Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 5 (1961-1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 5
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 5

(1961-1962)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 60]
[p. 60]

Kulturele kroniek

Algemeen kultureel

★ ‘De kulturele grenskontakten tonen de betrekkelijkheid van de administratieve grenzen in de menselijke gemeenschap aan. Zij laten zien dat de administratie maar tot op zekere hoogte kan scheiden wat de kultuur verbindt en verbinden wat de kultuur scheidt. Bij een niet al te sterk centraliserend en totaliserend staatsbestuur kunnen de kulturele gemeenschappen ernaar streven zich als zelfstandige grootheden te doen gelden en de administratieve grenzen maar tot op zekere hoogte te erkennen als “bepalend”, d.i. begrenzend, voor het kulturele leven.’

 

Aldus het programma van het ‘Kongres voor Kulturele Grenskontakten’, dat de ‘Stichting nationaal overleg voor gewestelijke kultuur’ op 8 en 9 september in Maastricht hield. De officiële opening gebeurde door Dr. Houben, Kommissaris der Koningin in Limburg, die in zijn inleiding wees op het kultuurbemiddelende karakter van Limburg tussen Noord-Frankrijk en het Duitse Rijngebied en op het kunstmatige van de Limburgse grenzen.

 

De Groningse hoogleraar Heeroma gaf daarna een psychologische ontleding van de ‘grensoverschrijding’, speciaal van de gemiddelde Nederlander, die over de grens een buitenlandse ‘taal-rol’ wil spelen. Volgens prof. Heeroma zoekt de Nederlander in het buitenland niet het eigene, ook niet in Vlaams-België, maar het andere, het vreemde, dat hij voor zijn persoonlijke ontwikkeling in zich op wil nemen. De Duitser voelt de noodzaak om aan het ‘andere’ deel te hebben, meestal niet.

 

Prof. Heeroma ging verder door erop te wijzen dat de staatsgrens pas werkelijk een grens is als ze tevens als taalgrens fungeert. Door de gemeenschappelijke taal wordt de politieke grens gerelativeerd. Zij vergemakkelijkt de kulturele grenskontakten, vooral die tussen een volk met gemeenschapsbewustzijn. Dit bewustzijn is alleen landverraad in de ogen van mensen die in een staatsmyte geloven. Daarnaast is echter ook een ‘volksmyte’ denkbaar, zoals die van de drie Frieslanden. Prof. Heeroma besloot met de opmerking: ‘beter grenzen dan helemaal geen grenzen; ze zijn er immers om overschreden te worden’.

 

Na een koncert van ‘Volksliederen tussen Maas en Rijn’ spraken de preadvizeurs: Dr. Verhaak (Maastricht) over de Limburgse meertalige grenskontakten; Drs. Lockefeer (Hulst) over Vlaams-Zeeuwse kulturele uitwisselingen en Prof. Brouwer (Fryske Akademy, Leeuwarden) over de drie Frieslanden.

 

In de namiddag volgden de sektie-vergaderingen over uitwisseling van beroepskunstenaars en amateurs, volksontwikkeling, publiciteit, onderwijs en jeugdkontakten.

 

Na een ontvangst op het Maastrichtse stadhuis werden deze geslaagde dagen besloten met een bezoek aan het prachtige Bokrijk in Belgisch-Limburg.

 

J. Kempen

 

★ Onder auspiciën van de NUFFIC (Netherlands Universities Foundation for International Cooperation) organiseerde de Rijselse lektor Dr. Walter Thys op 4 en 5 september 1961 te 's-Gravenhage het eerste kolloquium van hoogleraren en lektoren Nederlands aan buitenlandse universiteiten. De ruim twintig deelnemers, hoofdzakelijk afkomstig uit West-Europa, werden in de ontvangstzaal van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen toegesproken door Dr. J. Wesselings, sekretaris-generaal van O.K. en W., die namens de Nederlandse regering dank bracht aan ‘deze pioniers van de Nederlandse beschaving’. Namens de buitenlandse gasten antwoordde Prof. Dr. Ludwig Schmitt uit Marburg, die onder meer opmerkte, dat hij Nederlands doceert omdat niemand ooit een goed inzicht kan krijgen in wezen, groei en betekenis van het zeer belangrijke komplex der germaanse talen, wanneer hij niet een duidelijk begrip heeft van Nederlandse taal, kultuur en literatuur.

 

Op de eigenlijke konferentie, die doorging in het Oude Hof te 's-Gravenhage, wisselden de deelnemers hun ervaringen uit met Nederlands onderwijs in den vreemde. Men besloot tot de instelling van een werkgroep, die het besprokene verder zal uitwerken en in een verslag vastleggen. Tevens zal de werkgroep, die onder leiding staat van Dr. Thys, kontakt opnemen met de neerlandici in het buitenland, die het kolloquium niet konden bijwonen. Op deze wijze hoopt men een goed overzicht te krijgen van de specifieke verlangens om die dan aan de Nederlandse en Belgische regering te kunnen voorleggen.

 

Enkele verlangens kwamen op de konferentie al duidelijk naar voren. Algemeen voelde men de behoefte aan meer financiële steun, speciaal voor de vorming van Nederlandse bibliotheken aan buitenlandse universiteiten, de samenstelling van speciaal op het buitenland

[pagina 61]
[p. 61]

afgestemde bloemlezingen en voor de organisatie van reizende tentoonstellingen van Nederlandse boeken langs de steden waar onze taal onderwezen wordt.

 

★ De Duits-Nederlandse Vereniging in Düsseldorf bestaat momenteel tien jaar. In verschillende plaatsen op de linker-Rijnoever, zoals in Keulen en Aken, heeft ze onderafdelingen. Allerlei kulturele, kerkelijke en sociale organisaties werken in de vereniging samen.

 

In de eerste na-oorlogse jaren heeft de vereniging met veel takt en terughouding gepoogd het wantrouwen tegen Duitsland weg te nemen. Daarvoor dienden o.a. ontmoetingen tussen juristen, kunstenaars en wetenschapsmensen. Een grotere belangstelling van veel Duitsers voor de Nederlandse kultuurgemeenschap was hier een van de gevolgen van. De gemeentelijke bibliotheek van Düsseldorf bijvoorbeeld, heeft momenteel een Nederlandse afdeling. Een ander feit: een grote Duitse uitgeverij gaat in een uniforme serie klassieke werken uit de Nederlandse letterkunde in Duitse vertaling op de markt brengen.

 

De presidente van de vereniging, mevr. Dr. Marta Baerlecken-Hechtle, die deze feiten aan de pers bekend maakte, verklaarde echter dat het allereerst nodig is dat men in Duitsland de Nederlandse taal gaat beheersen. Vandaar dat de vereniging deze winter het zwaartepunt van haar werk legt op het geven van kursussen in de Nederlandse taal aan een zo groot mogelijk aantal Duitse scholen. Een belangrijk aantal onderwijsinstellingen uit Noordrijnland-Westfalen en Nedersaksen tonen belangstelling voor Nederlandse lessen, nadat experimenten in Kleef, Nordhorn en andere grensplaatsen goede resultaten hadden. Mevrouw Baerlecken wees erop dat het Nederlands door Duitsers in de grensstreek tamelijk gemakkelijk te leren is, waardoor reeds na drie jaar een afsluitend examen mogelijk zal zijn. Nederlandse studenten, die in Duitsland germanistiek studeren, zullen één dag per week deze lessen geven. Het ideaal van de Duitse neerlandici - Nederlandse les van Aken tot Emden - is weer een stapje dichter bij zijn verwezenlijking gekomen!

 

F. Niessen

 

★ Eind augustus werd in en rond het Rhedens Lyceum in Velp voor de derde keer een vijfdaags Jeugdfestival gehouden, waaraan 450 leerlingen van middelbare scholen, kweekscholen en sociale akademies deelnamen.

 

Het doel van dit festival, dit jaar onder het motto ‘kunst siert de mens’, is: een vruchtbare ontmoeting tot stand te brengen tussen kunst, kunstenaar en jeugd.

 

Meer als veertig kunstenaars hadden zich beschikbaar gesteld om met de deelnemers te praten en te debatteren over hun werk. Zo waren er o.a. de dichters Gabriël Smit, Guillaume van de Graft, en Gerrit Kouwenaar; de balletkunstenaar Hans Snoek; de architekt Jan Piet Kloos; de musici Wim Henz en Johan Patist; Bert Haanstra, A. v. Domburg en B.J. Bertina belichtten verschillende aspekten van de film en filmkritiek; de schildersgroep Atol was er, met ook een eigen tentoonstelling.

 

Men bezocht ook verschillende musea en tentoonstellingen. De programmakommissie onder leiding van Jan Bresser zorgde elke avond voor een biezondere afsluiting van de dag in de schouwburg of de koncertzaal. Daar genoot men o.m. van ‘De Wonderdoenster’ van William Gibson, ‘De Gecroonde Leersse’ van Michiel de Swaen, 't Jazzballet van Hans van Manen, 't Scapino Ballet, 'n koncert door 't Gelders Orkest en 'n optreden van Cilli Wang.

 

Het grote entousiasme over dit vijfdaagse feest met de Muzen en de jaarlijkse toename van 't aantal deelnemers mag gezien worden als een verzoek van de jeugd om van 't Jeugdfestival Velp een traditie te maken.

 

A. Vrienten

Literatuur

★ De Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen organiseerde van 4 tot en met 12 november ll. te Antwerpen in de stadsfeestzaal op de Meir voor de 25ste maal een ‘Boekenbeurs voor Vlaanderen’. In een kwarteeuw is deze boekenbeurs uitgegroeid tot een kulturele manifestatie, die ook in het buitenland aanzien verwierf. Ten bewijze de bijna 50.000 bezoekers in de tijd van een week. Het verraste ons aangenaam dit jaar voor het eerst ook het Zuidafrikaanse boek met een representatieve stand te bemerken. Op zondag 5 november had in de feestzaal een plechtigheid plaats, tijdens dewelke plaketten werden uitgereikt aan de laureaten van het ‘referendum der Vlaamse letterkundigen’. Laureaten van dit referendum, dat nu voor de derde maal werd ingericht, waren: J. Daisne (De Neusvleugel der Muze); A. Demedts (De Levenden en de Doden); H. Lampo (De komst van Joachim Stiller) en H. Vos (De zonen van Pepe Gimenez) voor de roman of de novelle. Voor het essay werden bekroond: mej. A. Deprez (Ed. du Perron. Zijn leven en werk); F. Baur (Albrecht Rodenbach. Zijn leven en persoonlijkheid); H. Teirlinck (Dramatisch Peripatetikon); H. Uyttersprot (Paul Van Ostayen en zijn proza); R. Verbeeck (De dichter Marsman) en A. Westerlinck (Wandelen al peinzend).

[pagina 62]
[p. 62]

★ Het was op 3 oktober dat Stijn Streuvels 90 jaar werd. Meer dan ooit tevoren werd de schrijver door zijn volk gevierd. Pers, radio en televisie brachten hem de hulde, waarop hij als groot kunstenaar en edel mens recht had. Doch belangrijker was nog het feit dat heel de jeugd van Vlaanderen in die hulde betrokken was. Op aandringen van het ministerie van Nationale Opvoeding en Kultuur werd immers een wedstrijd uitgeschreven voor de lagere en hogere cyclus van alle Vlaamse middelbare scholen met het doel de Prins der Vlaamse Letteren te huldigen. Alle leraren Nederlands werden ertoe uitgenodigd in de loop van de maand september een lesuur te wijden aan de figuur van Stijn Streuvels en zijn literair werk. De studenten van de hogere cyclus werd gevraagd een verhandeling over Streuvels te schrijven, met als titel: ‘Als de bakker gaat schrijven over de oogst’. Voor meisjes en jongens van de lagere cyclus bestond de opdracht uit het maken van een literair paspoort van Prutske. Hiermee werd bedoeld een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de persoon en het karakter van Prutske, zoals ze door Streuvels zelf werd beschreven in het gelijknamige boek. Bovendien werd de gehele Vlaamse jeugd, van welke leeftijd ook, verzocht een prentbriefkaart met een verjaardagswens naar de negentigjarige te sturen. Streuvels ontving reeds herhaaldelijk blijken van erkenning van zijn kunstenaarschap. Hij werd vier maal met een staatsprijs bekroond, is lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en doctor honoris causa van de Leuvense universiteit. Maar wij zijn ervan overtuigd dat hij tot op heden geen oprechter en algemener eerbewijs heeft ontvangen.

 

★ Reeds ontelbare keren werd in letterkundige kringen naar mogelijkheden gezocht om de grenzen van ons taalgebied te kunnen overschrijden. Als numeriek beperkte taalgroep zijn onze schrijvers inderdaad gehandicapt, wanneer zij op internationaal vlak de rol willen spelen die hun toekomt. Enkelen kozen zelfs het Frans om aan deze ban te ontsnappen en wisten inderdaad in het buitenland succes te halen. Er blijft natuurlijk nog de vertaling, maar dan rijst meteen de materiële moeilijkheid: de uitgever moet op de hoogte zijn van wat onze auteurs hem aanbieden kunnen. Het internationaal literair en toneelagentschap ‘Ilita’ uit Gent, heeft nu sinds een vijftal jaren die taak op zich genomen, in samenwerking met een bevoegde staf van adviseuren, vertalers en agenten verspreid over de grote taalgebieden. Dit instituut voor kulturele betrekkingen met het buitenland zal binnenkort, ter gelegenheid van zijn lustrumviering, een kongres beleggen over ‘De verspreiding van de Vlaamse literatuur in het Buitenland’. Tegelijkertijd zal een bibliografie van vertalingen uit de Nederlandse literatuur in België van de pers komen. In de voorbije vijf jaren werden door bemiddeling van Ilita 12 Vlaamse werken geplaatst in Duitse vertaling; 4 in het Franse taalgebied; 6 in het Angelsaksische; 2 in het Afrikaanse; 2 in het Hongaarse en zelfs 1 in het Chinese. Verder gaven tal van Vlaamse auteurs lezingen in het buitenland. Wij zijn ervan overtuigd dat de actie van Ilita zal bijdragen tot de erkenning van onze auteurs in vreemde taalgebieden en dat de uiteindelijke doorbraak van de Nederlandse literatuur in het buitenland meer dan ooit in het verschiet ligt.

J. Declercq

 

★ Op 5 oktober jl. was het 'n kwarteeuw geleden dat de dichter en romanschrijver Slauerhoff in Hilversum overleed. Ofschoon de schrijver altijd een duidelijke afkeer heeft getoond voor officiële samenkomsten, heeft de ironie van het lot gewild, dat hij op z'n vijfentwintigsten sterfdag heel officieel is herdacht.

 

In het bijzijn van veel autoriteiten en figuren uit de letterkundige wereld had op 5 oktober in de Hildebrandzaal van restaurant Brinkman in Haarlem de nationale herdenking plaats van hem die eens de regels schreef:

 
In Holland wil ik niet leven,
 
In Holland wil ik niet sterven...

A. Roland Holst, een van Slauerhoffs oudste en trouwste vrienden en voorzitter van het herdenkingskomitee sprak bij die gelegenheid het openingswoord. ‘Wij herdenken’, zo sprak hij, ‘'n dichter en schrijver, wiens blijvende waarde bepaald wordt door dat ene woord: onvervangbaar’. Hij bracht in herinnering hoeveel moeite het gekost heeft om de werken van Slauerhoff te verzamelen. Aan de heer K. Lekkerkerker, die zich ten aanzien van de uitgave van Slauerhoff z'n oeuvre onschatbare verdiensten verwierf, bracht hij z'n dank uit. Nadat Roland Holst zijn bij de dood van z'n vriend geschreven ‘In Memoriam’ had voorgelezen, werd de herdenkingsrede uitgesproken door een andere vriend van Slauerhoff: Arthur Lehning. Hij noemde Slauerhoff de grootste dichter van zijn generatie. Leven en werk waren bij Slauerhoff één; vandaar dat z'n intrigerende poëzie 'n uitgesproken autobiografisch karakter heeft. Wat voor Slauerhoff z'n dichtkunst geldt, gold ook voor z'n leven: hij was wispelturig en egocentrisch, maar in hoge mate menselijk. De patiënten die hij als scheepsarts op de verre oceaan-reizen verzorgde, droegen hem op de handen. Hij was vol tegenstrijdigheden, maar hij had de moed om in deze tegenstrijdigheden te leven. Onzekerheid was volgens Lehning een van de meest op de voorgrond tredende eigenschappen van Slauerhoff.

 

Na de toespraak werd A. Roland Holst het eerste eksemplaar aangeboden van de herdenkingsuitgave van de verzamelde gedichten van Slauerhoff. Hierna

[pagina 63]
[p. 63]

droeg Albert Vogel fragmenten voor uit Slauerhoffs roman ‘Het Verboden Rijk’ en deklameerde hij enkele karakteristieke gedichten. Tot besluit van de plechtigheid verrichtte Dr. J. Hulsker, voorzitter van het Nederlands Letterkundig Museum, het openingsceremonieel van de herdenkingstentoonstelling: ‘Logboek van Slauerhoff’, die in het museum ‘Het Huis van Looy’ wordt gehouden.

 

Slauerhoff werd op dezelfde datum eveneens herdacht in de burgerzaal van het raadhuis van Hilversum. 'n Broer van de dichter woonde met z'n vrouw de plechtigheid bij. Burgemeester Boot bood de familie Slauerhoff 'n afdruk aan van de overlijdensakte uit het Hilversumse bevolkingsregister. Hij achtte het typerend voor de dichter dat op deze akte staat vermeld: Overleden Boslaan 7, woonplaats onbekend. De herdenkingsrede werd hier gehouden door Prof. Dr. G. Stuiveling onder de titel: ‘Slauerhoff, de mens en zijn werk’. Stuiveling sprak over 'n bewogen bestaan en 'n vruchtbaar dichterschap. Het vaderland van de dichter was de zee, ofschoon die schreef: ‘Nergens vond ik vree / Op aarde niet en niet op zee’. Slauerhoff zocht volgens Stuiveling in z'n letterkundig werk de eeuwigheid; in de dichter woedde de doodsdrift. Zo was hij 'n slagveld. Maar in z'n poëzie heeft de levensdrift het gewonnen.

 

De deklamator Jaap Maarleveld droeg gedichten van Slauerhoff voor, terwijl het ‘Gaudeamuskwartet’ het muzikale gedeelte van het program verzorgde.

A. Claessens

 

★ Die Leeu van Vlaandere, die Afrikaanse vertaling van Hendrik Conscience se roman, staan nog steeds bo-aan die lys wat betref die verkope van boeke onder die Afrikaanse jeug. Dit is hoofsaaklik aan hierdie vertaling dat Afrikaanse uitgewers gedurende die tweede helfte van Julie planne begin maak het om hele reekse vertalings uit Vlaams aan te bied en dat daar tans in die land om die hoogste gebie word vir die voorreg om goeie Vlaamse boeke in Afrikaans te vertaal.

 

★ In Junie is 'n begin gemaak met 'n landswye letterkundige opinie-ondersoek in Suid-Afrika om vas te stel watter Vlaamse, Noord-Nederlandse en Afrikaanse prosaskrywers die gewildste onder die Afrikaanssprekende publiek is.

 

Die bedoeling van die ondersoek is onder meer om 'n idee van die Afrikaanse leser se smaak te vorm met die oog op die vertaling van Vlaamse romans in Afrikaans by wyse van 'n eerste stap om die bree Afrikaanse publiek beter vertroud met die Suid-Nederlandse letterkunde te maak. Op dieselfde grondslag kan dan ook Afrikaanse romans in Nederlands vertaal word vir sowel die Noord- as die Suid-Nederlandse breë publiek.

Einde Julie het Stijn Streuvels (in die afdeling Vlaamse romans) aan die kop geloop met ‘De Vlaschaard’ (35 punte), Felix Timmermans met ‘Pallieter’ was tweede met 15 punte en ‘Joachim van Babylon’ het Marnix Gijsen die derde plek met 14 punte besorg.

Die letterkundige ‘Gallup’ sal eers einde Desember afgesluit word.

Inmiddels het dr. Maria Hugo begin met die vertaling van Streuvels se ‘Kerstekind’ in Afrikaans.

Besondere waardering bestaan in Suid-Afrika jeens die Belgiese kulturele attaché, mnr. L. Vandenbrande, vir die ywer wat hy - nie ten opsigte van die ‘Gallup’ alleen nie, maar ook vir beter verstandhouding en nouer betrekkinge tussen Vlaminge en Afrikaners - aan die dag lê. In hom het ons vir die verandering 'n Belgiese amptenaar wat nie Anglofiel is nie en nie sy kennis van Engels probeer verbeter deur in die taal met Afrikaners te praat nie.

L. Schultz

 

★ In het kader van het weekend der Nederl. Hervormde wijkgemeente van de Sint-Laurenskerk te Rotterdam, op 7 en 8 okt. jl. in het conferentieoord ‘De Tempel’ te Overschie gehouden, sprak Prof. Dr. H. van der Merwe Scholtz, hoogleraar in de Zuidafrikaanse taal en letterkunde te Amsterdam, over ‘Suid-afrikaanse religieuze poëzie’. Tijdens deze lezing, die door de aanwezigheid van Z. Exc. de ambassadeur van de Unie van Zuid-Afrika en mevrouw Rust bijzonder reliëf verkregen had, noemde de spreker drie aspecten voor de godsdienstige dichtkunst in zijn land toonaangevend: het landschap, de taal en het nationaal bewustzijn. Voor het eerste aspect gaf hij enige overtuigende voorbeelden uit Totius' Psalmberijming en herinnerde hierbij aan de uitspraak van de Vlaamse dichter Cyriel Verschaeve, dat het landschap in Zuid-Afrika zoveel trekken gemeen heeft met dat van het oude Israël.

De beide andere aspecten werden uitvoerig geïllustreerd door passages uit het werk van Nicolaas van Wijk Louw en D.J. Opperman. Vooral het laatste bleek duidelijk te spreken uit Opperman's gedicht over Gideon Scheepers, een Kaapse boerenzoon, die in de Boerenoorlog door de Engelsen gefusilleerd zou zijn, maar die in de gedachten van vele Afrikaners als een welhaast mystieke figuur voortleeft.

Van de gelegenheid Prof. Van der Merwe vragen te stellen werd dankbaar gebruik gemaakt. Zo kwamen er o.a. vragen over de ouderdom van de Zuidafrikaanse literatuur, over de plaats van de dichteres Elisabeth Eybers in de godsdienstige poëzie van haar land, over experimentele poëzie in Zuid-Afrika en

[pagina 64]
[p. 64]

over de grote verschillen in kwaliteit tussen poëzie en proza in de jonge Zuidafrikaanse letterkunde. Op deze laatste vraag antwoordde de spreker zeer gevat, dat Afrikaners en Nederlanders in dit opzicht tegenover de Vlamingen staan. Laatstgenoemden schrijven voortreffelijk proza, maar in de poëzie hebben doorgaans de eersten topprestaties geleverd.

Het was van de kerkeraad van bovengenoemde wijkgemeente, en in het bijzonder van zijn voorzitter Ds. G.J.H. Gijmink, een gelukkige gedachte dit literaire contact met Zuid-Afrika te verwezenlijken. Nu in deze tijd velen uit eenzijdige overwegingen de banden met onze Afrikaanse stamverwanten maar liefst zo snel mogelijk zouden willen verbreken, mag iedere versterking van die banden als nuttig en noodzakelijk gezien worden voor ons gemeenschappelijk cultureel erfgoed.

Dr. A. de Vin

 

★ In de Handelsbeurs te Gent werd van 14 tot en met 22 oktober de vijfde ‘Internationale Boekenbeurs’ ingericht. Op deze boekenbeurs waren meer dan 15.000 boeken van alle genres uitgestald door een honderdtal binnen- en buitenlandse uitgevers. In het kader van deze boekenbeurs richtte de provincie Oost-Vlaanderen een reeks kulturele manifestaties in. De stad Gent verleende eveneens haar medewerking met haar tweede ‘Gentse Literaire Beurs’, waarop een 27-tal auteurs uit het Gentse hun werken tekenden. Tijdens de openingsplechtigheid werden, in aanwezigheid van talrijke personaliteiten uit de kulturele wereld, toespraken gehouden door de heer François, voorzitter van de ‘Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen’ en door vertegenwoordigers van stad en provincie. Op woensdag 18 oktober lazen Ernest Claes en Paul Lebeau voor op de literaire schoolnamiddag in de salons van de opera. Donderdag 19 oktober had een literaire avond plaats. Bernard Kemp en Hubert Lampo verklaarden het standpunt van de moderne auteur en hun houding tegenover de moderne letterkunde. Verder werden Jos de Haes en Anne Dellaert door Hubert van Herreweghen geïnterviewd, waarna Hubert Lampo de schrijvers Ivo Michiels en Ward Ruyslinck aan de tand voelde. Op zondag 22 oktober was er ten slotte een studiedag voor bibliothekarissen en 's namiddags een ‘literair tafelgesprek’ met Gerard Walschap en André Demedts. Wij willen hierbij nog vermelden, dat dit werkelijk de enige ‘internationale’ boekenbeurs is in ons land en dat er een speciale stand voorzien was voor ‘Jonge Vlaamse schrijvers’, die de laatste vijf jaar debuteerden.

 

★ Op zondag 22 oktober vierde de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde te Gent de vijfenzeventigste verjaardag van haar stichting. Vele belangrijke personaliteiten, waaronder de heer en mevr. H.F. van den Broeck en de heer J.M. Westen van de ambassade van Nederland, de heer J.C. Lötter, van de ambassade van Zuid-Afrika, woonden de feestzitting bij. Vooreerst werd hulde gebracht aan de overleden secretarissen Dr. Leo Goemans en Dr. Cyr. De Baere, en tevens aan de bijzonder verdienstelijke leden J. Van Mierlo, Stijn Streuvels en Maurice Gilliams. Prof. J.C. Brandt Corstius, van de Universiteit van Utrecht, behandelde vervolgens de figuur van Willem De Clercq als literatuur-historicus en comparatist in het Nederland van de eerste helft van de 19e eeuw. Hierop volgde de prijsuitreiking door minister Van Elslande. De prijs voor Taalkunde ging naar de heer Clément Vanwonterghem voor zijn studie: ‘De mijnwerkerstaal in Belgisch Limburg’. Pater Jozef Boets verwierf de prijs voor Letterkunde met zijn verhandeling: ‘Moderne theorieën in verband met klankexpressie’. Dezelfde prijs werd toegekend aan Walter Gobbers voor zijn werk ‘Jean-Jacques Rousseau in Holland’. Ten slotte verwierf Jos Vandeloo met zijn roman ‘De Muur’ de prijs voor het proza.

J. Declercq

 

★ Sinds 1947 kent de Jan-Campertstichting te 's-Gravenhage jaarlijks een literaire ‘prijs om het meesterschap’ toe: de Constantijn-Huygensprijs. In het verleden werd deze hoge onderscheiding o.a. verleend aan P.N. van Eyck (1947), A. Roland Holst (1948) en J.C. Bloem (1949).

 

Dit jaar is de Constantijn-Huyghensprijs, groot f 3000, -, toegekend aan Simon Carmiggelt voor zijn gehele oeuvre. Het feit dat Carmiggelt mèt Godfried Bomans tot de weinige Nederlandse schrijvers behoort die voor een breed publiek schrijven, verklaart de grote bijval die de toekenning van deze onderscheiding kende.

Simon Carmiggelt beschouwt zichzelf als een journalist; de krant is zijn werkterrein. Het ‘oeuvre’ van deze in 1913 geboren Hagenaar bestaat uit korte humoristische schetsen, die hij al 25 jaar lang met vaste regelmaat in een krant laat verschijnen. Sinds 1945 ruimt het Amsterdamse dagblad ‘Het Parool’ dagelijks een vaste plaats in voor het kursiefje van ‘Kronkel’.

De ‘kronkels’ hebben altijd niveau. De stijl ervan is eenvoudig. Ze zijn geschreven door een toeschouwer, die het vreemde gedrag, de eigenaardigheden en tekortkomingen van kinderen, volwassenen, huisdieren en van zichzelf op de korrel neemt. Zijn warme menselijkheid, zijn humoristische blik op de alledaagse dingen en zijn zelfironie stempelen hem tot een groot schrijver, die door vrijwel iedereen gewaardeerd wordt.

Regelmatig laat Carmiggelt in kleine bundeltjes bloemlezingen uit zijn kursiefjes verschijnen, o.a. ‘Honderd dwaasheden’ (1946), ‘Klein beginnen’ (1950),

[pagina 65]
[p. 65]

‘Poespas’ (1952) en in pocketvorm ‘Honderd dwaasheden’ (1960). Onder het pseudoniem Karel Bralleput publiceerde hij ook enkele bundeltjes met ironische gedichten.

 

★ Op de jaarvergadering van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden zijn weer een aantal nieuwe leden gekozen. Hieronder bevinden zich enkele buitenlanders met grote verdiensten voor de kennis en verspreiding van de Nederlandse taal en kultuur in den vreemde: Dr. F. Gorissen, de Kleefse historikus en stadsarchivaris, die als de grootste kenner van de Nederrijn geldt, en Magister Kare Langvik Johannessen, lektor Nederlands aan de Universiteit van Oslo en schrijver van een dissertatie over ‘Het bijbelse drama vóór Joost van den Vondel’. Andere vooraanstaande, nieuwe buitenlandse leden van de Maatschappij zijn: Dr. H.G. Koenigsberger in Londen, Prof. Dr. H.J.J.M. van der Merwe in Pretoria en Prof. Dr. Carlo Tagliavini te Bologna.

Tot ereleden van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde zijn benoemd: Mej. D.M.E. Kronenberg, de internationaal vermaarde samenstelster van de ‘Nederlandse bibliografie van 1500-1540’, die onlangs ter gelegenheid van haar 80ste verjaardag gehuldigd werd, en Prof. Dr. Theodor Frings te Leipzig, die van 1917 tot 1927 als ‘ausserordentlicher Professor’ voor Nederlands en Nederduits aan de Universiteit van Bonn werkte en er de studie van de neerlandistiek tot hoge bloei bracht. Prof. Frings geldt als een autoriteit op het gebied van de Middelnederlandse literatuur.

F. Niessen

 

★ Op 9 november jl. is de Nederlandse schrijver Antoon Coolen te Waalre, nabij Eindhoven, overleden. Antoon Coolen werd op 1 april 1897 geboren. Hij was aanvankelijk journalist maar wijdde zich vanaf 1932 volledig aan de letterkunde. In 1930 werd Coolen onderscheiden met de Van der Hoogt-prijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. De auteur is - naast verschillende andere bekroningen - ook de Joost van den Vondel-prijs van de stad Hamburg ten deel gevallen.

Naast romans heeft Coolen ook nog enkele toneelstukken en sprookjes op zijn naam. Het foto-boek dat hij over Stijn Streuvels samenstelde en van kommentaar voorzag naar aanleiding van de negentigste verjaardag van zijn grote vriend, is zijn laatste publikatie. Wij huldigen in hem een goed en edel mens die met zijn werk de lezer beter maakte. De kritiek was hem echter niet altijd gunstig gezind. Hij genoot een grote bekendheid in Nederland en Vlaanderen en zal graag gelezen blijven als uitbeelder van het plattelandsleven van zijn streek.

Zijn toneelwerken werden de jongste tijd met veel sukses opgevoerd in Frans-Vlaanderen. Dit tijdschrift heeft niet tevergeefs beroep gedaan op zijn medewerking voor het samenstellen van een Streuvels-nummer in december 1960. Hij volgde met belangstelling de aktie voor het Nederlands in Frans-Vlaanderen en het maakte hem gelukkig dat zijn werk in staat bleek onze Fransvlaamse taalgenoten te ontroeren.

Antoon Coolen blijft voor ons een edel en goed mens, de schrijver van romans en toneelwerken die nog lang zullen ontroeren en boeien.

J. Deleu

Toneel

Bij gelegenheid van de zeventigste verjaardag van Nederlands grootste toneelspeler, Albert van Dalsum, stelde de gemeente Amsterdam in 1959 een naar hem genoemde toneelprijs in. Deze prijs wordt beschikbaar gesteld voor de beste rolprestatie van een Nederlands akteur of aktrice in een werk van een Nederlandstalige toneelschrijver.

Dit jaar is de ‘Albert van Dalsumprijs’ toegekend aan de aktrice Elly van Stekelenburg, die verbonden is aan de Arnhemse toneelgroep ‘Theater’. Een interessante biezonderheid is, dat zij de onderscheiding kreeg voor haar spel in een toneelstuk, dat in Vlaams-Nederlandse samenwerking ontstond; namelijk voor haar rol als de weduwe Lauwereyssen in de toneelbewerking die Manuel van Loggem maakte van de novellen ‘Lijmen’ en ‘Het Been’ van Willem Elsschot.

F. Niessen

Muziek

★ De 29-jarige solocellist van het Radio Filharmonisch orkest, Jean Decroos, heeft in Tel Aviv de tweede prijs behaald op het Pablo Casals-concours voor celli. Op deze wedstrijd, waaraan 44 kandidaten deelnamen, werd geen eerste prijs uitgereikt. Decroos werd bij het musiceren begeleid door z'n vrouw, de pianiste Danielle Dechenne.

Het is niet de eerste keer dat deze Nederlandse musikus bekroond is met 'n buitenlandse onderscheiding. Toen hij in 1952 afstudeerde aan het Konservatorium van Genève vertrok hij daar met de eerste prijs. Samen met z'n vrouw kreeg hij in 1959, ook in Genève, de eerste prijs voor duo op 'n internationaal cello-concours.

A. Claessens

 

★ Gedurende drie volle weken, meer bepaald van 26 augustus tot en met 15 september, ging te Gent het internationaal muziekfestival door. Toen de inrichters dit initiatief tot stand brachten stonden zij voor de moeilijke opgave aan het festival een eigen karakter te geven en toch te zorgen dat dit festival aan degelijkheid voor de buitenlandse festivals niet zou moeten onderdoen.

[pagina 66]
[p. 66]

Om aan deze noodzakelijkheid tegemoet te komen werd Gent in het buitenland gepropageerd als de stad van Keizer Karel, een figuur die, als de eerste vader van een verenigd Europa, geweldig tot de verbeelding der buitenlanders spreekt. Om dit festival een goede weerklank te doen vinden was het tevens nodig een aantal indrukwekkenue buitenlandse namen aan het Gentse festival te verbinden. Anderzijds hebben de inrichters naast buitenlandse uitvoerenden uit Nederland, Duitsland, Frankrijk, Spanje en Oostenrijk ook eigen kamermuziek-ensembles, eigen solisten, en eigen symfonieorkesten in het algemeen programma ingeschakeld. De buitenlandse gasten werden daarbij door onze eigen talenten bijgestaan. Aldus vonden de eigen aard, de eigen kunst, de eigen kunstenaars in dit muziekfestijn hun glansrijke weerspiegeling. De verschillende concerten, die bijna dagelijks in een van de zalen van het Stadhuis, de Kathedraal, de Opera, de Nederlandse Schouwburg, de Bijloke-abdij of op het Sint-Baafsplein plaats hadden, waren zo ingedeeld, dat bij begin en einde eigen muziek en eigen krachten de internationale kern omkaderden. De eerste week was uitgebouwd als een ‘historisch festival’. In de historische zalen van Gent werden de doop van Keizer Karel en concerten aan de hoven van Lodewijk XIV, Maria Theresia en Ferdinand van Aragon uitgebeeld. Op deze manier kregen de bezoekers de gelegenheid aan te sluiten met het historisch en muzikaal verleden van Vlaanderen. Het slotconcert was gewijd aan Vlaamse hedendaagse componisten en was meteen een schitterende apotheose van dit festival. Op het programma stonden o.m. ‘De boer die sterft’ van Victor Legley, waarbij de toneelacteurs Paula Semer en Herman Niels eveneens medewerkten; en als ander groot werk, het internationaal bekroonde ‘De verzoeking van Sint Antonius’ van Louis De Meester, met eigen Vlaamse solisten. Wij zijn ervan overtuigd, dat hiermee duidelijk bewezen werd dat de Vlaamse kunstenaars een eigen en belangrijke plaats innemen in de Europese muziekliteratuur.

J. Declercq

 

★ De stichting ‘'s Hertogenbosch Muziekstad’ organiseerde begin september voor de achtste keer het Internationale Vocalistenconcours in Den Bosch.

 

Zeventig deelnemers uit 19 landen dongen mee naar de prijzen. De jury, die o.a. bestond uit Manus Willemsen, voorzitter, Hélène Bouvier, Frans van Amelsvoort, Lode Devos, Roy Henderson, Frans Vroons, riep de Amerikaanse negerzanger Thomas Carey uit tot ‘beste vocalist van het concours’. Hij kreeg ook de eerste prijs in de afdeling bassen en baritons en de prijs van de Nederlandse Opera.

 

Andere eerste prijzen gingen naar de Hongaarse tenor Alfons Bartha en de Australische alt Yvonne Minton.

 

Van de Nederlandse deelnemers kreeg Karin Ostar een tweede prijs, en de sopraan Maria Magnée ontving de aanmoedigingsprijs van de Maatschappij van de Toonkunst.

Bizonder kunstzinnig was de begeleiding van de drie aan het concours verbonden pianisten George van Renesse, Gérard van Blerck en Leo Driehuis.

 

Burgemeester Lambooy van Den Bosch reikte aan de in totaal acht bekroonde deelnemers de prijzen uit.

 

Op 12 september werd het concours besloten met een presentatie van de zangers en zangeressen met het beste stemmateriaal, de beste stemvorming en -beheersing, begeleid door het Brabants Orkest o.l.v. Hein Jordans. De Italiaanse Olga Maddalena, tweede prijs-winnares, zong hier met zo'n intense overgave en gloed haar aria, dat zij door de ovaties van het entoesiaste publiek werd gekozen als de beste artieste van het concours 1961.

A. Vrienten

 

★ De dertien grote orkesten die Nederland rijk is, hebben hun programma's voor het nieuwe seizoen aangekondigd. Ook dit jaar worden er verschillende werken van Nederlandse komponisten uitgevoerd.

 

Het Concertgebouworkest brengt onder andere de Partita van Hans Henkemans. Het programma van het Utrechts Stedelijk Orkest vermeldt de tweede Symfonie van Hendrik Andriessen en de Heroïsche Ouverture van Henk Badings. Veel aandacht aan moderne Nederlandse komponisten besteedt dit jaar het Overijssels Philharmonisch Orkest. Het brengt onder meer werken van Marius Flothuis en van Lex van Delden. Het Limburgs Symfonie-Orkest begon dit seizoen met een kompositie van Sweelinck ‘Mein junges Leben hat ein End’, die door Jan Mul voor orkest bewerkt werd. Werken van Matthijs Vermeulen staan op het repertoire van het Noordhollandse Philharmonisch Orkest.

 

De Nederlandse Opera tenslotte zal het komende voorjaar Philomela van Andriessen ten gehore brengen.

 

★ In mei van het volgend jaar zal het 400 jaar geleden zijn dat de grote Nederlandse komponist, organist en muziekhistorikus Jan Pietersz. Sweelinck in Deventer geboren werd.

 

Sweelinck sluit de periode af die in de muziekgeschiedenis als de Nederlandse aangeduid wordt. Nederlandse komponisten, vooral afkomstig uit de zuidelijke gewesten, maken zich in de 15e en 16e eeuw de kontrapuntische kompositietechniek eigen en ze bereiken daarin een synthese tussen de cantus-firmusstijl en de strenge imitatie.

 

Met Sweelinck eindigt de reeks beroemde

[pagina 67]
[p. 67]

namen in de Nederlandse polyfonie, waarin die van Obrecht, Josquin des Prés, Clemens non Papa en Orlando di Lasso naar voren springen.

Meer nog als door zijn vokale komposities is Sweelinck van belang om z'n orgelwerken. Als organist van de oude kerk in Amsterdam telde hij onder zijn leerlingen veel Duitsers. In Duitsland wordt Sweelinck om z'n komposities op dit gebied beschouwd als de vader van de orgelkunst en als de rechtstreekse voorloper van Johann Sebastiaan Bach. Ter viering van Sweelinck z'n geboortedag zal er van mei tot september een grootse herdenking plaatsvinden. De feestelijkheden beginnen in de Lebuïneskerk in Deventer, waar de komponist vooral als schrijver van orgelmuziek herdacht zal worden. Een belangrijk gedeelte van de viering zal over de radio worden uitgezonden, onder andere in samenwerking met de Noord-Duitse radio.

J. van Alphen

★ Het Operaleven te Antwerpen kreeg nieuw bloed toegevoegd dank zij de aanstelling van Renaat Verbruggen tot direkteur. Het programma onderging enkele markante wijzigingen, maar vooral werd het operapubliek weer naar de ‘stal’ gebracht. Inderdaad de stichting ‘Lyrica’ slaagde er in de afgedwaalde getrouwen verspreid over niet minder dan drie groepen, te hergroeperen binnen haar schoot. Sedertdien beijvert Lyrica zich om allerlei kunstaktiviteiten in de marge van het eigenlijke Operaleven te bundelen ten behoeve van haar leden. Een sfeer van vertrouwen en ontspanning schijnt reeds nu onder de operabezoekers te heersen. De gezondmaking van de operazieke begint inderdaad in de hoogste kringen en bij... het publiek.

W. Geerts

Tentoonstellingen

★ Op Maandag 24 Julie het die jong Vlaamse skilderkunstenares, Rose-Marie Laconte (tans mevr. Dely) haar debuut in Suid-Afrika gemaak met 'n tentoonstelling van stillewens, van portrette en Vlaamse, Kongolese en Suid-Afrikaanse landskappe. Die tentoonstelling is in die kunssaal Ateljee-101 in Johannesburg angebied. Haar werk is besonder goed deur die kritici hier ontvang en daar word baie van haar verwag. Sy is as 'n aanwins vir die Suid-Afrikaanse skilderkuns bestempel.

Rose-Marie Laconte het Suid-Afrika drie jaar gelede besoek, slegs op deurreis. Haar kuiertjie het 'n permanente karakter aangeneem want sy woon sedertdien met haar eggenoot op Boksburg, enkele myle buite Johannesburg. Boksburg, terloops, is vernoem na E. Bok, een van die Nederlanders wat Paul Kruger se regterhand geword het.

L. Schultz

★ In het Kultureel Centrum te Ukkel werd in september het ‘Salon van de Vlaamse Humor’ gehouden. Tien jaar geleden nam de Vlaamse Toeristenbond (VTB) dit initiatief. Toen waren er slechts vijf deelnemers. Thans kon VTB-voorzitter Drs. Jozef van Overstraeten vaststellen dat ruim dertig humoristische tekenaars hun werk ten toon stelden.

Het peil van de tentoongestelde cartoons was zeer hoog, waaruit blijkt dat de Vlaamse cartoonisten meer en meer de artistieke mogelijkheden van het genre begrijpen.

Een dergelijke hoogstaande tentoonstelling ware twintig jaar geleden in Vlaanderen volstrekt onmogelijk geweest. Thans is het ‘Salon van de Vlaamse Humor’ dat ook in Brussel, Antwerpen en nog op andere plaatsen zal gehouden worden, synoniem aan het worden van de Vlaamse zelfspot, een verworvenheid van een volwassen volk.

J. Deleu

 

★ Op 10 september werd in het Singer Museum in Laren de tentoonstelling gesloten van ‘Nederlandse Primitieven uit Nederlands particulier bezit’: 155 schilderijen, houten beelden, gebrandschilderde ramen en handschriften, ontstaan tussen 1430 en 1560. Als we deze ekspositie vergelijken met de grote tentoonstellingen die de laatste jaren in België en Nederland over dit onderwerp zijn gehouden, dan maakte deze geen grootse indruk. Maar we moeten dan wel onmiddellijk bedenken dat de meeste van de in Laren tentoongestelde kunstwerken in huis- en eetkamers plegen te hangen; wel 'n bewijs dat het hier met het privébezit van primitieven nog niet zo slecht is gesteld. 'n Aantal mooie schilderijen maakte 'n bezoek aan het museum voor de liefhebber beslist tot 'n genot. Ik noem alleen maar 'n ‘Madonna met kind en engelen in landschap’ van Gerard David, dat vroeger op naam van Hans Memlinck stond, 'n piéta van Quinten Metsijs, 'n madonna van de Meester van het Geborduurde Lover, 'n interessant zelfportret van 'n onbekende Nederlandse of Duitse meester, twee uitstekende Scorels en 'n zestal panelen van de Zuidnederlander Henri met de Bles.

Kunsthistorisch mag deze tentoonstelling 'n belangwekkende manifestatie heten. Zoals bekend is er nog veel waarover men bij de laat-middeleeuwse beeldende kunst volkomen in het duister tast. Typerend hiervoor is het feit dat op deze tentoonstelling negentien van de zestig vertegenwoordigde schilders alleen maar 'n ‘noodnaam’ droegen en er dertien helemaal geen naam hadden. De katalogus voor deze interessante tentoonstelling stelde enigszins teleur: hij was vaak oppervlakkig en op sommige punten onvolledig.

A. Claessens

 

★ Bijna alle werken van Pieter Janszoon Saenredam werden bijeengebracht

[pagina 68]
[p. 68]

op de unieke tentoonstelling in het Utrechtse Centraal Museum, najaar 1961. Saenredam (1597-1665) werd in Assendelft geboren. In Haarlem, waar hij bijna zijn hele leven werkte, was hij leerling van Frans de Grebber. Een aantal van zijn belangrijkste werken ontstonden in 1636 tijdens een verblijf in Utrecht. Dat deze tentoonstelling - de eerste en waarschijnlijk de laatste van bijna alle werken van de schilder-graveur - in Utrecht plaats vindt, is dan ook alleszins begrijpelijk.

 

Welke dodende invloed het Hollandse Kalvinisme ook op de kunst in de Noordelijke Nederlanden gehad heeft, het riep daarnaast de zuivere aandrift wakker tot de kunst die zich toespitst in het scheppen en vormgeven van ruimte die in Saenredam een van haar grootste beoefenaars vond. De Kalvinistische ascese, afkerig van het uitbeelden van levende wezens, bijna uitsluitend zich beperkend tot architektonische kunst, dwong de schilder Saenredam tot het kiezen van motieven die én aan zijn persoonlijke aandrift én aan zijn Kalvinistische geloofsovertuiging beantwoordden. Hij werd de schilder van kerkinterieurs.

 

Een belangrijk aandeel in deze keuze had zijn vriend, de bouwmeester-schilder Jacob van Campen. Mogelijk is ook zijn eigen lichamelijke misvormdheid mede oorzaak geweest van zijn voorkeur voor de zuivere strakke vormen die hij uitbeeldde. In de tentoongestelde werken lijkt Saenredam meer te verzwijgen dan weer te geven. In zijn schilderijen en tekeningen bereikt hij een bijna mystieke puurheid die bij uitstek suggestief werkt. Het geheim van zijn kunstenaarschap is, dat hij door het uitbeelden van de naakte ruimte, Gods aanwezigheid daarin zo duidelijk voelbaar weet te maken.

 

★ In het Stedelijk Museum van Amsterdam werd dit najaar een grote overzichtstentoonstelling gehouden van werken van A.C. Willink. Carel Willink wordt gewoonlijk tot de magisch-realisten gerekend. Zijn werk is geworteld in de aktuele levensomstandigheden. Vanuit een pessimistisch levensbesef schept Willink in zijn schilderstukken de voor hem enig mogelijke realiteit in een chaotische wereld. Met fotografischnauwkeurige zekerheid registreert hij zijn levensvisie. Angstaanjagend precies schept hij gestalten onder dreigende onweersluchten en tussen vergane resten van oude beschavingen.

 

Willink heeft een sterk historisch bewustzijn en daarnaast een duidelijk noodlotsgevoel ten aanzien van de eigen tijd. Maar het historische boeit hem alleen als tegenstelling tot het aktuele; zijn verhouding tot beide is sceptisch. Na als abstrakt schilder gewerkt te hebben ging de in 1900 geboren Willink, na studies in Parijs, over tot een zakelijk realisme. In zijn pogingen om de werkelijkheid zo exakt mogelijk weer te geven - naar zijn opvatting de enigste mogelijkheid de kern ervan te raken - ontdekte hij zijn verwantschap met Sartre.

De tentoonstelling in Amsterdam toont duidelijk aan dat Willink zich na de tweede wereldoorlog nieuwe elementen verworven heeft. In zijn meest recente werken speelt het fantastische een grotere rol als in zijn vroegere schilderstukken, terwijl ook de spanningsintensiteit toeneemt. Hij blijft zoeken naar een werkelijkheid die wààr is. In zijn uiterst nauwkeurige portretten streeft hij naar een weergave van de persoonlijkheid. In zijn werken, die nu drie zalen van het Stedelijk Museum vullen, komt hij naar voren als een schilder van groot formaat.

J. van Alphen

 

★ Te Antwerpen vond de 6e Biënnale voor Beeldhouwkunst plaats in het Openluchtmuseum Middelheim. Tengevolge van organisatorische moeilijkheden moest afgezien worden van het idee de nadruk te leggen op een kennismaking met de skulptuur uit Latijns-Amerika en uit de States. Het werd een heruitgave van de klassieke Biënnales, met een beetje de nadruk op Benelux. Onder de belgen, moet men de namen onthouden van Mark Macken, Guy Maclot, J. Ghijsels en K. van Nuffel. Alles bij elkaar geen verrassingen dit jaar.

 

★ In het Begijnhof te Hasselt werden ruim 200 voorwerpen bijeengebracht onder het motto: ‘Duizend jaar kerkelijke kunst in Limburg’. Uit de tentoongestelde voorwerpen bleek duidelijk de superioriteit van de Maaslandse kunst in de bloeitijd der middeleeuwen. Wij onthouden vooral de ivoren snijwerkstukken uit de Tongerse schatkamer, de merkwaardige boekverluchtingen, het enig kapiteel uit de St.-Trudoabdijkerk en het oudst-gekende Mariabeeld uit de kerk van Gorsum. Daarnaast nog de oudst gedateerde schildering op hout in de Nederlanden, de rijf der H. Odilia, made in 1292!

 

★ Mechelen had er aan gehouden vier eeuwen kerkgeschiedenis van het Bisdom aan het publiek te tonen. Deze merkwaardige tentoonstelling is een groot sukses geworden die een omvangrijke kollektie, ook afkomstig uit partikuliere bezittingen, bijeen had gebracht in 3 afdelingen: een eerste gewijd aan Kardinaal Granvelle en zijn Renaissance-omgeving, een tweede in het licht van de zestien kerkvoogden die elkaar hebben opgevolgd te Mechelen, en de derde in het teken van de Mechelse kunstuitingen en vooral van de beeldhouwkunst van 1400 af. De tentoonstelling was de derde in een reeks waarin de eerste het gerechtelijk verleden van Mechelen voorstelde, en de tweede het politiek verleden.

W. Geerts


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Josef Kempen

  • Frits Niessen

  • A. Vrienten

  • J. Declercq

  • Anton Claessens

  • L. Schultz

  • A. de Vin

  • Jozef Deleu

  • Joost Geeraedts

  • J. Kempen

  • J. van Alphen