Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Noordnederlandse Historiebijbel (1998)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.02 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Editeur

Marinus K.A. van den Berg



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Noordnederlandse Historiebijbel

(1998)–Anoniem Noordnederlandse Historiebijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

18 capittel

Doe sach David sijn volc over ende hi scicte dat an 3 betaelgen. Dat een deel was onder Joab, dat ander deel was onder Abysay, sijn broeder, ende dat dorde deel was onder Ethay van Geth. Doe seide coninc David: "Laet ons nu mit malcander uuttrecken." Doe seide dat gemeen volc: "Here coninc, blijft in die stede, want u lijf is gerekent voer 10.000 man. Waert dat wi vlogen of dat wi half verslegen worden, so moech gi u verhalen." Doe seide David: "Wat u best denct, dat sel ic doen." Doe ghinc coninc David voer der poorten staen. Ende elc scare ghinc mit haren prince uut. Doe seide David tot Joab, tot Abysay ende tot Ethay: "Bewaert ymmer Absolon, mijn soen, wel ende en slaten ymmer niet doot." Ende dat hoerden al dat volc.

Doe toech dat volc striden jegen die van Ysrahel in Effraym. Ende dat volc van Ysrahel wort wikende voir Davids volc. Ende daer bleeffer wel 20.000 doot. Ende daer wort voel meer volcs vertreden ende versmoert dan daer mitten swaerde verslegen wort. Absolon die sat op een muyl. Doe hi sach dat sijn volc weec, doe reet hi haestelic wech bi enen groten akerboem. Ende sijn haer

[Folio 142vb]
[fol. 142vb]

woey an die tacken ende verwarrede daeran. Ende den muyl liep wech ende Absolon bleef daer hangen. Ende dat sach een van Davids gesin ende seide tot Joab dat Absolon an enen akerboem hinc. Doe seide Joab: "Saech gi hem daer hangen, waerom en staec gi hem niet doot? Ic soude u vijf cyclos sulvers gegeven hebben ende sinen gordel." Doe seide die bode tot Joab: "Al gaef gi mi 1.000 cyclos sulvers, soe en woude ic mijn hant an des conincs soen niet steken, want wi hoerden dat die coninc u beval dat gi Absolon wel bewaren sout. Daerom en wil ic hem niet misdoen." Doe nam Joab 3 lensen ende scoet in Absolons hert, daer hi hinc an den boem. Doe quamen daer 10 van Joabs knechten ende slogen Absolon doot ende worpen hem in een put ende drogen enen groten hoep steens op sijn lijf.

David sat in der steden doe sijn volc soude striden jegen Absolon. Ende hi bat an God om hulp ende om troest ende seide: Domine, quid multiplicati sunt qui tribulant me! Multi insurgunt adversum me. Here, hoe voel ysser gemenichvoudicht die mi pinen willen! Voel isser jegen mi opgestaen. Ende dien psalm al uut.

Joab blies een trompet ende geboet dat men die van Ysrahel niet meer volgen en soude noch verslaen. Ende die van Ysrahel die vlogen elc tot sinen

[Folio 143ra]
[fol. 143ra]

huse waert. Doe seide Achimaas tot Joab: "Ic wil gaen lopen ende boetscappen den coninc dat God oerdel gedaen heeft over sijn vianden.

Doe seide Joab: "Neen. Van desen dage en boetscapt den coninc niet, want sijn soen is doot." Doe seide Joab tot Cusay: "Gaet ende boetscapt den coninc dat gi gesien hebt." Doe liep Cusay ten coninc waert. Doe seide Achymaas tot Joab: "Wat hindert dat ic mede loep na Cusay?" Doe seide Joab: "Loept mede." Doe liep Achymaas mede ende liep Cusay verbi. David sat tusschen twee poorten op der mueren. Ende daer was een wachter op enen toren van der mueren, die sach enen mensche comen lopen. Ende dat seide die wachter den coninc. Doe seide die coninc: "Comt hi alleen, dat is een guede boetscap." Doe seide die wachter: "Ic sie noch enen mensce alleen comen lopen." Doe seide die coninc: "Dat is al guede boetscap." Doe quam Achymaas voir den coninc ende viel op sine knyen voir den coninc ende seide: "Weest gegruet, here coninc. God, die Heer, die si gebenedijt, die die menschen verjaecht heeft die haer handen verhieven jegen minen heer, den coninc." Doe seide David: "Is Absolon, mijn kint, gesont?" Doe seide Achymaas: "O, here coninc, ic sach Joab, u knecht, enen groten hoep steens op hem worpen. Ic en weet niet anders, hi en is doot." Doe seide David:

[Folio 143rb]
[fol. 143rb]

"Staet hier bi mi." Doe quam Cusay ende seide: "Here, ic brenge u guede boetscap. God heeft huden recht voir u gedaen over alle diegene die jegen u opstonden." Doe seide David tot Cusay: "Es Absolon, mijn soen, gesont?" Doe seide Cusay: "Hem is gesciet als een kint dat des conincs viant is, ende alle die in quade jegen den coninc waren." Doe was die coninc bedroeft ende ghinc in een camer van der poerten ende screide ende ghinc clagen ende seide: "Absolon, lieve soen, lieve soen Absolon. Wie sel mi geven dat ic voer u gestorven hadde? Absolon, lieve soen, lieve soen Absolon."


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken