daarin dat het hard was geweest in Buchenwald, maar dat ik geen vrees moest hebben, dat hij het zal te boven komen, en dat hij er tegenkon.
Geyl heeft de beproeving overwonnen en vandaag hebben wij hem in ons midden, als een getuige voor die culturele samenhorigheid die ons blijft verbinden.
Ik ben er gelukkig om geweest dat hij getekend is geworden door de beproeving in die zware bezettingstijd en dat hij thans een onwraakbare getuige geworden is voor de openbare mening in Vlaanderen, zogoed als in Nederland wanneer hij spreken komt, ingegeven of gedreven door de liefde voor de hoge waarden, die wij hebben te handhaven in Nederland, zo goed als in België, in Noord-Nederland zo goed als in Zuid-Nederland.
En, mijn waarde Geyl, ik kan niet anders doen dan het hier verklaren dat het goede vruchtbare werk dat gij hier komt verrichten, sommigen onder ons hopen dat zij het van hun zijde in Nederland ook zullen kunnen verrichten. En dat in de toekomst ongetwijfeld, - wanneer al het misverstand zal weggedreven zijn dat er misschien in Noord-Nederland kan bestaan over de houding van de Vlamingen in het algemeen, die verdacht zijn geraakt misschien door de houding van sommige Vlamingen -, dat in die toekomst de samenwerking hechter nog en vruchtbaarder zal zijn dan in het verleden.
Laat mij eindigen met dit ene woord: ‘gij draagt in Nederland in uw nationaal blazoen, de leuze, de devisie van de Oranjes “Je maintiendrai”’.
Laat ons samen, Vlamingen en Nederlanders zeggen ‘nous maintiendrons’!
Wij zullen handhaven de liefde voor onze taal, de liefde voor onze gemeenschappelijke beschavingskring, de liefde voor de vrijheid.
(1946)
HERMAN VOS