (cultuur-)politieke context erg vruchtbaar. Maar de koppeling met Vlaanderen krijgt de grootste aandacht; de keuze voor de tijdschriften is niet gebaseerd op de mate van representativiteit voor het Duitse taalgebied en evenmin op het belang voor de Nederlandstalige literatuur als geheel. Dit patroon tekent zich in de studie meer dan eens af, ook met voordelen overigens: de alinea's over de Alldeutscher Verband, het debat over Rembrandt of de paragrafen waarin de Duitse cultuurpolitiek wordt geschetst, zijn buitengewoon relevant. Per slot van rekening is hier op vele plaatsen nieuw land ontgonnen.

Vanuit Van Uffelen zijn veel studies mogelijk en mogelijk gebleken. Over Verwey en George valt nog naders te verwachten dat de relatie tussen twee literatuurgeschiedenissen nader bepaalt; Jaap Grave liet al zien welke vertalers in de eerste helft van de twintigste eeuw toonaangevend waren, maar er zijn meer mogelijkheden, zeker ook om bemiddelaars te profileren en netwerken te ontrafelen. Het drieluik gaf trouwens ook het startsein tot de database die Van Uffelen in Wenen ontwikkelde onder de noemer ‘Literatur im Kontext’. De verdiensten van de studie zijn dus groot, met name receptiehistorisch. Via de auteur is een bijzonder enerverende periode voor de Nederlandstalige literatuur op de voet te volgen. ‘Ook in Duitsland scheert de Nederlandse literatuur in vertaling geen hoge toppen,’ stelt hij in 1987. In 1992 is ‘de Nederlandse literatuur [...] in Duitsland niet onbekend meer’. ‘De belangstelling voor Nederlandse literatuur is in het Duitse taalgebied nog nooit zo groot geweest,’ luidt het in 1993 en ‘Duitsland is veroverd’ in 1994. Daar midden tussen bevindt zich het massieve drieluik, prikkelend en wel, en nog altijd voer voor nieuwe studie en discussie.

[pagina 100]
[p. 100]
Uffelen, Herbert van, Moderne niederländische Literatur im deutschen Sprachraum 1830-1990. Niederlande-Studien 6. Münster/Hamburg, 1993;
Bibliographie der modernen niederländischen Literatur in deutscher Übersetzung 1830-1990. Niederlande-Studien 7. Münster/Hamburg, 1993;
Bibliographie der niederländischen Kinder- und Jugendliteratur in deutscher Übersetzung 1830-1990. Niederlande-Studien 8. Münster/Hamburg, 1993.

 

Ton Naaijkens, Utrecht


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Moderne Niederländische Literatur im Deutschen Sprachraum 1830-1990


auteurs

  • Ton Naaijkens