Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Noord en Zuid. Jaargang 7 (1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van Noord en Zuid. Jaargang 7
Afbeelding van Noord en Zuid. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van Noord en Zuid. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.10 MB)

Scans (83.60 MB)

ebook (3.31 MB)

XML (1.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Noord en Zuid. Jaargang 7

(1884)– [tijdschrift] Noord en Zuid–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige
[pagina 13]
[p. 13]

Bijblad behoorende bij No. 6 van den Zevenden Jaargang van Noord en zuid.

Vragen en Opgaven,
waarvan de beantwoording en uitwerking met die der opgaven uit No. 5 wordt ingewacht voor den 1en Februari 1885, aan het adres van de Redactie 83 P.C. Hooftstraat Amsterdam.

De namen der inzenders worden in No. 2 bekend gemaakt, tenzij men dit anders verlange. De beste stukken worden geplaatst.

Bij verdere bewerking gelieve men woordenboeken te raadplegen, dit zal veel fouten voorkomen.

Men gelieve het papier slechts aan eene zijde te beschrijven, de vraag of de opgaaf met het bijbehoorend No. boven de uitwerking te plaatsen en elke uitwerking of beantwoording op een afzonderlijk stuk papier te schrijven, liefst 8o postpapier in tweeën gevouwen en onder elke beantwoording den naam of de letters, waaronder men die geplaatst wenscht te zien. In den begeleidenden brief vermelde men dan naam en adres.

Het porto bedraagt tien cent per 100 gram.

 

Aan de Inzenders van Vragen. We worden overstelpt met vragen om verklaring van spreekwoorden, ook van de alleronzinnigste. Men gelieve zich echter, vóor de inzending te overtuigen of de uitdrukking, waarvan men verklaring vraagt, inderdaad een spreekwoord is, of slechts eene uitdrukking, door den een of ander wellicht een enkele maal in scherts gebezigd. Daartoe gelieve men het boek en de bladzijde optegeven, waar die spreekwoorden gevonden werden.

 

XL.

 

Wie geeft mij eene duidelijke verklaring van hexameter en alexandrijn?

V.

 

XLI.

 

Hoe moet ik verklaren uit Da Costa's lied in ‘44’?

 
Die met Willem van Oranje Neerland scheppend heb gedacht,

en

 
..................aan dat visschersdorp verbond,
 
Waar paleizen zich verhieven, zegens zegen vroeg en spa
 
Bij 't gebulder der kartouwen van Farnese en Spinola.
[pagina 14]
[p. 14]

XLII.

 

Moet men woorden als Naatje, papaatje, Katootje, parapluutje etc. afbreken Naa-tje, papaa-tje etc. of Naat-je etc.

Steunende op 't beginsel, uitgesproken § 267 van ‘de grondbeginss. der Ned. spell, door Te Winkel, 2e d. 1865, houden velen den verkleiningsuitgang + den daarvoorgevoegden medeklinker bij elkaar en breken dus af. Naa-tje etc. (vgl. Lb. der Ndl. spell. Te Winkel 4e ed. 1866, §397, 1). Doch anderen breken af Naat-je etc. op grond, dat twee a's aan 't einde eener syllabe niet goed staan. Wat is in dezen te doen?

 

XLIII.

 

Moet ik schrijven: 5 en 8 is of zijn 13?

Z.

 

XLIV.

 

In Staring's ‘Brief aan eenen vriend’ lees ik: (blz. 283 (volksuitgave) ‘Of bedrieg ik mij? Zijt gij, als P, in weêrwil van eene zoo lange afwezigheid, “van ons volk” gebleven? Zoo ja, dan zijn uwe oogen bestand tegen het geflakker van de toortsen der westersche Wraakgodinnen, met haar slangenhaar; maar niet tegen de vurige verschijning van den oosterschen Booze, die, als een Proteus allerlei gedaanten aanneemt.’

Wie wil mij deze regels verklaren?

Z.

 

XLV.

 

Hoe ontstaan de volgende uitdrukkingen:

 
‘Haar op de tanden.’
 
‘Uit de Lethebron drinken,’
 
Stem in het kapittel hebben.
 
‘Aan den dijk zetten.’

XLVI.

 

Heeft het woord ‘hebbelijkheid’ altijd eene ongunstige beteekenis; zoo ja, hoe komt dit dan?

 

XLVII.

 

Is er verschil tusschen ‘leken en lekken.’

 

XLVIII.

 

Wat is 't logisch onderwerp in: ‘Toen werd het haar lichter en ruimer om het hart,’

 

XLIX.

 

Waarom is ‘Op marsch!’ een elliptische zin en ‘volgehouden!’ niet.

(Terwey, bl. 11 en 12).

[pagina 15]
[p. 15]

L.

 

Verklaring van 't onderstreepte in den volgenden zin uit Brandt's leven van De Ruiter: Het is degelijkheid als deze, die van geen raap en schraap spelen weet, maar boeken houdt en bedrijf regelt, die een staat sticht zonder weerga in de historie.

 

LI.

 

Wat beteekent ‘leest hem zijn ‘endelveers’ in 't Land van Rembrand deel I bl. 265.

 

LII.

 

In ‘De Roos van Dekama’ schrijft Mr. J. Van Lennep: De nacht was koel geweest; maar nu was de lucht spakerig. (Zie blz. 361).

Wat beteekent spakerig en wat is zijne afleiding?

 

LIII.

 

In 't zelfde werk blz. 362 en 401:

‘Geen nood,’ zei de schipper: ‘dat zal niet lang duren: wij komen zoo in slecht water en dan krijgen wij een oppertje.’ - ...., niettegenstaande het slechte water voel ik mij geheel niet op mijn gemak.

Welke beteekenis heeft hier slecht? Wat valt er omtrent die beteekenis op te merken?

Wat is een oppertje?

 

LIV.

 

Hoe komt gemelijk aan de beteekenis: verdrietig, knorrig, verstoord, ontevreden, boos?

 

LV.

 

Bestaat er ook verschil in beteekenis of gebruik tusschen sinds en sedert?

 

LVI.

 

In de Nederl. Letterk. van De Gr., Leop. en Rijkens, lees ik blz. 339 in ‘Het Afleven der Unie’ van Kinker:

En nochtans - die welvaart, de Beschermgod, maar ook dikwijls de valstrik der voorvaderen, zal zich heden noch door den wierook uwer lange Cabaalpijpen, noch door het mateloos plengen van het sap van den Geneverboom laten paaijen.

Wat bedoelt Kinker met lange Cabaalpijpen?

W. J, S.

 

LVII.

 

In eene der reien in Baeto van Hooft komt de volgende regel voor:

Ga heen en vrij uw wraaklust boet.

Kan deze uitdrukking in verband staan met de uitdrukking: ‘bot vieren’, in onze tegenwoordige taal nog in gebruik! - De beteekenis schijnt mij volkomen dezelfde toe.

[pagina 16]
[p. 16]

LVIII.

 

Bij ‘Terwey’ lees ik: ‘Voorzetsels zijn woorden, welke de betrekkingen aangeven, die tusschen twee zelfstandigheden bestaan.’

Bij ‘Brill’ vind ik: Voorzetsels zijn woorden, welke dienen om de betrekking tusschen twee voorwerpen of begrippen, door zelfstandige naamwoorden of voornaamwoorden uitgedrukt, aan te duiden.’

Dit is mij niet volkomen helder, daar het mij voorkomt, dat in de meeste gevallen de betrekking tusschen de zelfstandigheden niet alleen door het voorzetsel, maar door werkwoord en voorzetsel wordt uitgedrukt. Neem ik b.v. den zin: ‘wij spelen om een dubbeltje.’ Wordt in dezen zin de betrekking tusschen ‘wij’ en ‘het dubbeltje’ alleen door om uitgedrukt. 't Komt mij voor, dat hier het ww. onmisbaar is om te zamen met om de betrekking aan te duiden. Eveneens is dit in verscheidene andere gevallen.

Gaarne zoude ik vernemen, waarom de volgende definitie van voorzetsels onjuist zou zijn: ‘Voorzetsels zijn woorden, die op zichzelve of te zamen met een ww. de betrekkingen aangeven, die tusschen twee zelfstandigheden bestaan.

Tevens wenschte ik te vragen welke fout er is in de volgende redeneering:

‘Hij volhardt in zijne studie’ ‘in’ geeft de betrekking aan tusschen hij en de studie.

‘Volharden in de studie is het eenige middel om te slagen.’

‘in’ geeft de betrekking aan tusschen het onderwerp, dat men bij volharden denken moet en studie..

‘Zijne volharding in de studie zal beloond worden.’

‘in’ geeft de betrekking aan tusschen hem en studie.

‘Zijn lust in de studie zal beloond worden.’

‘in’ geeft de betrekking aan tusschen hem en studie.

Mocht de redeneering, die bij de opsomming dezer voorbeelden ten grondslag ligt, juist zijn, dan zou een voorzetsel met een znw. te zamen genomen, ook het verband of liever de betrekking kunnen aangeven, die tusschen twee zelfstandigheden bestaat.

 

Vragen etc. beantwoord door: J.G. Groh te Numansdorp; D.A. Kuijntjes te Zuilichem a/d Waal; H. Italië te Utrecht; J.H. te L.; J.C. Groothuis te Maurik; J.B. Micheels te Schijndel; Jan van Boxmeer (ps.); Simon Postmus te Leiden; J.S. Jzn,; H.K. te V.; M.v.V. te L.; J.S.L. te G.; F. Willems te Antwerpen; Z. te O.; N.P.S.; Brabantius.; Masarino; J.G.W.Z. te Amsterdam; B. Schrikkema te Vries; Champ de Corneille te Venraaij; Jan Maas te D.; A. Brand te Amsterdam.

 

‘Een bestendig lezer’ uit Steenbergen hebbe de goedheid bl. 4 van den omslag te herlezen: De stukken aan de Red. en niet aan de Uitgevers en bij elke inzending opgave van naam en adres.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken