Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2 (1885-1886)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (60.12 MB)

Scans (1363.93 MB)

ebook (52.94 MB)

XML (2.92 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2

(1885-1886)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Naomi.
Naar het Engelsch van Wilkie Collins.
(Slot.)

Daar sloeg de klok in de eetzaal, waar ik me bevond. Ik telde de slagen. 't Was middernacht.

Ik stond op van den stoel, waarin ik had zitten peinzen: ik wilde naar bed gaan. Daarheen waren al mijne huisgenooten me reeds meer dan een uur geleden voorgegaan. 't Was akelig stil in huis. Onwillekeurig liep ik op de teenen, toen ik naar het venster ging om naar buiten te zien. Ik lichtte de gordijn op, en zag dat het een heerlijke maneschijn was, juist als op dien noodlottigen avond, toen Naomi die afgeperste bijeenkomst in den tuin had gehouden met John Jago.

Op een hoektafeltje stond mijn blaker. Ik stak de kaars aan, en wilde daarop de zaal verlaten. Daar opende zich de deur; en Naomi stond voor mijne verbijsterde oogen.

Zoodra ik van den eersten schok bekomen was, zag ik terstond aan hare uitpuilende oogen, hare doodelijke bleekheid, ja hare geheele manier van doen, dat er iets zeer ernstigs moest zijn voorgevallen. Ze had een wijden mantel omgeslagen, en een witten zakdoek om het hoofd gebonden. Hare lokken zwierden ordeloos om hare schouders; en uit alles scheen te blijken, dat ze zooeven in angst en overhaasting hare legerstede had verlaten.

‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik, op haar toetredende.

Bevend greep ze me bij den arm, en fluisterde: ‘John Jago!’

‘Waar?’ vroeg ik, ongeloovig.

‘Onder het venster van mijne slaapkamer,’ bracht ze met moeite uit.

De omstandigheden waren van zóó dringenden aard, dat ik niet aarzelde haar voor te stellen om haar te begeleiden naar haar slaapvertrek.

‘Juist daarom kom ik hier. Ga maar mee!’ was haar openhartig antwoord.

We gingen samen den trap op. Haar slaapvertrek was het eenige, dat aan de achterzijde van het huis uitkwam. Op den trap vertelde ze me wat er eigenlijk gebeurd was.

‘Ik lag,’ zei ze, ‘slapeloos in bed, toen ik een steentje tegen mijn venster hoorde tikken. Verschrikt rees ik half overeind. Daar ketste een tweede steentje tegen het glas. Ik vloog op, en keek naar buiten. Daar stond Jago in den maneschijn, en zag op naar mijn venster.’

‘Heeft hij u gezien?’

‘Ja zeker; want toen ik zachtjes het venster had opengeslagen, zei hij: ‘Kom bij me! Ik heb u iets van het hoogste belang mee te deelen.’

‘En hebt ge hem niet geantwoord?’

‘Zoodra het mij mogelijk was, riep ik hem toe: “Wacht even!” en hep den trap af, omdat ik u in de eetzaal hoopte te vinden. En nu, vriend Lefrank! wat raadt gij me nu?’

[pagina 296]
[p. 296]

‘Eerst moet ik hem zien.’

We waren in haar slaapvertrek gekomen; en ik school voorzichtig achter het venstergordijn weg, toen ik gluurde naar hetgeen daar buiten onder het venster te zien was.

Ja, waarlijk! Daar stond hij! Hij was nu zorgvuldig geschoren, en zijn haar was kort geknipt; en toch herkende ik hem onmiddellijk aan zijne woeste oogen en eigenaardige bewegingen, terwijl hij daar langzaam op en neer wandelde in den maneschijn, ongeduldig wachtende op de komst van Naomi. Ik had me zoo stellig overtuigd gehouden van Jago's dood!

‘Wat raadt ge me nu?’ herhaalde Naomi.

Ik antwoordde met eene vraag.

‘Is de deur van de schuur op slot?’

‘Ja; maar de deur van de bergplaats voor het gereedschap kunt gij opendoen.’

‘Best! Ga uit het raam liggen, en roep hem toe: ‘Ik kom.’

Het dappere meisje deed, zooals ik gezegd had, zonder een oogenblik te weifelen. Daarop fluisterde ik Naomi in het oor:

‘Hou hem aan de praat op de plek, waar hij nu is, totdat ik tijd heb gehad om achter den anderen kant van het huis om in de bewuste bergplaats te komen. Doe dan alsof ge bang zijt voor ontdekking om de nabijheid van de schuur, en breng hem den hoek om, zoo dicht mogelijk bij de deur van de bergplaats. Daar achter zal ik dan staan, om alles, als het mogelijk is, af te luisteren.’

Samen gingen we den hoofdingang van het huis uit: en daarop sloegen we ieder een anderen hoek om. Met echt vrouwelijke gevatheid volgde Naomi ten nauwkeurigste mijne onderrichtingen. Ik trad de bergplaats voor gereedschappen binnen, en deed de deur even onhoorbaar weer dicht, als ik die had geopend. Nauwelijks had ik daar een minuut lang achter gestaan, of ik hoorde de stem van Jago, die aan de buitenzijde van de deur zich met Naomi onderhield.

Het eerste, dat ik hem duidelijk hoorde zeggen, betrof de reden, waarom hij de hoeve had verlaten. De hoofdgrond bleek te moeten gezocht worden in gekwetste eigenliefde, - dubbel gekwetst door Naomi's minachtende weigering van zijn aanzoek en door de zware beleediging, die hij daarna nog had ondergaan van Ambrose. Hij erkende, dat hij de oproeping had gelezen, en dat die hem had versterkt in zijn voornemen om zich schuil te houden.

‘Ja!’ zei de ellendeling; ‘nadat ik was uitgelachen, beleedigd en door u met minachting afgewezen, was ik blij toen ik merkte, dat sommige menschen er heel wat voor zouden overhebben, als ik weer op de hoeve was. Gij, miss Naomi, hebt in uwe hand, me hier te doen blijven, en te maken dat ik uwe neven red, door me voor den magistraat te vertoonen.’

‘Wat bedoelt gij?’ hoorde ik Naomi vragen, op barschen toon.

Met gesmoorde stem, maar zoo, dat ik hem juist even kon verstaan, sprak hij:

‘Beloof me te zullen trouwen; en ik ga morgen ochtend naar den magistraat, en bewijs hem, dat ik nog leef.’

‘En als ik dat nu eens weiger?’

‘In dat geval verdwijn ik onmiddellijk; en dan zet ik het den beste, mij te vinden, voordat ze allebei zijn opgehangen.’

‘John Jago!’ riep het meisje, hare stem verheffende, ‘kan zoo'n afschuwelijke schurkenstreek u ernst zijn?!’

‘Heb het hart niet om alarm te maken: anders, zoo waar God daar boven ons is, zal ik u verwurgen. Ja, miss! nu is het mijne beurt, en ik zal me niet laten om den tuin leiden. Wilt gij me tot man hebben? Ja of neen?’

‘Neen!’ antwoordde ze, luid en vastberaden.

Daar vloog de deur van de bergplaats open, en ik stond eensklaps voor Jigo's verbijsterde oogen, terwijl hij de hand reeds ophief naar Naomi's keel. Hij had niet, zooals ik, geleden door zenuwoverspanning, en was dien ten gevolge sterker dan ik. Terwijl ik hem bij den rechterarm vastgreep, haalde hij met de linkerhand een geladen pistool uit zijnen zak, en hield mij dat voor de oogen. Plotseling werd het hem uit de hand geslagen. 't Was Naomi, die het afvuurde in de lucht. Op hetzelfde oogenblik maakte ik van zijn schrik gebruik, om hem achterover te werpen, en met behulp van Naomi, hield ik hem op den grond vast, totdat de huisgenooten, door het pistoolschot opgeschrikt, ons te hulp schoten.

Hoofdstuk XII.
Besluit.



illustratie
mariabeeld van f. stracké.


Den volgenden morgen werd John Jago naar de overheid gebracht, en zijne identiteit bewezen verklaard. Het leven der beide onschuldig veroordeelden was nu, voor zoover de menschelijke gerechtigheid betrof, buiten gevaar; doch de wet liet niet toe, hen zoo maar dadelijk in vrijheid te stellen; en terwijl er nog al tijd mee verliep, eer de vereischte formaliteiten waren in acht genomen, gebeurde er het een en ander, dat ik hier kortelijk wensch te vermelden, alvorens een einde te maken aan dit verhaal.

Gebroken door het verdriet van de laatste maanden, overleed de oude heer Meadowcroft plotseling aan eene rhumatische aandoening van het hart. Zijn uiterste wil rechtvaardigde ten volle, wat Naomi me had medegedeeld aangaande miss Meadowcroft's overwegenden invloed op haar vader, en aangaande het doel, dat ze bij het gebruik maken van dien invloed in de eerste plaats beoogde. Het bleek nu, dat hare broeders wel is waar niet geheel en al onterfd waren, maar dat ze toch niet meer ontvingen dan eene vrij bekrompen lijfrente. De hoeve, met alles, wat daarbij behoorde, werd het eigendom van miss Meadowcroft; en bij de daarop betrekking hebbende bepaling van het testament werd tevens de wensch uitgedrukt, dat ze in het huwelijk zou treden met des erflaters besten en dierbaarsten vriend, den heer John Jago.

Nauwelijks had het graf zich over den ouden man gesloten, of de erfgename van Morwick-Hoeve zond een onbeschoft briefje aan Naomi waarin haar verzocht werd, zich niet langer te beschouwen als eene der bewoners van de hoeve. Hierbij zij opgemerkt, dat miss Meadowcroft standvastig weigerde geloof te slaan aan onze verklaring, dat Jago Naomi had ten huwelijk gevraagd, en later op schandelijke wijze had bedreigd. Ze beschuldigde ons beiden van vuigen laster, voortvloeiende uit haat tegen ‘dien vreeselijk miskenden en beleedigden man.’ Geen wonder, dat ook ik, even goed als Naomi, verzocht werd om de hoeve ten spoedigste te verlaten.

Op denzelfden dag pakten wij, twee bannelingen, onze bagage: en met onze valiezen ontmoetten we elkander in de eetzaal.

‘Daar staan we nu allebei,’ sprak Naomi, met een schalkschen glimlach. - ‘Allebei de deur uitgezet! Gij gaat natuurlijk naar Engelang terug; en ik zal wel zien, dat ik hier door de wereld kom. In de Vereenigde Staten kunnen fatsoenlijke vrouwen licht werk krijgen en geld verdienen, mits ze een vriend hebben, die een goed woordje voor hen doet. Kunt gij me raden, waar ik gaan zou, om eene betrekking te vinden?’

‘Ik acht me gelukkig u eene plaats te kunnen aanbieden.’

‘Kom aan! Dat is heerlijk! Is het eene plaats in een magazijn of op een telegraaf kantoor?’

Maar neen: hoor! 't Was heel wat anders. Ik sloeg mijn arm om haar midden; en voor de eerste maal drukte ik haar een kus op de lippen. Toen fluisterde ik:

‘Lieve Naomi! de plaats, die ik u aanbied, is aan mijn huiselijken haard. Zeg, lieve Naomi! wilt gij mijn vrouwtje worden?’

 

Jaren zijn er sedert dien onvergetelijken dag verloopen; en hoe lang de wittebroods-weken ook reeds achter den rug zijn, nog ben ik even verliefd op haar als ooit te voren.

Eenige maanden na de inzegening van ons huwelijk, schreef mijne vrouw aan een goede kennis te Narrabee een brief, waarin ze vriendschappelijk verzocht, op de hoogte te worden gebracht van hetgeen er op de Morwick Hoeve omging.

Op die wijs kwamen we kort daarna te weten, dat Ambrose en Silas verhuisd waren naar Nieuw Zeeland, en dat Miss Meadowcroft de hoeve bewoonde met geen ander gezelschap dan ondergeschikten. John Jago had geweigerd haar te trouwen, en was nogmaals verdwenen. Waar hij gestorven was, wist niemand te zeggen.

Naschrift.

De hoofdtrekken van bovenstaand verhaal zijn ontleend aan het gedrukte proces-verbaal van eene crimineele vervolging, die in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika heeft plaats gehad, in het begin van de tegenwoordige eeuw. Het is onlangs (1873) als brochure uitgegeven te Manchester in den Staat Vermont, en draagt tot titel: ‘Verhooren, bekentenissen en veroordeeling van Jesse en Stephen Boorn, ter zake van moord, gepleegd op den persoon van Russell Colvin, en de terugkomst van den man, die ondersteld werd vermoord te zijn. Door Leonard Sargeant, Oud-Luitenant-Gouverneur van den Staat Vermont.’

Ten behoeve van ongeloovige lezers voeg ik hierbij de verzekering, dat al de onwaarschijnlijk klinkende feiten in deze wonderlijke geschiedenis waar gebeurd zijn, en getrouwelıjk overgenomen uit het genoemde proces-verbaal.

 

TERECHTWIJZING. Het nommer van de vorige week, met de voorplaat ‘Voor God en Koning!’ staat verkeerdelijk gemerkt als No 55. Deze aflevering volgt op No 35 en moet dus No 36 dragen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken