Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuwe Testament (Zuidnederlandse vertaling) (1971)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.81 MB)

XML (1.07 MB)

tekstbestand






Editeur

C.C. de Bruin



Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuwe Testament (Zuidnederlandse vertaling)

(1971)–Anoniem Nieuwe testament (Zuidnederlandse vertaling)–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XX

Maer na dien dat tgerochte cesseerde, so riep Pauwels de jongeren ende hi troestese, ende hi bevalse te Gode ende es wech getijdt te gane in Macedonien. Maer doe hi dat lant doerwandelt hadde ende hi hen geraden hadde met vele redenen, so quam hi te Grieken. Doe hi daer III maent geweest hadde, so werthi vanden Joden belaecht, daer hi in Syrien scepen soude [De Joden wisten wel, dat Pauwels vele gels voerde in deser vaert te Iherusalem wert den armen ende si woudenne roeven. Hier geeft Lucas te kinnenne, dat hi bi Pauwelse bleef, doe hi dese, die de text noemt, alden rechten wech sant], ende hi hadde raet, dat hi weder keerde dor Macedonien. Maer met hem ginc Sosipater van Pirriboreen ende van

[Folio 213v]
[fol. 213v]

Tessalonica Aristarcus ende Secundus ende Gayus ende Derbeus ende Timotheus, ende van Asien Tithicus ende Trophinius. Doe dese vore gegaen waren, so beidden si ons te Troyen. Maer na de dage vanden derven broden so sceepten wi van Philippis ende quamen te hen te Troyen in v dagen, ende daer bleven wi VII dagen.

Maer in enen saterdage, doe wi comen waren om broet te brekene, so disputeerde Pauwels met hen, om dat hi smorgens wech tiden soude, ende hi verlingde de redene toter middernacht. Maer op de camere, daer wi vergadert waren, waren vele lampten. Maer eenrande jongelinc, die Enthicus hiet, sittende op de veistere, wert hi gedwongen met swaren slape, om dat Pauwels lange disputeerde, ende geleidt vanden slape viel hi neder vanden derden solre ende men brachtene doot op. Toten welken doe Pauwels neder gegaen was, so ginc hi over hem liggen ende omhelsdene ende seide: En wilt niet werden gestoert, want sijn siele es in hem. Maer op gaende ende broot brekende ende gesmakes,

[Folio 214r]
[fol. 214r]

ende hi sprac hen genoech toe tote in den lichte of toten dage, ende also tijdde hi wech. Maer si brachten tkint levende ende si sijn sere vertroest [Onder Pauwels predicacie geviel aldus een miracule om dat daer mede Pauwels leeringe gesterct werden soude, ende om dat si te bat Pauwels haers meesters gedinken souden die nu van hen sceeden soude].

Ende wi gingen in een scep ende sceepten in Asson om dat wi daer Pauwelse weder ontfaen souden, want also hadde hijt gemeint of op geset daer hi dor dlant gaen soude. Want alse comen waren in Asson, so namen wi hem op ende quamen te Mithilenen, ende van daer sceepten wi ende quamen dsanderdages jegen Trachien ende dsanderdages quamen wi te Sannum ane, ende dsanderdages daerna quamen wi te Mileten, want Pauwels hadde gemict over te scepene te Ephesien, op dat hem negeen beide en worde in Asyen. Want hi haeste hem, waert dat het mogelec ware, den Tsincsen dach te Iherusalem te doene.

Maer senddende Pauwels van Mileten te Ephesien riep hi de meeste van geboerten van der kerken, die als si te hem comen waren ende si te gadere waren, seide hi hen:

Ghi wet vanden iersten

[Folio 214v]
[fol. 214v]

dage, dat ic binnen Asyen comen ben, hoe ic met u alden tijt geweest hebbe, dienende den Here met alre oetmoedecheit ende saechtmoedecheit ende met tranen ende oec met temptatien, die mi gevallen sijn uten aenlagen der Joden, hoe ic u niet ontrocken en hebbe dat orborlec was, daer ic te men niet u geboetscaep en hebbe ende geleert oppenbaerlec in de huse, getugende den Joden ende oec den heidenen in Gode penitencie ende tgeloeve in onsen Here Ihesum Christum. Ende nu siet, ic ga gebonden in den geeste in Iherusalem ende en weet niet, wat mi daer in gescien sal, sonder dat mi de heilege geest getuget bi allen steden, seggende want bande ende vernoye mijns beiden te Iherusalem. Maer icken ontsie negeen derre dinge, noch icken make mine siele niet werdere dan mi, op dat ic minen loep inden of vervullen mach in hem ende den dienst van minen waerde dien ic vanden Here Ihesum ontfaen hebbe, te orcondene de ewangelie van Gods gracien. Ende siet, nu weetic, dat gi voertmeer mijn ansichte niet sien en selt in den vleessce, gi alle, bi den welken ic overleder ben Gods rike predekende. Omme dwelke ic u getuge hedendages, dat ic suver ben van uwer alre bloede. Want icken ben van u niet ont\vloen,

[Folio 215r]
[fol. 215r]

dat ic u in enegen dingen te men condechde al Gods raet. Hebdt erenst of wacht u ende alle tcudde, in dwelke u de heilege geest geset heeft besscoppe, te regerene de kerke Gods, welke hi vercregen heeft met sinen bloede. Want ic weet, dat na mijn wech vaert in u comen selen gripende wolve, tcudde niet sparende, ende ute u selven selen manne op staen, verkeerde dinge sprekende, op dat si de jongeren mogen verleiden na hen. Omme dat so waect, onthoudende in memorien, want III jaer dore so en cesseerdic niet, nacht ende dach met tranen elc uwere vermanende. Ende nu bevelic u Gode ende den waerde sijnre gracien, die mechtech es te stichtene ende te gevene dat erve in alle die, die geheilecht sijn. Uwer negeens gout ocht selver ocht cleet en hebbic begert also gi selve wet, want te dien, welke mi noet waren ende die met mi sijn, dat dienden dese hande al. Ic hebbe getoent want aldus arbeitende behoert de sieke te ontfaenne, ende [ac meminisse uerbi Domini Ihesu, quoniam ipse dixit: Beatius est magis dare, quam accipere] hebbe gedacht sHeren woert Ihesu, want hi seide: Het es meer salegere geven dan nemen.

Ende doe hi dese geseit hadde, sine cnien geboecht beedde hi met alle dien. Maer hen allen wert

[Folio 215v]
[fol. 215v]

groet geween ende si vielen op Pauwels hals ende custene, alte sere droevende in dat woert dat hi seide, want si voertmeer sijn anscijn niet sien en souden. Ende si geleidden hem toten scepe.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken