| |
| |
| |
[Nummer 9]
De amazone
Gordon Rattray Taylor had het moeten beleven. En ik zou er een flinke duit voor overhebben om te weten wat er in hem omging op dit moment, nu!
Zwijgend keek Dr. Curtis Oalla met een brede tot grijns verstarde lach om de mond naar het kunstwerk dat schuin in de lucht leek op te stijgen terwijl onze machine er een grote bocht over maakte, op haar zijde hangend, zodat de horizon in beweging scheen gekomen en begon te kantelen.
Het gezicht van het kunstwerk was ons vertrouwd.
Verscheidene malen eerder hadden we het al overvlogen. Maar nu was de stuwdam af. Vanuit de lucht gezien, niet eens zo'n enorm verschil. Behalve dan wat betreft de kolonnes evacuees die als onderbroken mierenkaravanen over de zestig kilometer lange dam trokken. Een donkere zwarte sliert van karren, ezels, vee, met soms een rij militaire vrachtwagens ertussen. Op weg naar de nieuwe woongebieden, door de regering aan de Indianen toegewezen. Of, indien halfbloed of blank, op weg naar andere nederzettingen.
Maar er waren andere facetten die ons meer interesseerden: wij woonden het ontstaan bij van een grootse schepping, een nieuwe wereld. Hier werd een titanenarbeid voltooid. Ondanks de vrees en de bezwaren van vele geleerden, misschien het eerst verwoord en op grote schaal verspreid door Gordon Rattray Taylor in zijn Doomsday Book.
Meer dan drie keer de oppervlakte van Zwitserland zou de kunstmatige binnenzee beslaan, die spoedig gevormd zou worden door de Amazone en haar bijrivieren. Honderd twintig duizend vierkante kilometer zoetwaterzee. Het grootste stuwmeer op deze planeet.
Bij Obidos was de dam gebouwd. Zoals gepland.
Zoals indertijd gevreesd door Gordon Rattray Taylor. Daar inderdaad waar hij het eenvoudigst werd geworpen: tussen de twee heuvelplateaus welke
| |
| |
op die plaats zestig kilometer van elkaar verwijderd zijn. Hoog was de Obidosdam niet, hoefde hij niet te zijn, in de Amazonelaagvlakte. En nauwelijks dubbel zo lang als de vroeger zo geprezen en beroemde Afsluitdijk in het verre Holland. Met dit verschil, dat de Obidosdam in tienmaal kortere tijd was gebouwd, en zonder de tegenwerking van die lastige tegenstander, de zee.
Beneden ons zag ik de eerste grote wateroppervlakten die er voordien niet waren. De eerste holten van het kristallijne rompgebied stroomden vol met het water van de almachtige Amazone. Het was een kwestie van dagen slechts. Voortaan zal op alle kaarten en in alle atlassen de Braziliëzee afgetekend staan.
Fascinerend! mompelde Ottavo. Het is net of we overvliegen een nieuw, reusachtig moerassengebied. Ofschoon we weten dat over enkele dagen deze tropische jungle zal verzonken zijn, ondergegaan, voorgoed, in een plots ontstane zee. Een uitgedachte en te voorschijn getoverde zee.
Het immense stuwmeer zou de grootleverancier worden van de energie die het ontwakende Brazilië zo massaal nodig heeft. De elektriciteit die de verregaande industrialisering van ons onmetelijke vaderland moet mogelijk maken. Die - om het met een eenvoudig beeld te zeggen - de gedaanteverwisseling van koffieplantage naar industriegigant zal bewerkstelligen.
De grote helikopter met twee rotoren scheerde dalend boven de kruinen van de groene oerwoud-mastodonten en joeg zwermen klapwiekende tinamoes, hoatzin en trompetvogels voor zich uit. We konden duidelijk geploeter onderscheiden in de zich langzaam verder en verder uitstrekkende plassen. Watervogels, kaaimannen en reuzenpadden doken voor onze naderende machine.
Morgen zullen we al wat meer spektakel kunnen witnessen, zei ik. We slapen er een nachtje over en na het ontwaken is de wereld van aanschijn veranderd.
| |
| |
Ja, het heeft weinig zin om nog langer in deze lawaaidoos rond te toeren, sprak Ottavo, die net als zijn collega's Curtis en ikzelf, liefst een punt zette achter deze werkdag.
De helikopter volgde even later na het doorgegeven bevel een andere koers. Met een wijde boog overvlogen we de duizenden Indianen die te voet en met prauwen hun woongebieden ontruimden.
De niet-primitieve bevolking, die in de grotere nederzettingen en de kleine stadjes had gewoond, was al eerder naar van tevoren speciaal opgerichte steden verhuisd. Kleine Brasilia's, even functioneel vooruitstrevend en gestroomlijnd, vanwaar een nieuwe beschaving zal uitstralen in de nabije toekomst. Een gouden tijdperk was voor dit land weggelegd. Nu was het aangebroken. Door dit ongelooflijk project was het ingeluid. Eeuwenlang was ons land een sluimerende reus. Zo groot als Europa en de hele Sovjetunie samen, met de machtige Amazone, die één vijfde van al het zoetwater op deze aarde levert, met de onuitputtelijke bodemrijkdommen, met een vitale bevolking van meer dan 130 000 000 mensen.
Hoewel ik al drie jaar meewerkte aan het project van de Braziliëzee, en als bodemdeskundige met alle facetten ervan vertrouwd was, verwonderde ik me er toch over dat ik nu, tijdens deze helikoptervlucht, een opwinding voelde. Een mens kent zichzelf blijkbaar nooit helemaal. Alles wat ik nu met eigen ogen aanschouwde, had ik mee gepland, berekend, voorzien, voorspeld.
Toch waren de beelden die ik zag vanuit de vliegmachine, van op een hoogte van tweehonderd meter, aangrijpend. Of was het eerder het besef dan het beeld?
Het eerste schip! Het eerste schip dat de Braziliëzee bevaart! Geeft u zich daar rekenschap van, Ruiz? vroeg de gezagvoerder aan de eerste stuurman.
Ik stond samen met acht andere wetenschapsmensen mee op de brug van het korvet Belo Horizonte.
De vijf andere onderzoekers, van meer stoïcijnse
| |
| |
aard, zaten in hun kooien te rommelen, zich te installeren of voorbereidselen te treffen voor de eerste wetenschappelijke arbeid. Van Flavio wisten we zo ongeveer allen dat ie aan 't dutten was.
Misschien niet zo onverstandig. Het is met een sensationele belevenis immers altijd hetzelfde: van het eerste ogenblik af wil je erbij zijn, alles zien, waarnemen, de geweldige ervaring ondergaan. Wanneer je voor het eerst met een vliegtuig de lucht ingaat, wanneer je voor het eerst naar de open oceaan vaart, het eerste grote wetenschappelijke experiment onderneemt. Wanneer je voor het eerst de middernachtzon ziet. De spanning houdt je te been, maar de uitputting blijft niet uit. Niemand kan van het eerste tot het laatste uur onafgebroken waarnemend aanwezig zijn. En vaak komt het interessantste helemaal niet bij de aanvang. Maar nadien, wanneer de meesten moe zijn, en aan rust toe. Dan verschijnt Flavio. En wie weet, ziet hij meer dan wij allen.
Het korvet koos zee. Langzaam verkleinde en vervaagde het gedeelte van de stad Obidos dat boven de stuwdam uitstak in de morgennevel.
Dit was al een eerste vaststelling, dacht ik: er zal voortaan meer nevel voorkomen in de streken rond de binnenzee.
De Belo Horizonte was uitgerust voor oceanografisch onderzoek, en de crew bestond uit hooggespecialiseerde mannen. Duikwerk, bodemstalen nemen, stroommetingen, temperatuur- en windmeting, zouden zij zoals ze gewoon waren, verrichten.
Mijn twaalf collega's en ikzelf, bodemkundigen, plantkundigen, insektologen, biologen, scheikundigen, hydrografici, hadden tot taak de eerste vaststellingen te doen, elk voor zijn specialiteit.
Immers, men kan veel maar toch nooit alles voorzien, zelfs bij de best geplande en georganiseerde onderneming. Voor verrassingen komt men altijd te staan. Daarom waren wij uitgezonden. Mijn levensambitie was het geweest, deel te mogen uitmaken van die allereerste ploeg deskundigen die de pas geschapen Braziliëzee uitvoerig zou
| |
| |
verkennen. Gemakkelijk was het niet geweest tot de uitverkorenen te behoren. Er was wel enig ellebogenwerk bij te pas gekomen, zoals sommigen het smalend formuleerden. Mijn relaties bleken inderdaad erg invloedrijk te zijn.
De Braziliëzee was niet diep. En door het kleine verval van de Amazone, was na het afdammen van deze grootste rivier ter wereld, de zoetwaterzee op slechts dertig meter boven de oceaanspiegel komen te liggen.
Naast het schip dreven uitgestrekte weiden gras en riet en pollen reuzenwaterlelies Victoria Regia. En zodra de boeggolf van ons vaartuig ze bereikte, zagen we dat de massa groen en bloemen vasthing achter verscheidene boomtoppen die in elk golfdal even merkbaar waren. Voor een niet gepantserd schip was zo'n eerste verkenningtocht ondenkbaar. Onafgebroken moesten we op de echosounder vertrouwen. De peilingen werden in grafiek gebracht. De boot wendde de steven naar de uitlopers van het oerwoud, die nog hoog boven het wateroppervlak uitstaken. Rudimentair was de vastelandszee al in kaart gebracht van tevoren. De geografen en hydrografen wisten vrij nauwkeurig waar de eilanden zouden komen, waar wouden een tijdlang zouden standhouden, waar de grootste diepten en ondiepten zouden zijn.
De eerste correcties aanbrengen was onze taak.
Een tweede schip, voor dezelfde opdrachten uitgerust, moest een week na ons zee kiezen. Om de zes weken werden de ploegen onderzoekers afgelost.
We naderden de woudreuzen die als monumenten afkomstig van een andere wereld uit het troebele water opstaken. Aangezien deze streek tevoren terra firme was - vaste grond - hadden deze bomen een hoogte van zestig meter. Een dertig meter torenden zij nog boven het water uit.
Sommige van hen zijn bijna tweeduizend jaar oud, vertelde de bosdeskundige die ik nog niet persoonlijk kende, en het zal ongetwijfeld nog jaren duren eer de kolossen het zullen begeven.
| |
| |
Oerwoudorchideeën dreven echter al rottend in het ondoorzichtige water, tussen metersgrote plompeblaren, takken, rietpollen. Over enkele dagen zouden we van de lage bodemflora nog slechts weinig sporen aantreffen.
Hoelang het zou duren eer het slijk, de aarde, bladeren, karkassen van verdronken dieren en insekten en andere zaken zouden bezinken, en het water helder zou worden, viel niet te voorspellen.
Een paar mijl verder stevenden we voorbij de spits van een kerktoren van een verzonken dorp.
En even nadien meldde een van de onderzoekers die met de kijker de zeespiegel aftuurde, dat er in de verte nog prauwen voeren. Indianen zonder twijfel, die geweigerd hadden hun streek te verlaten, of misschien niet eens werden ingelicht van wat hun te gebeuren stond. Van het half miljoen inboorlingen ongeveer, waren de meesten vermoedelijk niet gewaarschuwd. Waren onbereikbaar, of de legereenheden wier opdracht dit was, hadden het gewoon vertikt om de ondoordringbare wildernis te doorkruisen, op gevaar van dan nog vijandig te worden onthaald door de Indianen.
Er zal er wel meer dan ééntje wakker geworden zijn uit een natte droom, in een héél groot bad! grinnikte Curtis.
De anderen lachten.
Iemand grapte: Geeft niets, ze kunnen zwemmen.
Ach, echte rampen zijn er niet gebeurd, want een soort stormvloed of waterlawine is er niet ontstaan. Het is heel geleidelijk volgelopen. Zacht, mooi, sprookjesachtig vreemd eigenlijk, zei één van de hydrografen, die Caxias heette.
Tijdens het dessert weerklonk plots het alarmsein. Een metaalachtig niet zinderend tong tong tong tong, voortdurend herhaald. Ik had dit geluid voor het eerst gehoord in een duikboot, tijdens een routine-maneuver. Ik was toen aan boord voor een stage inzake onderzoek van de zeebodem.
Er heerste op slag een drukke bedrijvigheid op het hele schip. Een van de dekofficieren kwam de mess
| |
| |
binnen en zei dat de seismograaf krachtige trillingen had geregistreerd van de sterkte van een middelgrote aardschok op de Richterschaal.
We konden dus rekenen op een stootgolf! Een bodemverzakking ergens. Ergens begaf de aardkorst het onder de geweldige druk van de opgehoopte watermassa. Een van de gevolgen die Gordon Rattray Taylor en gelijkdenkenden hadden voorspeld. En waar wij ook rekening hadden mee gehouden. Zulke dingen horen er nu eenmaal bij. Men moet risico's aanvaarden bij elke onderneming. Zolang er geen bergen vergleden of verplaatst werden, of onmetelijke scheuren ontstonden, viel het wel mee. Terwijl anderen de mond nog met hun servet afveegden waren sommigen al weggelopen uit de mess. En ook ik bevond me dadelijk aan dek.
Matrozen sloten luiken. Officieren bevalen iedereen het dek te verlaten. Ik begaf me direct naar de commandotoren. Behalve de seismoloog van dienst en nog drie andere collega's die al in de stuurhut waren, werd niemand meer toegelaten. De anderen die de ijzeren trap wilden beklimmen verzocht men zich naar de kwartieren, het laboratorium of naar andere observatieposten te begeven.
De nieuwsgierigheid waarmee de stootgolf werd afgewacht was voelbaar groter nog dan de spanning.
De officieren waarschuwden dat hij op komst was en al in het gezicht.
Meteen werden bevelen naar de machinekamer doorgegeven. We hoorden de bel rinkelen, verscheidene malen achter elkaar. Het schip won snel vaart. We voelden het sidderen en zinderen terwijl het zijn koers wijzigde naar bakboord. Op dat ogenblik zagen we de vloedgolf duidelijk met het blote oog tegen hoge snelheid afkomen.
Zet jullie maar schrap, en zie dat je je kan vastklampen, riep de kapitein beheerst. Een van de officieren wisselde nog enkele woorden met hem, zonder de ogen af te wenden van de kam die op ons kwam afgereden. Ik schatte hem een meter of vier hoog!
| |
| |
Enkele seconden later voelden wij het schip omhoogrijzen, alsof de zeespiegel plots begon te stijgen. En toen kwam de eigenlijke golfrug die op en over de boeg spleet en brak. Een geweldige schok ging door het oorlogskorvet, het volledige dek verdween onder de breker, net of het vaartuig bezig was te zinken. Op slag voelden we ons voorover hellen en zagen de voorplecht waarvan we even opnieuw een glimp hadden opgevangen, zich diep in de zee vaststampen. Vervolgens helden we mee met het schip achterover terwijl de voorplecht omhoogrees en het schuimende buiswater over de gangboorden naar achter stroomde. De golven die op de eerste breker volgden, waren meteen veel lager en verkleinden geleidelijk. Enkele minuten later leek het of er niets was gebeurd. Opnieuw een volkomen kalme, gladde zee. Opgeluchte maar nerveuze gesprekken werden te allen kante gevoerd, en aan dek was al bedrijvigheid ontstaan. Matrozen trachtten een eerbiedwaardige boomstronk, die tussen de achterste geschutstoren midschips gekneld zat, los te wrikken. De afgebroken boom hing deels overboord en had bijna de hele reling weggeveegd van het achterschip.
Drie uur na de bodemverzakking die men in kaart probeerde te brengen aan de hand van alle mogelijke gegevens, en na de met de aardschok gepaard gaande vloedgolf hing een donkergrijze wolkenhemel boven ons. We hoopten dat geen verdere scheuren of verzakkingen in de aardkorst zouden optreden. Bij de eilandengroep die al lang in het gezicht was, zou de Belo Horizonte voor anker gaan. De dag daarop wilden de geografen de pasgeboren archipel in kaart brengen. Anderzijds wensten ook de zoölogen, biologen en plantkundigen enige activiteit aan de dag te leggen.
Een grote archipel was het niet. Hij bestond uit één bijna rond eiland van ongeveer een driehonderd meter diameter, en met matige, niet bijzonder hoge plantengroei. Een kleine zeestraat van een
| |
| |
honderd meter breedte scheidde het van een smal, langwerpig, maar groter eiland. Op grotere afstand lagen dan nog negen nauwelijks boven water stekende en veel kleinere eilanden, waarvan de plantengroei weggedrukt was, platgeveegd, half ontworteld door de stootgolf die ook hier gepasseerd was.
De rinkelbel seinde de maneuvers en vrij dicht voor de kust lieten we het anker vallen. En toen begon het te regenen. De zeespiegel spetterde en bruiste als een eindeloos glas spuitwater. De gutsende loodzware tropenregen roffelde op het gepantserde korvet.
Ik had het eerst niet gemerkt, maar toen Vital Durazno plots riep: Kijk, kijk! kon ik nog net een flits opvangen van een groot dier dat snel tussen het loof wegrende op het ronde eiland vlak voor ons. Kladden vogels van allerlei soorten, nandoes, palamedea, cariamos en andere, vlogen krijsend op. Enkele seconden later daalden ze opnieuw neer en verdwenen in het gebladerte. Half uit ons gezichtsveld, aan stuurboord van het ronde eiland, dook het beest het water in. Ondanks de beperkte zichtbaarheid en de nog dichter wordende regen konden we merken dat het naar het grotere, langwerpige eiland zwom.
We waren beiden sprakeloos. Noch de eerste stuurman, die met zijn rug naar de ruit stond, noch de seismoloog die hem een grafiek toonde en toelichtte, hadden iets gemerkt. Ze keken op en vroegen wat er gaande was.
Daar zullen de beestkundigen van opkijken, sprak Vital. Dat was een verdomd groot beest.
In ieder geval een zoogdier, een viervoeter, een soort grote beer of een enorme jaguar, zei ik.
Aangezien het een loopbeest is, kan het niet weg van het andere eiland, dus zullen we morgen zien, tenzij de regen spoedig ophoudt, voegde ik eraan toe.
Een half uur later werd het lichter en verscheen er een regenboog. Het regende niet langer. Twee
| |
| |
minuten nadien was het zicht weer onbelemmerd. Enkelen tuurden door kijkers. Inmiddels werd de motorsloep gestreken en bemand door de drie dierkundigen, de kapitein, een matroos, Ottavo Berheim en ikzelf.
Jacht als sport, en uit liefdadigheid, want geen groot dier kon op deze kleine geïsoleerde nieuw ontstane eilanden in leven blijven.
Terwijl de dieselmotor aansloeg en de sloep onmiddellijk koers zette naar het langwerpige eiland, hoorden we de kerels met de kijkers opgewonden roepen dat ze een reusachtige gorilla dachten te herkennen.
We tuurden gespannen het vrij dichte geboomte af dat op dit eiland groeide maar onderscheidden niets. Het luide krassen van de arapapegaaien barstte los zodra de sloep op de oever gleed en wij aan land gingen met de werpnetten, de Winchester voor groot wild, verscheidene nylon trossen, en het speciale geweer om indien nodig de verdovende injectiepijltjes af te vuren.
Op één rij naast elkaar op een meter of tien afstand van elkaar, drongen we door de hier niet zo erg dichte wildernis.
Kleine diertjes en grote insekten flitsten voor ons weg. Die zouden hier rustig verder tieren. Maar een groot dier had hier geen schijn van overlevingskans. Daarvoor waren deze eilandjes te klein.
Toen één van de zoölogen een halfluid fluitsein liet horen, hielden we samen met hem stil. We tuurden in de richting die hij met de linkerarm aanwees, terwijl hij met de rechter het werpnet met de loden kogeltjes langs de rand, in de hand bewoog. Tussen het gebladerte zag ik een onbeweeglijke vorm van een massieve grootte kennelijk. Maar het dier hield zich zo roerloos schuil dat ik niet duidelijk kon zien of het een beer of een gorilla was. Er schemerde iets lichtros tussen de twijgen en het groen van het lage geboomte. Op het teken van de man die het beest het eerst had opgemerkt, naderden wij het in een halve cirkel, met de bedoeling het niet aan deze kant te laten
| |
| |
ontsnappen, en het geen andere uitweg te laten dan naar het water.
We zagen plots beweging, en dan flitste het weg. We renden er achteraan, ons schrammend aan twijgen en grillige takken, naar een open grasruimte toe, zagen we, die nog slechts het struikgewas waaruit wij het dier verjaagd hadden, van het water scheidde.
Ik hoorde kreten van verbazing van de anderen en verstomd zag ik een oermens op handen en voeten wegvluchten, sneller dan wij lopen konden. De matroos rende er het eerst naartoe. Maar Caxias schouderde het geweer met de verdovende injectie, en riep een waarschuwing die ik niet verstond.
Eén van de anderen liep gebukt vooruit door het halfhoge gras, als een sluipschutter, richtte zich bliksemsnel op en slingerde een touw met een ijzeren kogel eraan, zoals de gaucho's gebruiken om vee te doen struikelen, weg. We konden aan de beweging in het dichte gras merken dat het menswezen zich probeerde weg te scharrelen, maar voor het zich kon bevrijden vloog een werpnet door de lucht en onmiddellijk erna scheerde nog een tweede over het gras. Het oerwezen zat gevangen! Dachten wij... want het uitte schrille snerpende kreten als een mensaap, en we zagen hoe het zich op zijn achterste poten oprichtte en de netten scheurde. De kapitein van de Belo Horizonte riep de matroos terug. Het was duidelijk dat onze lichamelijke kracht niet opgewassen was tegen dit wilde menswezen. Toen schoot Caxias een pijltje af. De aapmens spreidde de armen klauwend open. Hij had een enorme kop met lange roodbruine haren, als manen over de schouders hangend.
Met de oranje nylonnetten nog over zich, struikelde hij voorover en bleef liggen. De injectiepijl had zijn uitwerking gehad.
Eén honderdste van een seconde bleven we als versteend staan, toen stormden we bijna gelijktijdig vooruit en keken toe. Aan onze voeten lag een voorhistorisch wezen, maar meer dan tweemaal zo groot als wij. Een aapmens met een naakte,
| |
| |
leerachtige, koperkleurige huid waarin zoveel plooien zaten dat het duidelijk was dat het fel vermagerd en uitgehongerd was. Het lag voorover op één wang, de lippen voor de tanden weggetrokken, in een verstarde grijns of bijthouding.
De oogleden knipperden nog lichtjes en er trilde een kleine spier aan de opgetrokken bovenarm.
Toen wij met drie man de oermens op zijn rug keerden, riep Curtis: Het is een vrouw! Inderdaad, eveneens als een gorilla, had zij kleine plooiachtige borsten.
Toen we even later met ons zevenen de aapvrouw gekneveld in de motorsloep tilden, brak er rumoer los op de Belo Horizonte, waar men inmiddels onze zonderlinge vangst had zien aandragen.
De hele bemanning stond aan de reling en takels hingen al over boord om het oerwezen binnen te hijsen. Lussen werden direct om de gestalte gelegd en een paar seconden nadien lag de beestvrouw op het dek. Iemand van de matrozen begon te roepen: een Amazone, een Amazone!
En anderen herhaalden bevestigend het woord.
Ongelooflijk. Zou het oude volksgeloof der Indianen inderdaad ooit op waarheid berust hebben?
Volgens oude documenten verhaalden gevangen genomen Indianen reeds aan de Spaanse conquistador Francisco de Orellana, die voor het eerst de Amazonerivier afvoer vanuit Ecuador tot waar ze in de Atlantische Oceaan uitmondt, over een krijgshaftige vrouwenstam in het binnenland, welke meer dan zeventig dorpen overheerste.
Tijdens deze reis moesten Francisco de Orellana en zijn manschappen zich trouwens met hand en tand verweren in hevige gevechten waaraan ook vrouwen deelnamen. Naar dit geheimzinnige vrouwenvolk noemde hij onze Amazonerivier, zoals elkeen weet.
Of dit was een apekind, zoals er wolvekinderen gevangen werden, meer dan eens in jungle of woestenij. Maar van zulke gestalte...
Opgelet, ze komt bij, zei de scheepsarts die voorover- | |
| |
gebogen haar hartslag had beluisterd met zijn stetoscoop en de oogleden had omhooggeschoven om in de pupillen te kijken.
Hij richtte zich op, en bijna tegelijk met hem, de gorillavrouw. Ze stootte enkele korte, vogelachtige kreten uit, wrong zich recht en probeerde zich over boord in het water te storten, wat snel door de matrozen verhinderd werd, grotendeels gekneveld als ze was. Maar het monsterachtige wezen begon zich plots woest te verweren. Ze beukte met haar ellebogen zijlings overenweer en kronkelde als een slang. Een vijftal matrozen sprongen haar grommend op het lijf en hielden haar in bedwang terwijl anderen haar omwikkelden met touw. Toen uitte zij kleine zachte geluiden, klokkende keelklanken.
Breng ze naar de bajes!
De manschappen droegen de reuzenvrouw op bevel van de gezagvoerder naar het vooronder en legden ze in de grootste cel. De scheepsarts gaf ze opnieuw een injectie, die haar bijna onmiddellijk verlamde, zodat de touwen konden worden losgemaakt. Zodra de matrozen de ruimte hadden verlaten, werd het dikke traliehek achter hen op slot gedaan. Drie man bleven bestendig de wacht optrekken bij de kostbare vangst.
De eerste uren zal ze wel niet ontwaken, verzekerde de scheepsarts, en na hem de zoöloog die het injectiegeweer had gehanteerd.
Aandachtig bekeken de wetenschapsmensen de indrukwekkende, nu machteloze gedaante met lederachtige huid en overvloedige haargroei, zowel op het hoofd als op het geslacht. Niettemin konden we van dit laatste duidelijk een heel deel zien toen de scheepsarts de dijen van de vrouw had gespreid en bevestigd dat het wezen van het vrouwelijk geslacht was.
Het was toen we na het avondmaal, een sigaret opstekend ons aan dek begaven, napratend over de zonderlinge gebeurtenissen van de afgelopen dag, dat we plots de ijselijke kreten opvingen. Verstomd tuurden wij door de inktzwarte duisternis naar het
| |
| |
eiland vanwaar de verschrikkelijke gillen leken te komen. Maar toen hoorden we dat ze vanuit enkele patrijspoorten over de roerloze waterspiegel weggalmden. Zonder tijd te verliezen stormden wij de ijzeren trappen af, naar de tralieruimte die als gevangenis dienst doet in geval van noodzaak.
Een afschuwelijk toneel speelde zich daar voor ons af. De Amazone-apin stond rechtop en kraakte met de tanden zijlings het hoofd van een van de bewakers, als een noot. Een tweede wacht schreeuwde een langgerekte doodsgil terwijl het voorhistorische wezen zijn buik onder haar rechtervoet uittrapte. Op hetzelfde ogenblik knalde een schot, en voor we konden reageren, nog een.
De derde bewaker loste ze vanop nauwelijks een meter afstand met zijn revolver.
De stomkoppen hadden de vrouw terwijl ze verdoofd was willen verkrachten!
Met vertraagde bewegingen liet de Amazonereuzin het met haar enorme grijphanden geknakte lijk met het gedeeltelijk gekraakte hoofd zakken, waaruit bloed en witgrijze massa met elkaar vermengd naar buiten lelden. De vrouw kromp ineen, haar ogen verglaasden en toen leek het of ze woordenloos sprak. Met reeksen onverstaanbare gearticuleerde klanken, die stilaan tederder en droeviger werden en snel verzwakten. Ze liet zich langs de ijzeren scheepswand neerzijgen, probeerde rechtop te blijven zitten. Leunend tegen de wand trok ze een been op. Een seconde later gaf ze de geest.
Dertien uur later stond ik samen met een heel team collega's, waarbij ook de kapitein en de scheepsarts, benevens zeventien universiteitsprofessoren, in een werkplaats in Obidos. De sterk vergrote kleurenfoto's van het lijk van de wildernisamazone in alle houdingen, en van alle details die anatomisch van belang waren, gingen van hand tot hand.
Twintig foto's waren genomen toen de oervrouw nog leefde, vlak nadat ze aan boord was gebracht. Plus een reeks met de flitslamp gemaakt achter
| |
| |
de tralies en gedeeltelijk mislukt.
Vóór ons zat de amazone op haar knieën, rechtop, de armen naast de dijen, ingebed in een massieve kristalheldere plastic kubus. Als een voorwereldlijk wezen, dat ingevroren en volmaakt bewaard was door het ijs van een duizenden jaren oude gletsjer.
Hugo RAES
|
|