Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 35
(1982)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift–[p. 408] | |||||||||||||
Ria Vanderauwera
| |||||||||||||
[p. 409] | |||||||||||||
den. Het betekent gewoon dat de keuze van Ik, Jan Cremer voor vertaling, de Engelse formulering en de aanbieding van het boek handig inspeelden op wat Engelstalige lezers op dat moment wel wilden kopen. I Jan Cremer bracht het inderdaad tot een van de weinige Nederlandstalige werken die een niet onaardig succes werden in Engelse vertaling. Wat volgt, zijn enkele bedenkingen bij I Jan Cremer en andere gedurfde vertaalpraktijken met betrekking tot Nederlands werk in Engelse vertaling. Wat schortte er nu eigenlijk aan die Engelse tekst waarmee Cremer zo'n moeite had? Die is wel een vertaling maar tegelijk ook een nieuwe en grondige redactie van het hele boek. Ten eerste leverden de vertalers een ietwat verzorgdere versie van Cremers (bewust) slordige taal en compositie af. En ten tweede hebben ze de pikareske en pikante kant van het boek aardig in de verf gezet. En dat alles gebeurde in een taal waarover ook Anthony Burgess opmerkte, ‘the English follows the diluted idiom of the young and suggests a freer translation than scholarship would approve’ (Spectator 1965: 745). Neem dat eerste punt. De Nederlandse Cremer leest als een aaneenschakeling van anekdotes of episodes waarbij men sterk de indruk krijgt dat de verteller schrijft (spreekt) op het moment van de actie: korte, soms onvolledige, soms ongrammatische zinnen, veel nevenschikking in plaats van de gebruikelijke onderschikking van de schrijftaal, levendige en dikwijls omslachtige verslaggeving van gebeurtenissen en handelingen. De Engelse tekst is minder redundant, coherenter, beknopter, vaak logischer en over het algemeen verzorgder geformuleerd dan de Nederlandse. Zo worden namen van personen vroeger geïntroduceerd in de anekdote - niet enkele zinnen verderop; onderbrekende passages worden opgeschoven naar het begin of het einde van een fragment; ‘stuntelige’ zinnen zoals ‘ik word wakker in een huilstemming. Ik ben toen zachtjes gaan huilen’, worden gladgestreken, ‘when I woke up I started crying very softly’ (310/231); de lezer wordt voortgeholpen met verduidelijkende informa- | |||||||||||||
[p. 410] | |||||||||||||
tie - ‘onze hond wordt vermist en we vinden dagen later afgekloven botten bij de slager’ wordt ‘our dog disappeared and a few days later we saw suspicious-looking bones at the butcher shop’ (9/9-10); hortend verslag zoals ‘'s avonds laat (ik was al een paar keer in slaap gevallen) komen we aan. In het oostelijke stadje A.’ wordt vlotter in ‘during the journey I become drowsy and doze off once or twice. We drive at our destination very late at night, a little town in eastern Holland’ (34/41). In het volgende stukje heeft men drie Nederlandse zinnen gecombineerd tot één Engelse zin met het verbindingswoord but, en Cremers val uit een boot wordt beknopter en logischer gerapporteerd. Let ook op het idiomatische ‘I was really having a blast’. In Genua hadden de matrozen kanariepietjes gekocht. Voor de volière bij moeder thuis. Het bleken geverfde mussen. In Helsinki een bootje gehuurd en de meren afgezeild. Met een paar Finse wijven en 'n paar flessen jenever. Die aquavit is niet te zuipen. In het Skagerrak ben ik overboord geslagen, haast verdronken. Het mistte. Daardoor stapte ik mis van de planken op de deklading. Ben weer gered. In Ceylon aan een of ander gokspelletje meegedaan. Maandgage verloren. En het ging zo lekker. (113) De omslachtige weergave van een ontmoeting met een bultenaar in een Belgisch klooster, ‘terwijl ik eet, vertelt hij over zichzelf dat hij hier stoker en manusje-van-alles is en niet eens katholiek. Hij spreekt Vlaams en drinkt gulzig een paar literflessen bier. Dat bier heeft ie zelf gemaakt zegt ie’ wordt beknopter in ‘while I | |||||||||||||
[p. 411] | |||||||||||||
was eating he talked about himself and guzzled a few bottles of beer. He was the janitor and odd-job-man not even Catholic. He told me in Flemish that he had made the beer himself’ (164/183). Voorts wordt ‘irrelevante’ informatie gereduceerd en de verslaggeving bekort (de omslachtige fragmenten over het verblijf van de verteller in het vreemdelingenlegioen bv.). Dergelijke tussenkomsten tasten niet zozeer de inhoud van het boek aan, maar ze doen wel afbreuk (hoewel in erg geringe mate) aan de gewild slordige vertelwijze. De Engelse tekst is minder direct, en de Engelse verteller schrijft, meer dan zijn Nederlands model, eerder na, dan tijdens de gebeurde feiten. En dat zal ook wel niet vreemd geweest zijn aan Cremers wrevel. Maar aan de andere kant is die neiging om allerlei ‘onregelmatigheden’ weg te wieden, defectieve zinnen aan te vullen, correcties van logica en coherentie aan te brengen een algemene tendens bij vertalers van proza. In de meeste Engelse vertalingen van Nederlands werk wordt er inderdaad wat gladgestreken. Zo is de interpunctie bijna altijd gestandaardiseerd, en wordt een Nederlandse tegenwoordige tijd (in het verhaal) vaak een Engelse verleden tijd. Engels verhalend proza is inderdaad minder gewend aan een tegenwoordige tijd dan aan een verleden tijd. Zoals ook blijkt uit de geciteerde fragmenten, gebeurt die verschuiving bij I Jan Cremer dan weer wel, dan weer niet. Nu is het wel zo dat in I Jan Cremer de meeste van die redactionele ingrepen bijzonder groot en frequent zijn. Ik denk dat die gedurfdheid hoofdzakelijk verband houdt met twee dingen. Vooreerst een soort bekommernis het lezerspubliek zo weinig mogelijk te storen met een al te slordige en stuntelige tekst (hoe gewild en bewust die ook was in het origineel). Trouwens de gevoeligheid van de gemiddelde Engelstalige lezer voor slecht of bizar geformuleerde vertalingen ligt nogal aan de hoge kant. Dat is soms te merken aan geïrriteerde uitspraken in besprekingen. Over Gangrene (E: 1975) bv., dat toch al wel voor een stuk was gladgestreken, schreven de (conservatieve) Library Journal en Publishers' Weekly (bladen bestemd voor de boekhandel en de bi- | |||||||||||||
[p. 412] | |||||||||||||
bliotheken, dus voor de gemiddelde lezer) en ook de New York Times Book Review respectievelijk, ‘it's expressed in congested Faulknerian sentences - illogical vehicles’ (1974: 3214), ‘mixed up, at the very least annoyingly diffuse [...] almost from start to finish’ (1975: 209), ‘the narrator loves women but detests the paragraph’ (27 april 1975:34). Voorts is het zo dat I Jan Cremer bestemd was voor het normale commerciële (zelfs populaire) circuit en dat men zulke teksten schijnbaar met meer durf waagt aan te pakken. Hiermee bedoel ik dat de hierboven geobserveerde ingrepen, vooral die op grotere tekstgehelen (weglating, bekorting, nieuwe schikking), zelden of nooit voorkomen in de vertalingen gepubliceerd in de Bibliotheca Neerlandica en The Library of Netherlandic Literature, twee prestigieuze reeksen bestemd voor het academische circuit.(3) In die gevallen scheen men meer ‘eerbied’ te hebben voor de oorspronkelijke tekst. Maar nogmaals, dat is geen waardeoordeel. Vanuit het standpunt van de vertalende pool zijn die ingrepen wellicht niet zo'n domme zaak: ze kunnen de leesbaarheid alleen maar ten goede komen. Engelse vertalingen van Geeraerts (ook voor het gewone circuit bestemd) vertonen soortgelijke aanpassingen, maar in mindere mate, en te oordelen naar de bovenvermelde uitspraken waren die in Gangrene voor een ‘middle-of-the-road’ leespubliek niet eens voldoende. Ook in de vertaling van Ik ben maar een neger/Het verhaal van Matsombo (E:1978) wordt het gulpende en onorthodoxe proza van Matsombo ‘genormaliseerd’ en ‘overbodige’ uitweidingen (zijn consultaties, opsomming van symptomen...) geschrapt. Zijn bombastisch Frans (een imitatie van de koloniale bezetter) is meestal vertaald, of weggelaten, en een enkele keer bewaard. Vreemd is ook dat de meeste fragmenten waarin Matsombo zijn fascistische sympathieën uitdrukkelijk laat blijken zijn weggelaten: zijn bewondering voor het Francoregime, of voor Hitler en diens ideeën over regeren met een kleine elite, of waar hij het heeft over zwarten die niet ‘planmässig’ te werk kunnen gaan of over het belang van een schoon uniform, | |||||||||||||
[p. 413] | |||||||||||||
wat de negers verwaarlozen maar de Duitsers niet enz. Ook waar Matsombo kritiek heeft op de post-koloniale anarchie en de incompetentie van de zwarten, werd de toon getemperd. Kennelijk heeft een zekere kiesheid meegespeeld aangaande het niet al te ongunstig voorstellen van de zwarte Matsombo en de Centraalafrikaanse chaos, om zo misschien kritiek te ondervangen als zou het boek de eigenlijke slachtoffers van het kolonialisme al te belachelijk maken. Zo'n verwijt wordt wel eens gehoord in verband met de Westindische auteur V.S. Naipaul of met John Updike's The Coup dat in hetzelfde jaar verscheen en handelde over het politiek gekonkel in een fictief Afrikaans land. Meer algemeen zal een dergelijke ingreep ook wel te maken hebben gehad met de gevoeligheden aangaande rassenproblematiek in de VS.(4) Met die Engelse teksten van Ik ben maar een neger/Het verhaal van Matsombo is er overigens nog meer gedurfds aan de hand. Zoals de Nederlandse (herziene) versies van 1970 kwamen ze in het Engels in één boekdeel uit, maar niet als twee verhalen, of novellen, of romans, maar als één roman, met de blikvangende titel Black Ulysses (denk aan de ‘zwervers’ uit de Afro-Amerikaanse literatuur) en de duidelijke vermelding ‘a novel by Jef Geeraerts’ op het omslag. De Amerikaanse vertaler schreef daarover kordaat: ‘if one had used the Belgian title, the book would probably not have sold ten copies: I'm Only a Nigger/The Story of Matsombo? I'm Only a Black? Either way, the title is a dud, in English. Also, it suggests that this is not a novel but two novellas (which is accurate but not attractive: novellas don't sell well in de U.S.)’ (brief). Dat novellen of korte romans het niet zo goed doen, wordt allicht duidelijk bij het bekijken van de nieuwste Amerikaanse kanjers. Trouwens die hele zaak is hoogst onverkwikkelijk voor de vertaalsituatie van Nederlandse romans, die doorgaans heel wat kortademiger zijn dan hun Anglofone broertjes. Naast de titel (Black Ulysses) en het genre (roman) komt ook de flaptekst tegemoet aan toekomstige lezers. Daar wordt het boek aangeboden als een tegenhanger van Alex Haley's bestseller en | |||||||||||||
[p. 414] | |||||||||||||
televisieserie Roots. In tegenstelling met Roots, waarin ‘the world learned [...] what happened to black Africans who were uprooted from their villages and traditions’, is Black Ulysses nu het verhaal van ‘the black Africans who remained in their native lands’. Zo'n formulering en associatie suggereert een episch elan dat Black Ulysses duidelijk niet heeft. ‘Accuraatheid’ wordt geofferd aan ‘attractiviteit’, wat voor een literatuur die toch al zo stiefmoederlijk bedeeld is in vertaling, op het eerste gezicht een aardig duwtje kan zijn. Maar laten we terugkeren naar I Jan Cremer. Ik kan me moeilijk voorstellen dat de tweede reeks redactionele tussenkomsten (accentuering van pikante en pikareske passages en uitspraken) Cremer bijzonder gestoord zal hebben. Tenslotte ligt die operatie duidelijk in het verlengde van zijn eigen tekst. Neem het volgende stukje bv. De jonge Cremer zit in een bus nadat hij ontsnapt is uit een van de vele instellingen waar hij geacht werd een opvoeding te krijgen: ‘Ik ging zitten en keek in het gezicht van de psycholoog van het tehuis. Hij woonde in A.’ (90), een bijzonder elliptisch verslag van wat er gebeurt. In het Engels staat het volgende: ‘then, sitting down I found myself looking directly into the staff psychologist who worked at the home I had just escaped from. As luck would have it, he just happened to be on his way home’ (105). Voor de duidelijkheid is al bekende informatie, ‘the home I had just escaped from’ nog maar eens herhaald, maar voorts worden ook porties ingelast zoals, ‘I found myself...’ en ‘as luck would have it.’ Dergelijke inlassingen die het plezier verraden dat de protagonist-verteller, ‘the often engaging teller of tall tales in the picaresque tradition’ (tls 1966: 37), heeft in zijn verhalen, vindt men de hele tekst door. Bij het bekritiseren van de wraakzuchtige houding van de bevolking jegens collaborateurs, merkt de (Engelse) verteller op: ‘Bread and circuses... The population is entertained, the country is liberated (hooray!)’ (25), ‘bread en circuses’ heeft geen equivalent in de Nederlandse tekst. Over Parijse restaurants schrijft dezelfde verteller, ‘if you were out of cash you could pay for a meal with a drawing’, en | |||||||||||||
[p. 415] | |||||||||||||
voegt er eigengereid het Franse ‘ah, la vie bohème!’ (258) aan toe; in een van de instellingen waar Cremer verbleef, shockeert hij de dames van de Raad van Beheer met weinig nette opmerkingen, met het volgende resultaat, ‘drie tantes slaakten 'n kreet en gingen amechtig op hun stoelen hangen’ (39), maar in het Engels wordt dat sterker, ‘three of the old bitches uttered a loud wail and fainted on the spot’ (48)! Voorts hebben de vertalers kennelijk heel wat genoegen beleefd aan hun vindingrijke toevoegingen bij Cremers pikanterieën. Als de verteller over de geslachtsorganen van een wijfjeswalvis schrijft, ‘cute and wholesome’, komt daar nog bij, ‘you could have a whale of a time!’ (87). Een meisje uit het weeshuis dat klaarkomt bij het gelik van een geblinddoekt jongetje, ‘slobbered and laughed hysterically, like a bitch baboon getting sucked by her blind monkey slave’ (44), maar in het Nederlands staat er een beetje verbeeldingsloos, ‘als een wilde aap in Artis’ (36). Over de roep van de zee schrijft Cremer, ‘Omdat de zee met haar wilde baren me trok, me aan haar woeste golven bond. Het zilte nat was mijn liefde. Ik voelde me er thuis als bij Gina Lollobrigida in bed’ (115); in het Engels wordt dat plastischer, ‘The salt water was my love. The sea took me to its bosom and I felt at home as between the sheets with Gina. Boy, did she have a pair!’ (130). Een van de cliënten van een vriendin ‘paid a hundred guilders too, plus extras like genuine pearl necklaces, rings, dresses, stockings and a copy of the Kama Sutra for her instruction and edification’ (243) - dat laatste detail is nieuw. Uiteraard ligt de aanzet van zulke vertaalpraktijken in de toch al epaterende toon van de originele tekst. Ook de vertaler van Gangreen was daar niet ongevoelig voor. Zo gaat de verteller in de Engelse tekst met nog meer vuur tekeer tegen de geborneerdheid van zijn familieleven - ‘My libido was regulated by the famous counting system concocted by Dr. Ogino and by that whole raft of pertinent rules drawn up by Our Holy Mother Church which had to be ever so strictly observed’ (49)/‘mijn libido werd geregeld door het beroemde telsysteem van Dr. Ogino en de reeks | |||||||||||||
[p. 416] | |||||||||||||
geldende voorschriften terzake van Onze Moeder de Heilige Kerk’ (59); ‘that's against the domestic law’ is kleuriger dan ‘maar dat kan niet’ (144) in het volgende fragment; ‘the glass of beer doesn't help then, no, only whisky guzzled straight from the bottle, but that's against the domestic law and so you've got to clear out’ (130-1); en over zijn vrouw die geshockeerd is als ze haar dochtertje ziet spelen met een zwart meisje, beiden verkleed als hoertjes, schrijft de verteller, ‘Empress Victoria with the double chin punished the heathen goddess and decreed that henceforth all statues within the realm must be modestly fig leafed’ (138) terwijl ze in de Nederlandse tekst alleen maar ‘schaamschorten’ uitdeelt ‘voor alle beeldjes van het rijk’ (152). Bij I Jan Cremer werd dat idiomatische en obscene graag toegeschreven aan medevertaler, Alexander Trocchi, zelf auteur van werk dat zich aan de rand van de samenleving afspeelt - ‘Alexander Trocchi is to be congratulated for the linguistic suppleness he brings to translating material so dependent on slang and obscenities’ (The Observer, 5 dec 1965: 28). Maar ook de vertaling van Jan Cremer. Tweede Boek (1966)/Jan Cremer Writes Again (us, 1969), Jan Cremer 2 (gb, 1971) gemaakt door Jon Lulius moet niet onder doen voor de manipulaties van Trocchi en/of Wyngaard. Zelfs integendeel: mijn geniale gave als Self-Promotor/my brilliant talent as Self-Promotor the sky's the limit (442/380) | |||||||||||||
[p. 417] | |||||||||||||
dren. Her whole life, anything she ever wanted she couldn't have. Either somebody grabbed it away or it went smash all by itself. (282/241) Of vergelijk volgende staaltjes waarin de verteller commentaar levert op de erectiestimulerende kwaliteit van tijgerbalsem. Het Nederlandse ‘Daar moeten ze in Amerika 'es achterkomen, dacht ik, dan kreeg je direct deze Zwarte tijgerbalsem in spuitbussen. Het was een wondermiddel’ (155), wordt in het Engels met Tom Wolfe-achtige zwier, ‘They ought to patent something like this in America, I thought; in no time the supermarkets would be selling Black Tiger in Flip-top Family-sized Super Spray Cans, gift-wrapped for Father's Day, Mother's Day, and green cans for St. Patrick's Day. It was a wonder drug’ (131)! Voorts is Jan Cremer Writes Again ook bekort en beknopter dan Jan Cremer. Twee Boek. Maar interessant is, dat Jan Cremer Writes Again een vertaling wordt genoemd, terwijl I Jan Cremer, althans in de Britse edities, aangekondigd wordt als een ‘English Version’. Waarmee gezegd wil zijn dat dergelijke aanduidingen maar weinig om het lijf hebben. Het feit dat de Amerikaanse uitgevers niet eens vermelden dat het om een vertaling gaat, is wellicht een handige tactische zet: het Engelstalige lezerspubliek is notoir vertaalonvriendelijk. In ieder geval werd de gedurfde, voor het buitenlandse publiek verpakte versie/vertaling I Jan Cremer een succes. Daar is gedurfdheid in de voor de hand liggende betekenis allicht ook niet vreemd aan. Vooral in de Verenigde Staten kwam het boek goed terecht in de stroom van ‘permissief’ werk dat in de jaren zestig na heel wat gerechtelijke drukte normaal op de markt kon komen. Werk dat vroeger ondergronds werd verspreid, kon nu vrij circuleren. Daar was het werk van Henry Miller bij, een onmiskenbaar voorloper, zo niet, model voor Cremers pseudo-autobiografie en zijn tegen bourgeoiswaarden rebellerend hoofdpersonage. De uitgevers moeten bij hun keuze waarschijnlijk (en terecht) gedacht hebben dat al weer een boek in dat genre de lezers | |||||||||||||
[p. 418] | |||||||||||||
nog voldoende kon prikkelen. I Jan Cremer werd ook ruim geadverteerd (een zeldzaamheid voor vertaald Nederlands werk), en de Amerikaanse editie werd aangeboden met een bijzonder lovend voorwoord van de hand van schrijver, tijdschriftredacteur en criticus van de Amerikaanse tegencultuur, Seymour Krim. Krim nam het boek wel erg au sérieux, gaf het een hoge waardering, en maakte een grondige analyse van de auteur/verteller die hij zag als een soort combinatie van rebel en superster, de ultieme expressie van een nieuwe hedendaagse persoonlijkheid: That a man so young, so contemptuous of ‘seriousness’, frankly absorbed in his own ego to the point of pathology from an American middleclass psychiatric position, should break through every predictable human prejudice by the sheer authenticity of his being is a significant event that separates this book from ‘literature’ at the same time that the book inevitably creates its own niche in literature which has no precise equal for it. (New American Library editie: vii) Achteraf klinkt dat wellicht wat overdreven. Trouwens Krim relativeert (maar dan wel op een handige manier) die laatste uitspraak als zou Cremer z'n gelijke niet hebben: Cremer wordt ook geplaatst in het gezelschap van Miller, Gent, Gorki en Céline, de meesters van de imaginaire autobiografie, een associatie die gretig overgenomen werd in advertenties en recensies. De Britse uitgever, Calder and Boyars, die Krims voorwoord niet afdrukte had het wel over de ‘illegitimate son of such giants of imaginative autobiography as Céline, Henry Miller, Genet’. Maar precies dat epigonale viel bij sommige critici niet in goede aarde. De reacties van het legertje recensenten dat I Jan Cremer besprak, gingen van lofuitingen à la Krim (Cremer als kampioen onder de rebellerende auteurs) over morele bezwaren (wat trouwens extra publiciteit gaf) tot de opinie als zou I Jan Cremer al achterhaald zijn voor het Amerikaanse publiek: ‘in this country the book is not likely to do well. We have been exposed to, and | |||||||||||||
[p. 419] | |||||||||||||
have assimilated, books even bolder. We do not need to be shocked or to lose our respectability; we are too sophisticated in these matters. The dream of a hip America turns out to be partially true: the irony is that what drew Cremer here is what keeps him from being noticed’ (The Reporter), 7 april 1966: 56). Seymour Krim had trouwens dat déja-lu effect voorzien. Hij had duidelijk verwezen naar de Amerikaanse inspiratie van het boek, maar tegelijk ook geprobeerd het shockeffect veilig stellen door erop te wijzen dat I Jan Cremer afkomstig was uit het anders zo rustige en vredige Holland (let wel: Krim schreef in 1965). Het lezerspubliek zelf stoorde zich blijkbaar helemaal niet aan dat epigonale. Integendeel dat was een aanknopingspunt. Dat vertrouwde en herkenbare, dat door een normaliserende vertaling, idiomatisch slang en ietwat pikant verteller nog versterkt werd, droeg bij tot de ‘bestseller’ I Jan Cremer. Shorecrest (us) herdrukte het werk nog viermaal als hardcover, Calder and Boyars (gb) deed dat tweemaal. Een pocketeditie kwam uit bij New American Library (us) die het tot de zevende plaats op de New York Paperback Bestsellers List bracht te midden van werk van Arthur Mailey, Malcolm X en Ian Fleming. De Britse pocket werd minstens viermaal herdrukt bij Panther. Zo te zien was I Jan Cremer een gedurfde vertaling die weinig risico inhield. Dat geldt ook, maar in heel wat mindere mate, voor Gangrene. Gangrene werd geen bestseller maar boekte toch relatief succes. Na een hardcover-editie bij Viking (us) en Weidenfeld and Nicolson (gb) kwam er ook een pocket uit bij Avon (us) en Futura (gb), wat altijd een aanwijzing is. Ook bij de kritiek lokte Gangrene opmerkelijke commentaren uit. The New Observer vond het ‘very close to being a work of genius [...] I can only implore you to read it’ (10 mei 1975: 23). Bovendien had Henry Miller de Amerikaanse uitgever Viking onmiddellijk een enthousiast telegram met felicitaties gestuurd. Hij schreef een lovende recensie voor de eerste bladzijde van Los Angeles Times die door verscheidene Amerikaanse kranten werd overgenomen. Miller zag het boek als een bijzonder openhartige ‘biecht’, een pertinent com- | |||||||||||||
[p. 420] | |||||||||||||
mentaar op onze rassenhaat en schijnheiligheid, en prees voorts vooral Geeraerts' vitalisme: It is an explosive, bawdy, poignant and gut-wrenching confession. [...] He [the author] strips himself naked for all of our so-called ‘civilized’ Western world to turn to as a shining example of our racial hatreds, our political hypocrisies, our sexual perversions and our deadened sense of humanitarianism. [...] But what is remarkable about this book is not only the integrity of the author but his ebullience, his love of life. Het valt op dat Miller niet zozeer de nadruk legt op het ‘permissieve’ karakter van Gangrene. Ook op de omslagen van de hardcover edities wordt er wel verwezen naar de gerechtelijke moeilijkheden die het boek gehad had in België, maar het erotische aspect werd niet benadrukt. De omslag van Viking - een blanke man in tropenpak in een jeep - sloot veeleer aan bij de Hemingway-verwijzing die Geeraerts aan het boek had meegegeven (het hoofdpersonage in The Snows of the Kilimanjaro sterft aan gangreen, en Geeraerts begon zijn boek met een citaat uit Hemingway's verhaal). Ook is de suggestieve ondertitel van de Nederlandse versie - Black Venus - geschrapt: ‘I suppose, Black Venus sounds too much like just another pornographic book, and thus would appeal to quite a different crowd than a book called Gangrene' (vertaler Jon Swan, brief). Maar ‘a pornographic book’ was precies de manier waarop de pocketedities Gangrene voorstelden. Avon noemde het ‘an adventure in sensuality unsurpassed in recent literature’, en de naam Henry Miller werd dan ook kwistig gebruikt. Overigens ontging het aandachtige recensenten niet dat de vertaler zich had laten leiden door het gedurfde idioom van Amerikaanse modellen: ‘a ferocious male arrogance which deliberately echoes the phallus-worshipping exuberance of writers like Henry Miller, Ernest Hemingway, and even Norman Mailer. The | |||||||||||||
[p. 421] | |||||||||||||
novel has been translated from Dutch into an American which stresses such echoes and recalls the Robin Hood aspect of those writers’ (tls 1975: 961). Afgezien van het feit dat de recensente niet van Miller, Mailer of Hemingway hield (en dus ook niet van Geeraerts), illustreert haar opmerking erg goed het lot dat ‘kleine’ literaturen vaak overkomt. Vooreerst halen schrijvers uit zo'n kleine literatuur hun literair arsenaal (thema, stijl, genre...) soms uit de beter bekende (en beter verspreide) literaturen, de Amerikaanse bv. Vervolgens hebben ze misschien het geluk gekozen te worden voor vertaling omdat men oordeelt dat ze een lezerspubliek zullen aanspreken dat al voldoende met de eigen modellen vertrouwd is. En ten derde worden ze zodanig vertaald dat de gelijkenis met hun modellen nog eens benadrukt wordt. De opschepperige en pikante vertelwijze van het hoofdpersonage uit Ik, Jan Cremer of Gangreen heeft nog meer bravoure in het Engels. Maar aspecten van de tekst die waarschijnlijk minder belangrijk geacht werden voor de aantrekkingskracht van het boek (onlogisch of slordig proza bv.) zijn ‘aangepast’. Dat alles komt neer op een vertaling die optimaal voor het geviseerde publiek ‘verpakt’ is en een kleine kans lijkt te hebben succes te boeken in de ontvangende pool, waarin ze noodgedwongen als ‘epigoon’ functioneert. Sommige besprekers vonden I Jan Cremer inderdaad achterhaald en Viking Press zelf was van oordeel dat Gangrene eigenlijk te laat op de Amerikaanse markt was gekomen. Men kan de geschetste gang van zaken nu toejuichen of betreuren. Vooral dat laatste hoor je al eens meer: een literaire tekst is nu eenmaal heilig en elke vorm van ‘manipulatie’ is derhalve uit den boze (dat was eigenlijk Cremers oordeel). Aan de andere kant, hoe meer vertalingen, hoe meer verspreiding, hoe beter. Natuurlijk is het zo dat ook ander werk vertaald werd/wordt(5). De afgelopen twintig jaar verschenen er Engelse vertalingen van Ruyslinck, Lampo, Insingel, Mulisch, Bordewijk, Michiels, Van Schendel, Elsschot... al of niet in de bovenvermelde Bibliotheca Neerlandica en Library of Netherlandic Literature. Maar die | |||||||||||||
[p. 422] | |||||||||||||
lopen nu eenmaal minder in de kijker. Dat deden Cremer en Geeraerts wel. Zelfs tot kennelijk ongenoegen van de volgende recensent die in een bespreking van Wolkers' Turkish Delight schreef: Amongst contemporary protagonists of poke, puke, shoot-up and pass-out - Hubert Selby, Jan Cremer, Burroughs, Bukowsky, Miller, Wolkers, Gerraerts [sic] - the Dutch (and Calder and Boyars) make most of the running. Wat er zoal vertaald wordt, lijkt bepaald niet onbelangrijk voor de reputatie van een literatuur in het buitenland. Het bovenstaand citaat is natuurlijk wel een erg eenzijdig en onheus beeld van de hedendaagse Nederlandse literatuur en van de auteurs ter zake (al even onheus als de verwijzingen naar Brueghel die geregeld in besprekingen opduiken). Dat is misschien niet zo prettig, maar een kleine literatuur mag niet al te kieskeurig zijn, en elk beetje ‘exposure’ hoe vertekend (gedurfd) ook, is allicht niet te versmaden.
Verwijzingen (de Engelse edities waaruit geciteerd werd, zijn met * aangeduid).
| |||||||||||||
[p. 423] | |||||||||||||
|
|